Auteur: Annette Evertzen
Joodse oorlogsslachtoffers, geboren te Borne
In dit hoofdstuk worden de Joodse oorlogsslachtoffers besproken die in Borne zijn geboren, maar er niet meer woonden toen de deportaties begonnen. Gaat het om personen die tijdens de oorlog nog familieleden in Borne hadden, dan wordt over hen geschreven in de hoofdstukken over de betreffende families.
- De familie Lievenboom
Izak Lievenboom (geboren rond 1785 te Liechtenstein, in de Bohemen (Tsjechië) en Lena van Duveen/Tovein (uit Den Ham) krijgen drie kinderen: Philip (1826-1884), Betje (1828-1879) en Levie (1830-1922). Lena sterft in 1831 en Izak hertrouwt met Henriette Cohen.
Betje en Philip trouwen niet en blijven in het ouderlijk huis wonen, maar na de dood van zijn zus Betje gaat Philip bij zijn broer Levie wonen.
Betje, Philip en Levie liggen in Borne op de Joodse begraafplaats begraven. Op de grafsteen van Levie staat onder meer:
41 jaar was hij leider en opzichter van de heilige gemeente hier en 63 jaar was hij penningmeester van de vereniging “Talmoed Tora” en ook verrichtte hij eredienst door voorlezer [uit de Torarol] te zijn hij ging naar zijn vaderen in hoge ouderdom.
De kinderen van Levie en Theresia zijn:
Van de tien kinderen blijven er zeven alleenstaand, alleen Izak, Sara en Lena trouwen. Emilius, Barend, Rudolf, Emma, Lea en Herman bewonen met zijn allen villa ‘De Boom’, aan de Oude Deldensestraat.
Izak, de oudste, trouwt met Marianne Duparc. Ze gaan in Enschede wonen, waar hij in 1934 sterft. Zijn vrouw Marianne overlijdt in 1942 en is begraven op de Joodse Begraafplaats in Enschede. Hun beide kinderen – Bella en Lo- hebben de oorlog overleefd.
De oudste dochter Sara trouwt in 1891 met Nathan Overweg. Ze gaan in Assen wonen. Sara komt met haar man en hun kinderen Theresia Henriëtte en Leonard in Auschwitz om. De zonen Israël en Bertus overleven de oorlog. Israël trouwt met zijn nicht Bella Lievenboom.
Lena Lievenboom trouwt met Levi Haas, die in Strijen geboren is. Tijdens de oorlog is ze waarschijnlijk weduwe. Ook zij komt ook in Auschwitz om.
Albert vertrekt naar Enschede en is daar initiatiefnemer en grondlegger van de bioscoop Alhambra, de oudste bioscoop van Nederland. Na hem zitten nog twee generaties als exploitant op de bioscoop: zijn neef Lo en diens dochter.
De Lievenbooms die in Borne wonen, hebben een confectiefabriek aan de Grotestraat. Hier wordt werkkleding in allerlei soorten en maten machinaal geknipt en genaaid. De fabriek brandt in 1945 af.
Barend is tot zijn overlijden in 1939 voorzitter van de Nederlandsche Israëlitische gemeente en van het Joodsch Vluchtelingencomité.
Tijdens de oorlog wonen de vrijgezelle broers Emilius (Miel) en Herman met hun zusters Emma en Lea in hun Bornse villa. Hun broers Rudolf en Barend zijn dan al overleden.
De Lievenbooms verhuizen in 1940 tijdelijk naar Heemstede. Het verhaal gaat dat de Emma, Lea en Herman in Helmond in een nonnenklooster onderdoken. Emilius is kort daarvoor in Heemstede overleden.
De anderen komen na de oorlog terug, Emma woont nog tot haar dood in 1969 in Borne.
De familie Lievenboom leeft in de herinneringen voort. Ze hebben indruk gemaakt door het vrijgezel zijn, hun wandelingen en hun orthodoxe geloof:
Lievenboom leefde geïsoleerd. Allen waren ongehuwd. Ze stonden los van de bevolking… De Lievenbooms waren altijd in huis. Je kwam er nooit binnen… De Lievenbooms waren met zijn vieren, ze wandelden altijd door het dorp op sabbat… de Lievenbooms wandelden altijd op sabbat. Ze hadden bij het wandelen een muskusgeur. Zoals na het scheren, iets van Tabac of zoiets. En dat stonk van hier tot Hengelo. Joden hadden altijd iets van dat spul. Wandelen dus. Maar ze mochten Borne niet uit… De familie Lievenboom waren gedegen Israëlieten… Lievenboom was wel orthodox in doen en laten en ging dus wel regelmatig naar de synagoge… Het meest orthodox waren de mensen van Lievenboom… Lievenboom zag je vaak naar de synagoge gaan en hij was apart gekleed met bepaalde feesten. Hij had een confectiefabriek. Er waren knappe meiden bij Lievenboom. Hij was in elk geval een voornaam iemand. In de omgang had hij geen aparte positie… De confectiefabriek van Lievenboom had een mooie voordeur. Er werkten wel dertig mensen… De Lievenbooms waren ongetrouwd en schatrijk, ze hadden een confectiefabriek aan de Grotestraat op de hoek van de Bakkersteeg.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
- De familie de Beer
Benjamin de Beer wordt in 1823 in Stad Delden geboren. Hij trouwt in 1850 met Dina Suskind uit Denekamp. Benjamin en Dina gaan in Borne wonen, links van het oude postkantoor (nu een makelaarskantoor). Ze krijgen er vijf kinderen: Hanna (1851), Abraham (1853), Roosje (1856), Levie (1860) en Melia (1861). Benjamin en zijn vrouw Dina liggen in Borne begraven.
Van hun kinderen wordt Levie met zijn vrouw Rosa Sanders in Sobibor vergast, ze worden vanuit Enschede gedeporteerd. Ook een dochter van Melia – Frederika Frietje Hiegentlich-Godschalk – die in 1882 in Borne geboren werd, komt om. Ze sterft in 1943 in Westerbork en wordt in Assen begraven. Haar man en twee zonen worden in concentratiekampen gedood.
De oudste zoon van Benjamin en Dina, Abraham, blijft met zijn vrouw Hendrika Meijer uit Oude Pekela in Borne wonen. Ze krijgen er zeven kinderen. In 1901 vertrekt hij met zijn gezin naar Enschede.
De kinderen van Benjamin en Dina zijn:
Vijf van de kinderen van Benjamin en Dina worden in de oorlog gedood. Ze worden vanuit Enschede gedeporteerd, alleen Samuël woont tijdens de oorlog in Arnhem.
Samuel woonde korte tijd in Borne en kreeg er een zoontje dat jong overlijdt en een dochter Ella (1905). Ella trouwt met Isidoor Beem en krijgt met hem twee kinderen. Tijdens de oorlog wonen ze in Nijmegen; ze overleven geen van allen het concentratiekamp. Haar moeder, de echtgenote van Samuël, overleeft de oorlog.
- Eva Groenheijm
Eva Groenheijm wordt in 1895 in Borne geboren. Haar oudere broers en zussen zijn in Amsterdam geboren, maar van 1893 tot 1896 komt dit gezin in Borne wonen. De redenen daarvan zijn niet bekend. Eva woont tijdens de oorlog in Twello en is getrouwd met de heer De Jong. Ze komt met haar drie kinderen in de oorlog om, maar haar echtgenoot overleeft de oorlog.
- Sophia Cohen – Cohen
Sophia Regina Cohen wordt in 1901 in Borne geboren. Haar vader is administrateur bij de Bornse Electriciteits Maatschappij. Sophia vertrekt in 1923 naar Utrecht. Ze trouwt er met de heer Cohen en begint een instituut voor huidverzorging. Haar moeder Sara Cohen – Van Gelder komt in 1929, na de dood van haar man, ook naar Utrecht. Sophia en haar kinderen overleven de oorlog niet, haar man waarschijnlijk wel.