Auteur: Annette Evertzen
Familie van Gelder
Salomon, David en Jacob van Gelder
Als de oorlog begint wonen drie broers van Van Gelder aan de Grotestraat in Borne. De oudste, Salomon, is dan weduwnaar; hij sterft in 1941 en wordt in Borne begraven.
De broers David en Jacob zijn met de zussen Geertruida (Truitje) en Mina Hiegenlich uit Assen getrouw. Jacob en Mina trouwden in 1906 en blijven kinderloos, ze drijven een antiekzaak.
Jacobs broer David is weduwnaar van Mathilde Bambergen als hij in 1916 met Truitje trouwt. David neemt in 1922 textielzaak over van Salomon Lievendag en zijn vrouw Mietjen van Gelder, die naar Enschede verhuizen. Deze winkel is gevestigd aan de Grotestraat (nummer 212, nu het Chinese restaurant). Ook staat hij met zijn waren op de markt.
David en Jacob en de zussen Hiegenlich wonen bij elkaar in hetzelfde huis, ze worden alle vier in Sobibor vergast.
David’s dochter Anna Rosa (1909) uit zijn eerste huwelijk trouwt met Sally Hes, zoon van voorganger Hes. Ze gaan in Harlingen wonen en krijgen een dochtertje; alle drie komen ze in Auschwitz om.
Zoon Jacob of Jaap, uit het tweede huwelijk van David van Gelder, komt in 1917 ter wereld. Met twee vaders en twee moeders werd hij goed verwend. Hij overleeft de oorlog:
Jacob/Jaap van Gelder vertelt dat zijn ouders binnen de Bornse gemeenschap gunstig bekend stonden. Zo liep er een woonwagenvrouw met textiel langs de deur. De textiel haalde ze bij Jacob’s vader, David van Gelder. Na de oorlog komt Jacob deze vrouw op straat tegen. Ze geeft hem 45 gulden en zegt: ‘Dit is voor jou. Het is een schuld aan je vader. Ik heb de kans niet gekregen om te betalen’. Ook de omgang met de rooms-katholieken was goed. Op sabbat was de textielzaak gesloten en men accepteerde dat. Aan het einde van de sabbat stonden de niet-Joodse vrouwen aan de winkeldeur: ‘David, iej könt de deur lösdoon. Ik zee dree steern aan ’n hemel stoan’…
Op zondag had zijn vader de zaak altijd open. Dan zat de kamer vol boeren uit Hertme, Zenderen en Azelo, die na de kerkdienst hun inkopen deden. Of er moest gezorgd worden voor de uitzet van een dochter die ging trouwen. Er stond altijd een grote kan koffie op tafel voor de klanten. Ook kloosters en retraitehuizen waren klant, dat schetst het vertrouwen dat men had in een Joodse zaak.
Als Joden onderling conflicten hadden dan gingen ze daarmee naar David van Gelder, hij was de raadsman van de hele Joodse gemeenschap. Bij de koffie praatten ze dan uit en dan kwam het altijd goed. Het huis van David werd dan ook het Vredespaleis genoemd. Tijdens een staking vroeg David geen huur, maar vulde wel het huurboekje in.
Jacob vertelt: Vader had een kaartclub bij Café van Wezel, tegenover ons huis. Drie tafels en wat zand op de vloer. Vader kaartte daar al veertig jaar, dronk er twee borreltjes met de stationschef, de postdirecteur Nordholt en iemand van Van Gend & Loos. Na het verbod tot toegang tot de kroeg, speelden de mannen bij vader thuis.
Ook iemand anders herinnert zich de ouders van Jaap als erg lieve, behulpzame mensen, die iemand hielpen die failliet ging… Truitje ging met koffie en thee langs de deuren.
Jaap vertelt hoe hij zelf als kind voor engel speelde in een kerstspel. Hij groeide op met rooms-katholieken, maar zijn boezemvriend was Bob de Leeuw. Hij is wel eens uit de synagoge gezet: “Goa toch noar boetn hèn, donder toch op!!”
Hij vertelt verder hoe hij tijdens de oorlog in het leger diende. Na de overgave zei zijn kapitein, wijzend op een motor: ‘Je pakt je machine en verdwijnt. Ik geef je op als vermist. Dit is een bevel! Ik geef je ouders wel bericht. Je rijdt met de Harley naar Amsterdam en aansluitend naar Engeland’. Hij is echter niet naar Engeland gegaan, omdat hij onderweg hoorde dat Borne helemaal plat zou liggen, wat achteraf niet bleek te kloppen. Hij ging terug. Tijdens de oorlog moest hij zijn radio inleveren, toen ‘struikelde’ hij, en de radio was kapot.
Over de confrontatie na de oorlog vertelt hij dat hij overal zijn spullen zag, geroofd, gejat, gestolen, en dat het soms een heel gevecht was om die terug te krijgen. De vroegere buren reageerden koel. Hij krijgt geen korting als hij nieuwe meubels moet aanschaffen. Er is geen hulp, alleen een belastingaanslag uit 1943 voor zijn vader. Zijn vader was allang vergast en de boekhouding verdwenen. Er komt een deurwaarder aan zijn deur om de boel te verkopen wegens belastingschuld. ‘Tja, ik ben wel door en bad zoutzuur gegaan wat leven heet. Maar hoe verder ik van de oorlog afkom, hoe meer ik relativeer. Ik heb geen wrok en haat meer’.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
Jaap trouwt in 1942, als de deportaties beginnen, met Eva Pels en duikt met haar onder bij een Twentse boerenfamilie. Na de oorlog gaan ze in Borne in het huis achter de winkel wonen. Hij werkt als handelsreiziger tot hij een ernstig auto-ongeluk krijgt. Hij gaat weer studeren en wordt uiteindelijk als leraar benoemd bij de Nederlandse Israëlitische Gemeente te Maastricht. Ook werkt hij als pastoraal werker in verschillende gevangenissen.
De van Gelders hadden twee Duits-Joodse kostgangers, de heren Engländer en Reinhold, ze woonden in een huisje apart.