Auteur: Annette Evertzen
Familie Lievendag
Isaac en Julia Lievendag
Nathans zoon Isaac wordt in 1901 geboren. Hij wordt slager en trouwt in 1933 met Julia de Winter, een zus van zijn zwager Isidoor. Isaacs nichten Roosje en Metha Lievendag zijn getuige bij het huwelijk.
Isaac en Julia krijgen twee kinderen Josefine Regina en Jacob Nathan. Het gezin gaat aan de Koppelsbrink wonen, in hetzelfde huis waar de ouders en grootouders van Isaac gewoond hebben. Zijn moeder, die dan al weduwe is, woont bij hen tot ze kort voor de deportaties sterft. In de oorlog weet het jonge gezin onder te duiken bij De panne in Weerselo, op hetzelfde adres als Samuël Zilversmit en zijn familie, maar ze worden opgepakt en alle vier tegelijk naar Sobibor vervoerd en vergast, de kinderen zijn dan zeven en acht jaar oud.
Slager Isaac Lievendag en zijn vrouw Juul van de Koppelsbrink leven nog voort in de herinnering:
Van Gelder en slager Lievendag waren fijne mensen… Zijn vrouw kwam uit het westen. Een heel knappe vrouw was dat, en die kinderen ook, heel knappe kinderen… Ik haalde vlees bij Isaac Lievendag, de Jodenslager. Die woonde iets voor de Fluitjör, tegenover De Meijer, de fietsenmaker… Een buurtbewoner vertelt dat hij eens de tuin gedaan had voor De Meijer en toen, op verzoek, ook voor Isaac Lievendag. Hij zou er ƒ5,- mee verdienen, maar het bleek erg zwaar werk. Op sabbat kon hij zijn loon ophalen: ‘Maar hij gaf me toenƒ10,- en een bonk vlees. Ze konden goed koken’…
Isaac en Juul Lievendag kwamen veel op de boer. Dan vroeg hij vaak met klem om hem wat voor de handel te geven, anders durfde hij niet thuis te komen. Juul Lievendag woonde op de Koppelsbrink aan het huidige wegje naar de Mariakapel.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.