Stolpersteine Borne Familiegeschiedenissen: De overige families

Auteur: Annette Evertzen

Overige families en personen

Hier worden enkele families en personen beschreven waarover weinig bekend is omdat ze nog niet zo lang in Borne woonden. De informatie over de familie van Emden is aangevuld door Fieke van Emden, die de oorlog overleefde door onder te duiken, ze woont nu in Israël.

  1. De familie van Emden

David van Emden wordt in 1909 in Enschede geboren. In 1937 trouwt hij de Hengelose Henriëtte Roozendaal, die daar in 1911 geboren is.

Fieke Maia, de dochter van David en Henriëtte, wordt in 1938 in Borne geboren. Iemand herinnert zich haar als ‘een lief klein dochtertje, een schat van een kind’. Haar vader is in 1936 vanuit Enschede naar Borne verhuisd. Hij werkt al sinds 1928 bij Spanjaard als chef van de afdeling weefgoederen-verkoop. Hij schilderde en speelde viool, terwijl mevrouw van Emden piano speelde en lid van een toneelvereniging was.

Tijdens de oorlog duikt de familie van Emden onder. De ouders worden uiteindelijk opgepakt, waar en wanneer is niet duidelijk. In september 1944 worden ze op transport gezet naar Auschwitz, waar beiden voor een werkkamp worden geselecteerd. Mw. van Emden sterft al snel, haar man na een half jaar.

Afb. 01: Fieke van Emden met haar vader en moeder

Fieke van Emden vertelt over haar ervaringen in en na de oorlog:
Ik kan me niets herinneren van Borne. We zijn geloof ik eerst naar Groningen gegaan en daarna ben ik in Hoorn ondergedoken bij de familie Sant, echte socialisten zoals mijn ouders. Mijn ouders waren op een boerderij in West Friesland, bij de familie Brakeboer in de gemeente Opmeer. Ik heb ze nog een keer bezocht, achter op de fiets bij iemand van het verzet. Ik zie nog het zand voor me waarmee de stal bedekt was en ik herinner me het afscheid van mijn ouders.
In juli1944 is er een inval geweest door de S.D. en de landwacht. Mijn ouders zijn met het laatste transport uit Westerbork weggevoerd, met dezelfde trein waarin ook Anne Frank zat.
Mijn ouder hadden vrienden in Almelo: Esther en Hein Vrind. Hij was niet Joods. Zij waren net als mijn ouders lid van de geheelonthoudersvereniging. Toen de oorlog uitbrak spraken ze af dat als mijn ouders er niet meer zouden zijn, de familie Vrind mij in huis zouden nemen. Zij hadden geen kinderen. Maar Hein werd gefusilleerd als gijzelaar en Esther kon me niet in huis nemen. Ik ben nog ongeveer een jaar in Hoorn gebleven en daarna werd een ander pleeggezin voor me gevonden, maar deze familie was niet Joods. Mijn grootouders Van Emden hadden de oorlog overleefd. Ze wilden me na de oorlog graag in hun buurt in Enschede hebben en in een Joods gezin plaatsen. Ze vonden een gezin, mensen die een dochter verloren hadden. Maar ik was die dochter niet en dat gaf problemen. Ze konden me niet hanteren. Dus ze schreven naar Esther of zij mij alsjeblieft op kon halen. Na een proeftijd van een maand vroeg Esther of ik terug wilde naar Enschede of bij haar wilde blijven in Amsterdam. Die keuze was niet moeilijk voor mij, dus vanaf 1949 ben ik bij Esther gebleven. En tot nu toe is ze mijn moeder geweest en de grootmoeder van mijn drie kinderen. Ze is 91 jaar en ik heb een heel goed contact met haar. Ik heb ook drie kleinkinderen.

In mei 2009 vult Fieke aan:
Tot een maand geleden wist inderdaad bijna niemand , en ik zeker niet, wat het laatste adres van mijn ouders is geweest. Ik zelf was in een gezin in Hoorn opgenomen. Toen werd mijn dochter benaderd door Gerard Rossing van het Herinneringskamp Westerbork met de mededeling dat er een vervalst persoonsbewijs was gevonden in een doos op de boerderij van de heer Brakeboer in Opmeer in Noord-Holland. Er stond een onbekende naam op, een geboortedatum en een foto. Via het Rode Kruis is men op de naam Van Emden gekomen. Er was bekend dat de heer Van Emden een dochter had die de oorlog had overleefd, en na speurwerk is mijn dochter gevonden. Zij heeft een kopie van het persoonsbewijs gekregen maar was er niet zeker van dat het haar grootvader was. Zij heeft het doorgestuurd aan mij, en ik herkende mijn vader meteen. Er is meer gevonden in die doos. Dingen die herkenbaar waren als behorend aan mijn vader, o.a. een schetsboek. Toen heeft men de conclusie getrokken dat mijn vader en moeder ondergedoken hebben gezeten bij de heer Brakeboer. Men wist dat er op 13 juli 1944 een inval was gedaan op de boerderij door de SD en de beruchte landwacht, waarbij zowel de heer Brakeboer als een Joods echtpaar werd aangetroffen. De heer Brakeboer werd naar Amsterdam gebracht, heeft daar in een cel gezeten, samen met o.a. de burgemeester van Hoogwoud en een heer Zegwaard uit Haarlem. Deze laatste heeft er pas na jaren over kunnen en willen vertellen, en toen contact gehad met de gemeente Opmeer. Deze berichten zitten in het archief van de gemeente Opmeer. De heer Brakeboer is op transport gesteld naar het kamp Vught, en vandaar naar Oranienburg, waar hij is overleden. Mijn ouders zijn naar Westerbork gebracht, en vandaar naar Auschwitz waar zij zijn overleden. Door de vondst van de doos is geconcludeerd dat mijn vader en moeder dat Joodse echtpaar moeten zijn geweest. In Opmeer is een paar dagen geleden een bijgewerkt monument onthuld waar nu ook de naam van de heer Brakeboer op is aangebracht. Ik mocht daar bij zijn.

2 . De familie Falkenburg

Over het spoor aan de Oude Deldensestraat wonen in het begin van de oorlog Joël Falkenburg (geboren in Sneek in 1877) en zijn vrouw Amalia Mildenberg (geboren in Laer in 1872). Amalia is een zus van Friederike die met haar man Joseph Jacobs in Borne woont.

Amalia is eerder getrouwd geweest met de heer Max Frankenhuis. Ze kreeg met hem drie zonen: de oudste zoon, Salomo Frankenhuis, werd in 1902 in Zwolle geboren en in Borne volgden nog twee zonen, die allebei jong stierven. Vader Max overleed in 1920. Salomon bleef bij zijn moeder wonen en werd godsdienstleraar; een niet-Joodse vriend herinnert zich dat hij een goed raadgever was. Ze verhuisden naar Hengelo.

Met de heer Joël Falkenburg, haar tweede man, gaat Amalia opnieuw in Borne wonen. Joël is koopman, hij loopt altijd ‘met het pak’, zijn koopwaar. Ook heeft het echtpaar een winkeltje in de voorkamer van hun huis. Het gezin staat bekend als een arme familie.

Ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van zijn moeder laat Salomo een advertentie plaatsen:

Afb. 03:

In de oorlog wordt Amalia’s zoon Salomo Frankenhuis in augustus 1942 opgepakt voor het werkkamp Overbroek en later vertrekt hij naar Westerbork. Hij wordt in 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en gaat gelijk door naar de gaskamers.

De heer Falkenburg moet mee met het grote transport naar Vught. Zijn vrouw is ziek als de massale deportatie vanuit Borne naar Vught plaatsvindt in april 1943. Zij wordt per autobus direct naar Westerbork gebracht. Ze ziet haar man daar later terug, want ze wordt gelijk met hem vanuit Westerbork naar Sobibor getransporteerd. Ze worden er in mei 1943 vergast.

  1. Fred Kaufmann

Over Fred Kaufmann is weinig bekend. Hij is in 1915 in Amsterdam geboren, zijn ouder heten Paul en Klara Katharine, zo blijkt uit de aangifte van zijn overlijden. Ook blijkt hij met zijn zus Jeanne en zijn ouders eind jaren twintig en begin jaren dertig in Berlijn en Mönchengladbach gewoond te hebben. Hij is alleenstaand en kantoorbediende. Hij woont volgens de ‘Lijst van in Borne wonende Joden’ van januari 1942 in de Hofstraat, op hetzelfde adres staat ook Karl Robert Grünfeld vermeld.

Fred dook onder op de boerderij van Huisman, ‘Gernerveldhoeve’, nabij Dalfsen. Hij werd daar op 5 maart 1943, samen met zijn zus Jeanne Emily en vier leden van de familie Frank uit Hardenberg, gearresteerd. In maart 1943 met een straftransport via de gevangenis van Arnhem naar Westerbork. Een week later werd hij doorgestuurd naar Sobibor en gelijk vergast.

  1. Jacob Salomon Rozendal

Jacob Salomon Rozendal heeft maar kort in Borne gewoond, want de oorlog haalde hem in. Hij woonde bij zijn tante mevrouw Van Gelder-Bos aan de Aanslagsweg, en hielp in de winkel. Dit is er over hem en zijn ouders bekend[2]:

Jacob, de vader van Jacob Salomon, werd in 1898 in Meppel geboren. Hij trouwde met de uit Almelo afkomstige Sophia Bos (1899). Jacob had in Meppel een kleine winkel bij zijn woning. Verder stond hij op diverse markten en ventte hij langs boerderijen met textielwaar. Al voor de oorlog had hij een stokoude Ford voor zijn werkzaamheden.

Jacob Salomon, de enige zoon van het echtpaar, wordt in 1920 in Meppel geboren. Hij groeit op in zijn geboorteplaats en vermaakte zich prima met zijn vriendjes. Een van hen (Anton Engels) vertelt:

Ik draag altijd een klein fotootje dat in 1938 gemaakt is, bij me. Daar staan we als achttienjarigen op. Henk met een sigaret in de hand en Jacob rookt een sigaar. Wat een tijd was dat. Allemaal in de bloei van ons leven. En dan denk ik aan Jacob: vijf jaar nadien was hij dood. Ik weet nog dat Jacob op woensdagavond naar de voormalige joodse school moest. Wij gingen dan voor het raam staan en stuk voor stuk lieten we een van ons, de ramen waren hoog, op de schouders van een ander klimmen en naar binnen kijken. Ja, Jacob: een aardige jongen was dat.
Bron: Joods Monument Meppel.

Zoon Jacob Salomon zou zeker in de voetsporen van zijn vader zijn getreden, als de Tweede Wereldoorlog er niet tussengekomen was. Aan het begin van de oorlog moet hij in dienst, hij wordt gevangen genomen en weer vrijgelaten. In november 1940 vertrekt hij naar Borne, omdat hij in die plaats een meisje had leren kennen. Jacob wordt in Borne opgepakt en komt in Westerbork terecht, daar ziet hij zijn moeder terug en samen met haar wordt hij naar Auschwitz gedeporteerd. Hij wordt doorgestuurd naar Blechhammer, waar ook zijn vader zit, om er te werken. Zijn ouders sterven al gauw, maar Jacob weet bijna twee jaar in het kamp te overleven tot augustus 1944 als hij – 23 jaar oud – sterft.

Afb. 05: Jacob Rozendal

[1] www.joodsmonument.nl

[2] www.joodsmonumentmeppel.nl