Auteur: Annette Evertzen
De familie Lievendag
In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis van de familie Lievendag beschreven. Er wordt vooral ingegaan op de Lievendags die tijdens de oorlog nog in Borne woonden, hun namen zijn in de tekst vetgedrukt. Het is tijdens de oorlog de grootste Joodse familie in Borne, die zes gezinnen telt met in totaal 22 gezinsleden. Slechts drie van hen overleven de oorlog doordat ze weten onder te duiken: Abraham/Bram, zijn zus Eliza/Lies De Leeuw-Lievendag en hun neef Hartog/Hugo. Daarnaast zijn er Lievendags die wel in Borne geboren zijn, maar er niet meer woonden tijdens de oorlog. Ook zij worden hier kort genoemd.
Naast degenen die in Borne geboren werden en zij die er woonden tijdens de oorlog, zijn er nog vele andere nauwe verwanten, vaak afstammelingen van dochters die met hun partner elders gingen wonen. Deze kinderen staan niet meer onder de naam Lievendag geregistreerd. Het oorlogsleed is dus nog veel groter dan hier wordt aangegeven.
De oudste leden van de familie Lievendag worden geboren in het midden van de 18e eeuw. Het zijn Hartog Salomon en Fije Salomon en ze krijgen drie zonen: Salomon, Hartog en Jozef. De zonen worden in Hengelo geboren. Deze zonen hebben aanvankelijk hun vaders voornaam – Hartog – als achternaam: later nemen ze de naam Lievendag aan.
- Salomon wordt in 1774 geboren en trouwt met Roosje Schaap, geboren in Borne in 1800.
- Hartog wordt in 1775 geboren, trouwt in Ootmarsum met Esther Meijer Michaël en gaat daar wonen. Een deel van deze familie Lievendag verhuist later naar Duitsland, onder meer naar Hamburg, en sommigen keren weer terug naar Nederland, naar Amsterdam.
- Joseph wordt in 1777 geboren, hij trouwt met Dientje van Gelder (1799-1865) uit Borne.
Deze drie zonen van Hartog Salomon zijn allen rond de veertig als ze trouwen met vrouwen van begin twintig. Alle Joodse Lievendags zijn wereldwijd tot deze mannen te herleiden. In Noord-Holland is ook een familie Lievendag ontstaan, maar niet van Joodse origine; er zijn geen verbindingen tussen de twee families.
De twee Bornse familietakken, die van de zonen Salomon en van Joseph, worden hieronder afzonderlijk besproken.
- DE AFSTAMMELINGEN VAN SALOMON LIEVENDAG EN ROOSJE SCHAAP
Salomon en Roosje trouwen in Borne in 1820, zij is dan 22 en hij 46 jaar. Of hij eerder een vrouw en kinderen heeft gehad is niet meer na te gaan. Salomon en Roosje wonen aan de Ennekerdijk in Borne en krijgen een aantal kinderen, waaronder de zonen Levie en Hartog. Zoon Levie gaat in Oldenzaal wonen en vestigt daar de Oldenzaalse tak van de familie Lievendag. Alleen zoon Hartog blijft in Borne wonen.
Hartog Lievendag en Jette Suskind
Hartog, de zoon van Salomon en Roosje, wordt in 1833 in Borne geboren en blijft er zijn hele leven wonen. Hij trouwt in 1860 met Jette Suskind uit Denekamp; een oudere zus en broer van Jette hebben ook in Borne hun partner gevonden.
Hartog en Jette krijgen vijf zonen, waarvan er één jong overlijdt, en een dochter Mietje. De vier jongens: Mozes, Salomon, Abraham en Levie worden ook Moos, Sally, Bram en Louis genoemd. Hartog en Jette wonen met hun kinderen aan de Marktstraat 22. Vader Hartog is paardenhandelaar en al zijn zonen volgen hem in dit beroep. Hartog werd ook Hes genoemd, en zijn kinderen de Hesjesjörden.
Een buurvrouw herinnert zich:
Mozes, Sally, Louis, Bram, Mietje Lievendag, dat waren broers en zuster. Over hun beroepen is weinig te kuieren. De omgang met de Lievendags was goed, maar echt noaberwerk was het nu ook weer niet. Ze leefden op zichzelf. Vooral met de sabbat… De Lievendags waren niet streng, met de kinderen speelden we. Het maakte geen verschil. Tussen de protestanten en de katholieken was het veel erger.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
De zonen trouwen, maar blijven in Borne wonen. Alle zonen vernoemen één van hun dochters naar hun moeder Jette, en zo krijgen Hartog en Jette vier kleindochters die alle vier Henriëtte Lievendag heten en kort na elkaar in Borne geboren worden. Dat zal soms wel voor enige verwarring hebben gezorgd.
Hieronder volgt een overzicht van de kinderen van Hartog en Jette:
De zonen sterven allemaal voor de deportaties in de oorlog beginnen en ze liggen op de Joodse begraafplaats, waar ook vader Hartog en moeder Jette begraven zijn. Ook Johanna, de vrouw van Mozes ligt er, en Salomon’s eerste vrouw. Dochter Mietje leeft nog als de oorlog begint en ook haar schoonzussen Julie, Emma en Betje. Ze wonen allemaal dicht bij elkaar in de oude dorpskern van Borne. Alle vrouwen hebben in de oorlog nog thuiswonende kinderen. Mietje is nooit getrouwd, maar haar nichtje Henriëtte is kort voor de oorlog bij haar komen wonen.
Deze dochter en schoondochters van Hartog en Jette worden alle vier in de oorlog gedood, maar drie Bornse kleinkinderen van hen overleven de oorlog en één achterkleinkind. Van hun zes kleinkinderen die tijdens de oorlog niet meer in Borne wonen overleeft één kleinkind (Sophia Bachrach-Lievendag).
In de volgende paragrafen worden de familiegeschiedenissen van de kinderen van Hartog en Jette kort beschreven.
1.1 Mietje, Mozes en Johanna Hurwitz
Dochter Mietje van Hartog en Jette blijft ongetrouwd in het ouderhuis aan de Marktstraat wonen en verzorgt er waarschijnlijk haar ouders op hun oude dag. Ze krijgt lappen van Spanjaard en gaat met twee koffers langs de deuren om ze te verkopen. Voor de oorlog verhuist ze naar de Brinkstraat (nu nummer 17), ze heeft er een winkeltje in manufacturen. Tijdens de oorlog woont haar nicht Henriëtte bij haar. Henriëtte is de dochter van Mietje’s broer Salomon. Ze worden beiden op het grote transport naar Vught gezet, en daarna naar Westerbork. Mietje wordt op 11 mei naar Sobibor gedeporteerd en Henriëtte een maand later.
Mozes, de oudste zoon van Hartog en Jette, trouwt in 1897 met Johanna Hurwitz. Ze gaan aan de Marktstraat wonen naast het ouderlijk huis. Mozes is paardenhandelaar, net als zijn vader en broers, maar hij heeft ook een snoepwinkeltje aan de Grotestraat. Op het kantoor bij Spanjaard kreeg je de koffieballetjes van Mozes bij de koffie gepresenteerd. Hij wordt daarom ook steek’n Mozes genoemd. Mozes en Johanna krijgen een dochter Henriette (1898) en een zoon Siegmond of Simon (1904).
Mozes en Johanna zijn voor de oorlog overleden en liggen begraven op de Joodse begraafplaats.
Hoewel Mozes al in 1926 overlijdt, leeft hij in de tachtiger jaren nog in de herinneringen voort, onder meer door zijn snoepwinkeltje:
Mozes Lievendag had een Duitse vrouw. Ze verkochten roomboter en koffiebonen. Ze woonden naast het huis met de klopper in de Marktstraat… Ze hadden een winkeltje met een beetje snoep, koffie en thee… Mozes van Hes Lievendag had een stijf been. Hij liep met een gele wandelstok, druk gesticulerend, je weet wel, hoe Joden dat doen…
Ook zijn zoon Siegmond of Simon herinneren mensen zich nog:
Simon was ondeugend… Hij speelde vroeger altijd op straat. Zijn vader riep hem eens: ‘Simon, in hoes komn’. Simon die kwam niet, die speelde door. Vader weer naar buiten: ‘Simon in hoes komn en aj nich in hoes komt dan haal ik oe al het geld van de spoarbank’[1]. Het antwoord van Simon: ‘Ik heb dr gene ceant opstoan’… Op school was hij [de geïnterviewde] bevriend met verschillende jongens van Lievendag: Siegmund en Isidoor [een neef van Siegmund]. Goede voetballers en leerlingen van de MULO. We wisten niet eens dat het Joden waren… Simon Lievendag ging later naar Haaksbergen, maar is toch omgebracht.
Zijn vrouw Johanna en zus Mietje leven nog voort in de herinnering van hun overbuurvrouw:
Mietje en tante Johanna Lievendag. Ik moest een keer naar rebbe Hes met een stuk of wat kippen in een tas. De Jodenmeester sneed die dan open. Ik liep terug en het bloed liep er zo uit. Ik deed dat voor de dames Lievendag, mijn overburen in de Marktstraat. Ik kreeg er echter een rumboon voor en dat wás wat in die dagen. Ze hadden namelijk een winkeltje aan de overkant. Dan moest ik tien pond boter halen in Saasveld, want daar, bij de Boerenbond, was de boter slechts 8 cent en hier in Borne 10 cent per pond. Ik fietste er heen.
Bij tante Mietje dronken de Joden vaak koffie. Ze was een ongehuwde dame en daar kwamen ze dan in de avond. Bij tante Mietje daar kon echt iedereen terecht. Het was altijd feest. Ik wilde dat die tijd maar eens weer kwam. Tante Johanna. Het was een klein vrouwtje, een bijzonder goed mens. Zij trok vrijdag overdag de sjabbesoep. Tante Johanna ging bij de Joden groenten inmaken en elke maandagmiddag ging zij naar Spanjaard. Van Spanjaard kreeg zij dan wat lakens en theedoeken voor heel weinig geld. Dat kon ze dan afhalen en wel ’s avonds om kwart voor zes. Selbach legde het dan voor haar klaar. Dat deed hij voor alle Joden.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
Henriëtte, de dochter van Mozes en Johanna, trouwt met Jacob Jacobs en verhuist naar Enschede. Het echtpaar krijgt twee kinderen. Samen met één van hun kinderen worden Henriëtte en Jacob in de oorlog gedood, het andere kind overleeft.
Simon, de zoon van Mozes en Johanna, wordt ingenieur en huwt met Emma Meier uit Haaksbergen. Vanuit hun woonplaats Hengelo worden ze gedeporteerd en met hun kinderen Johan en Selma in Auschwitz gedood.
1.2 Salomon Lievendag
Salomon, een andere zoon van Hartog en Jette, trouwt twee keer: eerst in 1895 met Vrouwke Jacobs, en na haar dood hertrouwt hij in 1905 met Julie Goldschmidt.
Salomon en Vrouwke Jacobs
Salomon is marktkoopman. Zijn eerste huwelijk is met Vrouwke Jacobs uit Borne, een achternicht van hem. Ze krijgen drie dochters: Henriëtte (1897), Sophia (1898) en Jacoba (1899). Als Vrouwke sterft in 1902 worden de kinderen een tijdlang opgevangen door hun tante Mietje en hun grootmoeder.
- Dochter Henriëtte blijft ongehuwd. Ze woont en werkt voor de oorlog lange tijd in Dortmund, bij de familie Rosenbaum, die een manufacturenzaak hebben. Ze komt in 1938 terug uit Duitsland en gaat weer bij haar tante Mietje wonen. Vanuit Nederland probeert ze een verblijfsvergunning voor de familie Rosenbaum te regelen: Uit ‘medelijden en op verzoek van de familie Rosenbaum, waarbij zij ongeveer veertien jaar in betrekking is geweest’. Het lukt niet. Henriëtte komt om in Sobibor.
- Jacoba, de jongste dochter van Salomon en Vrouwke, trouwt met Jacob Kropveld en gaat in Coevorden wonen, waar ze twee zonen krijgen: Aron en Siegfried. Allen komen in Auschwitz om.
- Dochter Sophia trouwt met Salomon Bachrach en krijgt met hem in Arnhem drie zonen: Raphaël/Rudi, Nathan/Nico en Siegfried. Sophia weet het concentratiekamp Bergen-Belsen te overleven. Ook haar zoon Siegfried overleeft, via zeker twaalf onderduikadressen.[2]
Enkele vroegere buren herinneren zich de afschuwelijke verhalen die Sophia meebrengt als ze na de oorlog Borne bezoekt:
Mw. Bachrach was te zwak om met de andere gevangenen naar Nederland te repatriëren en werd daarom door het Rode Kruis per ambulance naar een ziekenhuis in Limburg gebracht. Haar zoon Siegfried, die ook de oorlog overleefde, zag op een gegeven moment op de Rode Kruis lijsten die hij regelmatig ging bekijken dat zijn moeder daar in het ziekenhuis lag. Een oom van hem uit Borne had een motorfiets. Samen zijn ze naar Limburg gereden. Siegfried herkende in het ziekenhuis zijn moeder eerst niet, zo intens uitgemergeld was ze.
Bron: http://www.mijngelderland.nl/lokaal/freedom-trail/27-pastoorstraat/
Salomon en Julie Goldschmidt
Salomon hertrouwt na de dood van Vrouwke met Julie Goldschmidt uit Ibbenbüren. Met haar krijgt hij nog twee kinderen: Wilhelmina (1905) en Hartog of Hugo (1906).
Tijdens de oorlog woont Julie met haar twee kinderen aan de Koppelsbrink (nu nummer 18) in Borne, haar man Salomon is dan al overleden. Haar zoon Hugo is ongehuwd, maar Wilhelmina heeft twee kinderen uit een eerste huwelijk: Jet Cousin en Hugo Salomon Cousin. Na haar scheiding is ze in 1936 met haar kinderen bij haar moeder gaan wonen. In 1938 trouwt ze met de slager Frits Hartz uit Amsterdam en met hem krijgt ze een zoontje: Henri Hartz.
Frits Hartz wordt in augustus 1942 samen met andere Joodse mannen opgepakt en tewerkgesteld in het Kamp Overbroek, zijn zwager Hugo weet onder te duiken. Op 2 oktober worden de overige gezinsleden in Borne opgepakt en per auto naar Westerbork vervoerd. De vervoerskosten moeten ze zelf ophoesten! Ze worden tien dagen later op transport gezet naar Auschwitz. Henri is dan drie jaar oud, zijn broer Hugo Salomon is negen en zijn zus Jet is 15 jaar. Op vader Frits Hartz na verdwijnen ze direct in de gaskamers. Frits wordt opnieuw tewerkgesteld en heeft zich enkele maanden later letterlijk doodgewerkt.
Hartog/Hugo weet te overleven, samen met zijn Bornse verloofde Puck Fortuin. Ook een moeder en zus van Puck overleven de oorlog.
Hugo was voor de oorlog chauffeur-monteur bij de busonderneming ter Haar en hij duikt bij een broer van zijn baas onder als de oorlog begint, later zit hij nog op enkele andere onderduikadressen. Na de oorlog trouwt hij en gaat naast het busbedrijf wonen.
Mensen herinneren zich Hugo nog goed, ook omdat hij als een van de weinige Lievendags terugkwam:
Hugo, die was zo gek op auto’s en motoren… Hugo Lievendag was chauffeur bij ter Haar. In zijn vrije tijd was hij de vleesrondbrenger van Dolf van de Fluitjör… Hugo had een grote hond naast zich lopen als hij vlees rondbracht… Hugo Lievendag ging naar Ter Haar met de autobussen [om onder te duiken]… Een zoon van Hugo werd later directeur bij de OAD.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
1.3 Abraham en Emma Cohen
De broers van Abraham trouwen allemaal rond 1895, maar Abraham vindt zijn bruid pas in 1905 in Coesfeld. Ze heet Emma Cohen en is 22 jaar als ze met de 38 jarige Abraham trouwt. Abraham en Emma krijgen drie kinderen: Henriëtte (1906), Rosa (1910) en Hartwig (1915). Abraham overlijdt voor de oorlog.
Voor en tijdens de oorlog woont Emma met haar kinderen Rosa en Hartwig aan de Abraham ten Catestraat (nu nummer 5). Emma probeert voor haar zus Metha Kywi en haar gezin een verblijfsvergunning te krijgen als ze in 1939 bij haar logeren en op legale wijze het land binnen zijn gekomen. Ze hebben emigratiepapieren voor Paraguay en verblijven slechts korte tijd in Borne.
Emma en haar dochter Rosa zijn ziek als het massale transport van Joodse inwoners uit Borne naar Vught plaatsvindt. Ze worden per autobus direct naar Westerbork vervoerd en verblijven er vijf maanden. Waarschijnlijk worden ze er verpleegd, wat wel heel erg cynisch is, want als ze uiteindelijk naar Auschwitz getransporteerd worden, worden ze er gelijk vergast.
Zoon Hartwig treedt in 1935 bij de firma Spanjaard in dienst op de afdeling verkoop weefgoederen binnenland. Hij komt via het werkkamp Overbroek naar Westerbork en wordt op hetzelfde transport gezet als zijn moeder en zus. Ook in Auschwitz wordt hij weer geselecteerd voor een werkkamp, waardoor hij enkele maanden langer blijft leven.
Henriëtte, de oudste dochter van Emma en Abraham, is in Hengelo geboren. Ze wordt verpleegster en gaat in Enschede werken en wonen. Ook zij komt niet terug als ze vanuit Enschede naar een concentratiekamp wordt vervoerd.
1.4 Levie en Betje Lievendag
Levie, in de dagelijkse omgang Louis genoemd, trouwt in 1896 met Betje Lievendag. Hun opa’s waren de broers Lievendag, die aan het begin van de Bornse Lievendag-geschiedenis staan, dus Louis en Betje brengen de twee familietakken weer bij elkaar. Het was een ontzettend leuk gezin, herinnert een buurtbewoner zich.
Ze wonen na hun huwelijk op verschillende adressen, maar als de oorlog begint hebben ze zich gevestigd aan de Ennekerdijk (nu nummer 25). Ze hebben zeven kinderen: Henri (1897), Roosje (1899), Izak (1901), Henriëtte (1902), Abraham (1904), Metha (1908) en Eliza (1910). De zonen van Louis en Betje werken als handelsreiziger, de dochters als kantoorbediende of naaister.
- De oudste zoon, Henri, gaat in Deventer wonen, waar hij in 1932 overlijdt. Hij laat zijn vrouw Rachel Behr en zoon Louis achter. Zij wonen na zijn dood een jaar in Borne, maar gaan daarna terug naar Deventer en worden in de oorlog gedood.
- Izak, de tweede zoon van Betje en Levie, vertrekt kort voor de oorlog naar Den Bosch en komt met zijn vrouw Sophia Zeehandelaar en hun jonge zoon Max Henri in de oorlog om.
- Dochter Henriëtte Marianne trouwt met Jacob Bollegraaf uit Winschoten en gaat daar wonen. Een oom van Henriëtte, haar moeder’s halfbroer Salomon, woont dan al in Winschoten. Henriëtte en haar man komen in de oorlog om.
- De jongste dochter Eliza of Lies is getrouwd met Donald de Leeuw, die ook uit Borne komt. Aanvankelijk wonen ze in bij haar ouders, later aan de Oude Deldensestraat. In de oorlog duiken ze onder en overleven de oorlog. Een groot deel van de oorlog wonen ze bij de familie Bos aan de Bornebroeksestraat. Hun zoontje Jo wordt in 1940 geboren. Hij wordt in een fietstas naar Zwolle gebracht om daar onder te duiken.
Betje en Louis wonen nog met hun kinderen Metha, Roosje en Abraham/Bram aan de Ennekerdijk als de oorlog uitbreekt. Bram verlooft zich in 1940 met Mieke Simons.
Vader Louis sterft in 1940 en wordt in Borne begraven Op zijn grafsteen is na de oorlog de tekst aangebracht: ‘Tevens gedenken wij onze lieve familie welke als slachtoffers vielen van de Duitse terreur’.
Metha werkt sinds 1926 bij de firma Spanjaard en heeft er verschillende functies. Tijdens de oorlog duikt ze met haar zus Roosje onder in Hengelo, maar ze worden verraden. Ze worden in Sobibor vergast, een week na hun moeder Betje, die via Vught naar Westerbork en Sobibor wordt gedeporteerd.
Bram, de jongste zoon, duikt ook onder en zit samen met zijn zus en haar man op hetzelfde adres. Bram molt op de dag van de bevrijding een bord met de tekst ‘Wie bomen hakt wordt doodgeschoten’. Hij schrijft er achterop:
Ik schrijf deze woorden op 3 april 1945, een historische dag voor ons dorp. Hedenavond, om 8 uur zijn de Engelsche tanks binnengerold en betekende dit voor ons de bevrijding waar naar wij zo reikhalzend hebben uitgezien. Leve de koningin. Leve ons dierbaar vaderland. Leve de fam. Bos, die ons zoo liefderijk huisvesting verleende.
Omdat Betje Lievendag met haar achterneef Louis Lievendag trouwt, is ze verwant aan alle Lievendags die in de oorlog in Borne wonen; op drie adressen wonen schoonzussen van haar man’s kant (Mietje, Julie en Emma) en op twee adressen wonen haar neven, kinderen van haar eigen broers. Betje’s dochter Roosje en Metha zijn getuige bij het huwelijk van één van die neven (zie de foto bij 2.2).
Tot slot nog een overzicht van deze tak van de Lievendag-familie:
De kinderen en kleinkinderen van Hartog Lievendag en Jette Süskind:
- DE AFSTAMMELINGEN VAN JOSEPH LIEVENDAG EN DIENTJE VAN GELDER
Joseph en Dientje staan aan de wieg van de andere tak van de Lievendag-familie. Dientje is net voor het begin van de negentiende eeuw geboren en ze is een stuk jonger dan haar man Joseph. Ze krijgt samen met hem tien kinderen. Vijf van hun zes dochters verlaten Borne als ze trouwen, maar de vier zoons blijven er wonen en ze rusten er nu op de Joodse begraafplaats. De kinderen van de zonen zoeken hun heil ook bijna allemaal buiten Borne.
De dochters en hun kinderen verliezen de naam Lievendag, maar soms komt de naam ook weer in de familie terug. Feije, de oudste dochter van Joseph en Dientje, trouwt in 1847 met Jacob Jacobs. Ze blijven in Borne wonen en krijgen negen kinderen die de huwbare leeftijd bereiken. Hun dochter Vrouwke trouwt met haar achterneef Salomon Lievendag, de zoon van Hertog en Jette (zie 1.2).
Familierelaties waren in die tijd ingewikkeld. Er wordt druk over en weer getrouwd binnen de familie. Twee zonen van Feije trouwen met twee zussen uit Enschede. Twee dochters van Feije’s trouwen neven, zonen van moeder’s zussen. Interessant is ook nog dat twee zussen van Feije met de broers De Lange uit Raalte trouwen en dat twee van de kinderen van deze zussen ook weer met elkaar trouwen. Deze laatste waren een dubbele neef en nicht. Beide vrouwen heten Roosjes de Lange – de Lange en hebben een Lievendag als moeder. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken trouwen ook kleinkinderen weer met elkaar.[3]
De zonen van Joseph en Dientje en hun echtgenotes liggen allemaal in Borne begraven. Het zijn:
Alleen van Izak wonen er nog (klein)kinderen in Borne tijdens de oorlog: zijn dochter Betje en haar gezin en twee kleinkinderen met hun gezinnen. Deze kleinkinderen zijn de beide neven Isaac Lievendag, achterkleinzonen van Joseph Lievendag en Dientje van Gelder. Hieronder worden de gezinnen van de vier zonen van Joseph en Dientje kort beschreven.
2.1 Hartog en Kaatje Leezer
Hartog, de oudste zoon van Joseph en Dientje, trouwt in 1852 met Kaatje Lezer uit Rolde, die in sommige akten vermeld staat als Caatjen Jacobs. Ze krijgen vijf kinderen: Sara (1855), Vrouwke (1857), Loui (1859), Julius (1866), en een zoontje dat jong overlijdt.
Moeder Dientje woont de laatste jaren van haar leven bij Hartog en Kaatje in.
Hartog’s dochter Sara huwt Salomon Magnus uit Emmen. Beiden sterven voor de oorlog en hadden, voor zover bekend, geen kinderen. Haar zus Vrouwke trouwt met Benjamin Levie en gaat in Zwolle wonen.
De twee zonen, Loui en Julius trekken naar Hengelo, waar Loui trouwt met Mina Frankenhuis. Loui en Mina overlijden beiden voor de oorlog en hebben geen kinderen gekregen.
Kaatje wordt in 1905 weduwe en een aantal jaren later verhuist ook zij naar Hengelo om bij haar zoon Julius te gaan wonen. Julius en zijn vrouw Elfriede Buchheimer hebben dan twee kinderen: Hertha (1899) en Clotilde Kaatje (1904). Kaatje sterft in 1913 en haar zoon Julius in 1921, Julius’ vrouw Elfriede komt in de oorlog om. Over haar dochter Hertha is niets bekend, zij heeft waarschijnlijk de oorlog overleefd. Clotilde Kaatje, de jongste dochter van Elfriede en Julius, trouwt met Siegfried Isaäcson en blijft in Hengelo wonen. Zij en haar man komen beiden in de oorlog om, maar hun drie nog thuiswonende kinderen – Eddy, Rini en Sonja – overleven de oorlog.
2.2 Izak Lievendag
Izak Lievendag trouwt twee keer en overleeft beide vrouwen. Hij woont met zijn gezin aan de Koppelsbrink (rechts naast de ingang naar de Mariakapel). De woning is nu gesloopt, het zou nummer 40/42 geweest zijn.
Izak en Roosje Nathan
De eerste vrouw van Izak heet Roosje Nathan en met haar krijgt hij zeven kinderen, van wie er vier jong overlijden, en de kinderen Joseph, Betje en Nathan wél volwassen worden. De broers Joseph en Nathan trouwen met de zussen Friederike en Josephine/Fina De Vries uit Nordhorn. Omdat de kinderen uit de twee gezinnen naar de grootouders vernoemd worden krijgen ze veel dezelfde namen. Joseph en Nathan en de zussen De Vries sterven voor de oorlog en liggen in Borne begraven.
Benjamin de Vries, een broer van Friederike en Josephine, vlucht in 1938 naar Nederland. Hij had in Duitsland al vele vernederingen ondergaan en was er gevangen gezet. Hij komt in Rotterdam in een vluchtelingenkamp terecht. Isaac, de zoon van Josephine, haalt hem naar Borne en het Joodse vluchtelingencomité stelt zich garant voor hem. Benjamin sterft in 1940 en is in Borne op de Joodse begraafplaats begraven; zijn graf heeft geen steen. Volgens de gegevens uit Nordhorn zijn ook zijn zoon, schoondochter en kleinkinderen met hem naar Borne gevlucht, maar daarvan is in het archief van Borne niets terug te vinden; misschien is dit een bewust verzuim geweest.
Joseph en Friederike krijgen vijf kinderen. Twee kinderen sterven jong. Dochter Roosje trouwt met Jacob Cohen, gaat in Amsterdam wonen en overleeft waarschijnlijk de oorlog. Dochter Lina vertrekt naar Enschede, waar bijna de helft van de Joden het overleefd heeft, waaronder misschien ook Lina. Zoon Isaac blijft in Borne wonen.
Isaac en Hedwig Weinberg
Isaac, de zoon van Joseph en Friederike, wordt in 1899 geboren. Hij gaat werken bij de afdeling transport van de firma Spanjaard en trouwt met de Duitse Hedwig Weinberg. Ze wonen op verschillende plekken in Borne, maar tijdens de oorlog staat hun huis aan de Von Bönninghausenstraat (nu nummer 27, gesloopt).
De moeder van Hedwig, de weduwe Henriette Weinberg-Israel is in 1939 uit Duitsland gevlucht en woont in bij haar dochter en schoonzoon. Als reden voor het aanvragen van een verblijfsvergunning staat vermeld dat zij in Duitsland onvoldoende middelen van bestaan heeft. Haar schoonzoon Isaac geeft aan bij Spanjaard een gemiddeld weekloon van ƒ16,50 te verdienen en zijn vrouw Hedwig verdient twee à drie gulden per week met ‘het maken en herstellen van damesgoederen’. Kennelijk is dit niet genoeg om ook de weduwe Weinberg te onderhouden, want de Israëlische gemeente zegt toe wekelijks met ƒ3,- te zullen bijspringen.
Ook een zus van Hedwig en haar man krijgen toestemming tot een tijdelijk verblijf in Borne, op doorreis naar de Verenigde Staten. Volgens de aanvraag van Hedwig was hun leven in Duitsland ondraaglijk geworden. Of de emigratie gelukt is, is niet bekend.
In de oorlog wordt Isaac tewerkgesteld in Kesteren. Zijn vrouw en schoonmoeder worden enkele maanden later opgehaald en met hem in Westerbork herenigd. Twee weken later worden ze naar Auschwitz gedeporteerd, waar de vrouwen direct worden vergast. Isaac wordt opnieuw gedwongen te werken tot hij in maart 1943 overlijdt.
Nathan, de jongste zoon van Izak en Roosje, blijft in het ouderlijk huis aan de Koppelsbrink wonen en heeft een slagerij aan de Grotestraat op de plek waar nu café de Steeg is. Met zijn vrouw Josephine of Fina de Vries krijgt hij vier kinderen: de dochters Lina, Roosje Mariaantje en Johanna, en een zoon Isaac. De dochters van Nathan en Josephine vertrekken na hun huwelijk uit Borne. Roosje Mariaantje trouwt met Joseph West en gaat in Winschoten wonen, vanwaar ze samen met hun twee kinderen gedeporteerd en gedood worden.[4]
Johanna huwt met Maritz de Leeuw en gaat in Oude Pekela wonen. Ook zij worden met hun twee kinderen in de oorlog gedood. Dochter Lina vertrekt naar Apeldoorn, trouwt in 1931 met Isidoor de Winter en overleeft met hem de oorlog. Zoon Isaac blijft in Borne wonen.
Isaac en Julia de Winter
Nathans zoon Isaac wordt in 1901 geboren. Hij wordt slager en trouwt in 1933 met Julia de Winter, een zus van zijn zwager Isidoor. Isaacs nichten Roosje en Metha Lievendag (zie 1.4) zijn getuige bij het huwelijk.
Isaac en Julia krijgen twee kinderen Josefine Regina en Jacob Nathan. Het gezin gaat aan de Koppelsbrink wonen, in hetzelfde huis waar de ouders en grootouders van Isaac gewoond hebben. In de oorlog weet het jonge gezin onder te duiken bij De panne in Weerselo, op hetzelfde adres als Samuël Zilversmit en zijn familie, maar ze worden opgepakt en alle vier tegelijk naar Sobibor vervoerd en vergast, de kinderen zijn dan zeven en acht jaar oud.
Slager Isaac Lievendag en zijn vrouw Juul van de Koppelsbrink leven nog voort in de herinnering:
Van Gelder en slager Lievendag waren fijne mensen… Zijn vrouw kwam uit het westen. Een heel knappe vrouw was dat, en die kinderen ook, heel knappe kinderen… Ik haalde vlees bij Isaac Lievendag, de Jodenslager. Die woonde iets voor de Fluitjör, tegenover De Meijer, de fietsenmaker… Een buurtbewoner vertelt dat hij eens de tuin gedaan had voor De Meijer en toen, op verzoek, ook voor Isaac Lievendag. Hij zou er ƒ5,- mee verdienen, maar het bleek erg zwaar werk. Op sabbat kon hij zijn loon ophalen: ‘Maar hij gaf me toenƒ10,- en een bonk vlees. Ze konden goed koken’…
Isaac en Juul Lievendag kwamen veel op de boer. Dan vroeg hij vaak met klem om hem wat voor de handel te geven, anders durfde hij niet thuis te komen. Juul Lievendag woonde op de Koppelsbrink aan het huidige wegje naar de Mariakapel.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
Dochter Betje van Izak en Roosje trouwt met haar achterneef Levie Lievendag, zie 1.4.
Izak en Mariaantje van Kleef
Uit het tweede huwelijk van Izak met Mariaantje van Kleef worden twee zonen geboren, Elias en Salomon David. Elias blijft ongehuwd in zijn vader’s huis aan de Koppelsbrink wonen, samen met zijn halfbroer Nathan en later het gezin van zijn neef Isaac, de zoon van Nathan. Hij overlijdt in 1935 en is in Borne begraven.
Salomon David trouwt met Mietje Levie en wordt bakker in Winschoten. Salomon en Mietje krijgen drie kinderen. Hun twee dochters trouwen en blijven met man en kinderen in Winschoten wonen. De jongste zoon blijft ongehuwd. Geen van hen overleeft de oorlog.
Mensen herinneren zich enkele kinderen en kleinkinderen van Izak:
Nathan en Elias Lievendag met hun winkel en slagerij… Nathan Lievendag en de vrijgezel Elias, die aan leverkanker leed. Dan had je Lina, Isaac en Roosje Lievendag. Lina ging naar Apeldoorn. Ze waren volledig ingeburgerd. Ze hielden hun bruiloften in De bonte koe, waar dan de hele buurt kwam.
Bron: Interviews Jaap Grootenboer.
De afstammelingen van Izak Lievendag:
Dit schema laat ook zien hoe Roosje en Henriëtte waarschijnlijk door bezoeken aan hun oom Salomon en tante Mietje in Winschoten hun partners vinden.
2.3 Salomon en Rozetta Sleisner
Salomon is de derde zoon van Joseph Lievendag en Dientje van Gelder. Hij wordt geboren in 1833 en in 1864 trouwt hij in Borne met zijn nicht Rozetta Sleisner uit Delden. Ze gaan inwonen bij zijn ouders, maar verhuizen later naar de Grotestraat in Borne.
Ze krijgen acht kinderen, de oudste vier worden naar hun grootouders vernoemd: Dina (1865), Meier (1867), Joseph (1869), en Rachel (1871). De jongste vier krijgen de namen: David (1873), Vrouwtje (1875), Eva (1877) en Willem (1879). Verschillende kleinkinderen worden naar hun grootmoeder Rozetta vernoemd.
- Van de zonen gaat Meier naar Dordrecht, hij is al overleden als de oorlog begint, zijn gezinsleden overlijden allemaal in de oorlog.
- Joseph trouwt in 1903 met Rachel Dikker, uit Amsterdam, en ze gaan in Enschede wonen. Twee van hun kinderen sterven in hun eerste levensjaar, twee andere kinderen door de oorlog. Ook Jozef overlijdt in de oorlog; hij wordt vanuit Amsterdam weggevoerd, waar hij in 1937 is gaan wonen. Zijn vrouw sterft tijdens de oorlog in Amsterdam.
- David trouwt met Karolina Rothschild uit Gronau. Ze krijgen twee dochters, Jennie Jeannette en Bertha, die de oorlog overleven. Hun enige zoon, Salomon Siegfried, trouwt met zijn nicht Rosetha en zij overleven de oorlog niet.
- De jongste zoon Willem is de enige van de kinderen die nog een tijd in Borne blijft wonen. Hij trouwt met zijn achternicht Mietje van Gelder en ze gaan wonen aan de Grotestraat (nu nummer 212, het Chinese restaurant), waar ze een manufacturenzaak beginnen. Ze krijgen vier kinderen: Rosetha (1907), Sara (1910), Selma (1913) en David Salomon (1920). In 1922 verhuist het gezin naar Enschede en neemt David Van Gelder hun winkel over. Willem en zijn dochter Sara sterven voor de oorlog. Willem’s oudste dochter Rosetha huwt met haar neef Salomon Siegfried en gaat in Rotterdam wonen, haar zus Selma woont naast hen. Waarschijnlijk woonden ook moeder Mietje en haar zoon David Salomon tijdens de oorlog bij één van hen in. Het is bekend dat drie verwanten op deze twee adressen overleven: waarschijnlijk twee kinderen en David Salomon, want van de andere volwassenen is bekend dat ze in de oorlog zijn gedood.
- Van de dochters van Salomon en Rozetta trouwt Dina met Jacob Dikker uit Amsterdam, waarschijnlijk familie van haar schoonzus, de vrouw van haar broer Joseph.
- Rachel trouwt met Koos Vos, borstelmaker uit Kampen. Ze sterft in 1920.[5]
- Vrouwtje blijft ongehuwd en wordt in de oorlog gedood.
- De jongste dochter Eva huwt met Alex van Gelder, een broer van haar schoonzus Mietjen.
2.4 David en Sara Maas
David Lievendag, de vierde zoon van Joseph Lievendag en Dientje van Gelder, trouwt in 1867 met Sara Maas. David is handelaar in manufacturen en zijn vrouw Sara is een dochter van slager Maas uit Eibergen. Ze krijgen twee dochters, Diena (1868) en Jette (1870), en een zoon Jozef David (1871). David en Sara liggen in Borne begraven, maar hun kinderen laten Borne achter zich.
- Diena trouwt met Jacob Akker, een kleinzoon van slager Maas en dus haar neef. Ze krijgen drie kinderen: Samuel Izak, David Josef en Helena Akker. Diena en haar man Jacob sterven voor de oorlog en twee van hun kinderen worden in de oorlog gedood. Samuel Izak overleeft de oorlog door zijn huwelijk met een niet-Joodse vrouw.
- Ook Jette is – net als haar zus Diena – voor de oorlog overleden, maar haar gezin wordt in de oorlog vermoord.
- Jozef David, de enige zoon van David en Sara, trouwt ook met een kleinkind van slager Maas: zijn nicht Friederike Maas (roepnaam Rieksje). Ze gaan in het begin van hun huwelijk in Borne wonen, aan de Nieuwe Kerkstraat 42, en krijgen drie kinderen: Siegfried (1902), Isidoor (1906) en Sara Sophia Dina (1910). Vader Jozef sterft in 1910 en wordt in Borne begraven.
* Siegfried, zijn oudste zoon, sterft op 24 jarige leeftijd en ligt ook in Borne begraven.
* Isidoor, de tweede zoon, vertrekt in 1926 naar Arnhem. Zijn moeder Rieksje en haar dochter Sara volgen Isidoor enkele jaren later. Rieksje lig op de begraafplaats in Arnhem begraven. In de oorlog wordt Isidoor met zijn hoogzwangere vrouw, Marie van Aalst, naar Westerbork gebracht, waar Marie overleeft, maar haar man en kind niet. Op het graf van Isidoor’s moeder, die in 1942 in Arnhem sterft en daar begraven ligt, wordt later een plaquette aangebracht voor haar omgekomen zoon Isidoor.
* Sara, de zus van Isidoor, trouwt met Marcus de Leeuw en zij overleven samen met hun kinderen de oorlog.
[1] Simon, naar huis komen en als je niet naar huis komt dan haal ik je al het geld van de spaarbank.
[2] De herinneringen van Siegfried zijn te vinden op: http://www.mijngelderland.nl/lokaal/freedom-trail/27-pastoorstraat/
[3] Een kleindochter van Sara Lievendag trouwt met een kleinzoon van Bendina en Feije Lievendag (zijn beide grootmoeders waren zussen). Voor deze Jacob Vos, zijn vrouw Saartje en hun twee kinderen zijn in 2011 in Kampen Stolpersteine gelegd: www.stolpersteine-kampen.nl
[4] Van hun zoon Nathan is een portret te vinden op: http://www.kampwesterbork.nl/ dan naar Westerbork Portretten, daarna aanklikken Naar de site van Westerbork Portretten en dan via Anderen bij Zoeken de naam Nathan West selecteren.
[5] Koos Vos hertrouwt met Heintje Heilbron. Voor haar is een Stolpersteine gelegd in Kampen. Een verhaal over hun leven is te lezen op: www.stolpersteine-kampen.nl