Auteur: Annette Evertzen
Duits-Joodse vluchtelingen
In 1939 komen een aantal Duits-Joodse vluchtelingen naar Borne. De directe aanleiding voor de meeste van hen is de Kristallnacht; een georganiseerde aanval tegen Joden in Duitsland in de nacht van 9 op 10 november 1938. Overal werden Joden aangevallen. Huizen, scholen en Joodse begraafplaatsen werden beklad, en synagogen, winkels en bedrijven in brand gestoken en verwoest.
De Duitse Joden die naar Nederland komen zijn stateloze personen, die hier een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen. Deze verblijfsvergunning wordt in de regel alleen gegeven als er familieleden in Borne wonen, en ook dan niet altijd. De volgende personen en families vluchten in 1939, of al eerder, naar Borne.
De foto’s komen van hun persoonskaarten.
- De familie Franken
De heer Siegfried Franken wordt in 1899 in Herbern in Duitsland geboren. Hij komt al in 1933 naar Borne en woont in bij verschillende Joodse families totdat hij in 1937 trouwt met Agatha van Zuiden, die in 1902 in Hoogeveen is geboren. Door haar huwelijk wordt ook Agatha stateloos. In 1939 krijgen ze een zoontje: Julius. Tijdens de oorlog wonen ze aan de Oude Deldensestraat (nu nummer 34 en gesloopt). De heer Franken werkt bij Spanjaard als monteur-slijper en verdient er in 1938 ƒ21,- per week.
Siegfried Franken wordt eind augustus 1942 opgepakt voor het werkkamp Overbroek. Samen met zijn vrouw en zoon, die in november worden opgepakt, wordt hij daarna op transport gezet naar Auschwitz. Zijn vrouw en hun 3-jarig zoontje Julius worden gelijk na aankomst naar de gaskamer gebracht. Julius is de jongste inwoner van Borne die in de vernietigingskampen omkomt. Siegfried sterft enkele maanden later in een werkkamp.
De moeder van Siegfried, Julie Franken-Samuel, komt in 1938 naar Nederland. Ze krijgt een tijdelijke verblijfsvergunning op grond van het feit dat zij ‘geen middelen van bestaan heeft in Duitschland en gezien haar hooge leeftijd geen werkzaamheden meer zal kunnen verrichten om in haar onderhoud te voorzien’. Haar kinderen die nog in Duitsland wonen, proberen te emigreren en een andere zoon in Haarlem heeft al schoonfamilie in huis genomen. Ze gaat daarom in Borne bij haar zoon wonen. Ze is 82 jaar als ook Nederland voor haar niet meer veilig is. Ze wordt opgepakt in april 1943 en gedeporteerd naar Sobibor. De laatste maanden heeft ze alleen in Borne moeten wonen, want haar zoon en zijn gezin zijn dan al weggevoerd.
- De families Auerbacher en Hahn
Auguste Seligmann (geboren in 1897 in Emden) kwam in 1925 naar Borne om te trouwen met Joseph de Leeuw, die een slagerij had aan de Grotestraat.
Ze probeert voordat de oorlog uitbreekt verschillende familieleden naar Nederland te halen. In het verzoekschrift staat dat ‘verzoekster met haar man een slagerij drijven en zoo het schijnt levert deze zaak een flink burgerlijk bestaan op’. Toch moet ook zij enkele afwijzingen incasseren. Zo lukt het haar niet om een tante over te laten komen, hoewel de kinderen waarbij zij inwoonde in opdracht van de Duitse Regering naar Polen werden gestuurd’, zodat zij alleen achterbleef. Wel slaagt ze er in om twee zusters met hun gezinnen over te laten komen uit Duitsland. Haar zus Martha komt in maart 1939, eerst alleen met haar zoontje Alfred. Ze gaan inwonen bij de familie de Leeuw. In juni 1940 krijgt ook Martha’s man toestemming om naar Nederland te komen en gaan ze in één van de Spanjaardswoningen aan de Nijverheidsstraat wonen. Later komt ook zus Ella met twee dochters bij hen wonen. Het lukt niet om voor Ella’s man en zoon een visum te krijgen; haar man verbleef illegaal in België.
Aan de Nijverheidstraat wonen dan de families:
- Auerbacher: Jacob Auerbacher (1880), Martha Sara Auerbacher-Seligmann (1903) en hun zoontje Alfred Herbert Karel (1938).
- Hahn: de weduwe Ella Sara Hahn-Seligmann (1895), en haar dochters Erna Rosa (1925) en Ruth (1920). Ruth werkt een tijdje in de huishouding van mevrouw Spanjaard.
Ze krijgen allemaal een verblijfsvergunning van 26 juni 1942 tot 1 januari 1943 en daarna een verlenging voor een half jaar. Als in april alle Joden die nog niet zijn opgehaald, moeten vertrekken naar het kamp in Vught, ziet Auguste, die ondergedoken zit, nog kans om afscheid te nemen van haar twee zusters.
De familie Auerbacher wordt via Vught en Westerbork naar Sobibor gedeporteerd en daar direct na aankomst vergast. Hun zoontje Alfred is dan vijf jaar oud.
Erna Rosa Hahn overlijdt in Auschwitz, nadat ze in Hengelo is opgepakt, waar ze waarschijnlijk ondergedoken zat en/of in de huishouding werkte. Ook haar vader, die niet naar Borne kon komen, overlijdt in Auschwitz.
Haar zus Ruth trouwt na de deportatie met Egon Marchand, die in Bergen-Belsen omkomt. Ruth verblijft bijna twee jaar in Westerbork, voordat ze naar Duitsland wordt gedeporteerd. Ze heeft er allerlei baantjes, zoals aardappels rooien op het land. Op 4 september 1944 vertrekt ze met het laatste treintransport waarop Bornse Joden zaten naar Theresienstadt, waar zij haar moeder ontmoet die er toen al een jaar zat. Ook in Theresienstadt heeft ze werk, o.a. bij de Glimmer, het splijten van mica.
Zowel Ruth als haar moeder overleven het concentratiekamp. Theresienstadt is een concentratiekamp dat de Duitsers als modelkamp aan de wereld toonden en waartoe het Rode kruis toegang had. De omstandigheden waren er beter dan in andere kampen, waardoor relatief veel Joden wisten te overleven (ook mevrouw Spanjaard overleefde dit kamp).
Na de bevrijding keren ze terug naar Borne en in 1947 emigreert Ruth naar de Verenigde Staten.
- De families Weinberg en Roozendaal
De weduwes Henriette Weinberg-Israel (1872) en Berta Sara Roozendaal-Israel (1874) zijn zusters. Ze zijn de dochters van Nathan Israel en Roeschen Karz die in 1861 in Dillich trouwden en negen kinderen kregen.
Henriette (Jettchen) en Berta komen in 1939 naar Borne omdat de dochter van Henriette hier woont. Deze dochter Hedwig is getrouwd met Isaac Lievendag en woont aan de Von Bönninghausenstraat. Mevrouw Weinberg gaat bij haar dochter wonen. Samen met het gezin van haar dochter wordt ze later via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd en daar gelijk gedood.
Mevrouw Berta Roozendaal en haar kinderen Erich (1904), Johanna (1906) en Siegfried (1910) komen uit Nordhorn. Berta’s man Mozes werd in 1872 in Denekamp geboren en verhuisde later als 10-jarig jongetje met zijn ouders naar Nordhorn. Hij sterft in 1920, waarna zijn weduwe Berta met de verkoop van afvalproducten in haar onderhoud probeert te voorzien. Ook Berta heeft familie in Borne. Haar man Mozes was een neef van de beide ouders van Henriette van Emden – Roozendaal (zie 10.1). Daarnaast was een zus van Mozes getrouwd met een oom van Henriette van Emden.
In Borne gaat de familie Roozendaal aan de Ennekerdijk wonen, naast de synagoge. Siegfried trouwt in Borne met Rika de Haas. Rika kwam uit Wertle, Duitsland, maar werkte als dienstbode bij de kantoorboekhandel L. van Zuiden aan de Kalanderstraat in Enschede.
Erich en Siegfried werken in Borne als landbouwknechten. In 1942 worden ze tewerkgesteld in het kamp Overbroek. Daarna worden ze vanuit Westerbork samen met Siegfried’s vrouw Rika en hun tante Henriëtte op transport gezet. Rika overlijdt direct in Auschwitz, maar de broers Roozendaal worden ook in Polen weer te werk gesteld tot ze in maart 1944 sterven. Hun moeder Berta en zus Johanna worden via Vught en Westerbork in september 1943 naar Sobibor gebracht, de moeder een week na haar dochter. Beiden worden er direct vergast.
Berta Roozendaal had ook een dochter; Rosalie (1913). Zij verbleef in 1940 enkele maanden in Borne en opnieuw in 1942, toen ze in Borne trouwde met Walter Izak Terhoog. Rosalie overleefde Auschwitz en de dodenmarsen die aan het eind van de oorlog plaatsvonden. Haar man overleefde het niet. Rosalie hertrouwde met Arthur Krzesni, en kreeg met hem drie kinderen in de Verenigde Staten.
- De heer Engländer
Wolf Leib Israel Engländer wordt in 1893 in Hamburg geboren. Hij staat te boek als een gescheiden man en is koopman. Hij komt naar Borne vanuit Voorburg ‘ter verwijdering uit het grensgebied’. Het is niet duidelijk of hij in Borne connecties had. Hij heeft ingewoond bij de familie Hes aan de Ennekerdijk en later bij de familie van Gelder aan de Aanslagweg. Als hij wordt weggevoerd woont hij bij de Van Gelders aan de Grotestraat.
Hij wordt tewerkgesteld in kamp Overbroek, samen met verschillende Bornse plaatsgenoten. Vandaar wordt hij via Westerbork naar Auschwitz gestuurd waar hij opnieuw in een werkkamp terecht komt. Hij sterft er in 1943.
- De heer Reinhold
Joseph Israël Reinhold wordt in 1916 in Keulen geboren. Hij komt in 1939 naar Borne als één van de Palestina pioniers; jonge mensen die zich willen bekwamen in praktische beroepen om in Palestina een nieuwe gemeenschap op te bouwen. De meesten werken bij boerenbedrijven en velen overleven de oorlog, waarschijnlijk door hun hoge organisatiegraad. Joseph, die loodgieter van beroep is, kiest in april 1940 voor een functie bij Spanjaard.
In de oorlog woont hij, net als Wolf Engländer, bij de broers Van Gelder aan de Grotestraat. In 1942 vertrekt hij gedwongen naar Amsterdam, waar hij zes maanden later met Sara Voorzanger trouwt. In 1942 wordt hij op transport gezet naar een werkkamp en dat houdt hij vol tot januari 1945. Ook Sara komt om in de oorlog.
N.B.
Joseph Reinhold heeft de oorlog overleefd. Dat is bij toeval ontdekt door een brief uit een nalatenschap. De brief kwam uit de USA, en is in 1947 geschreven door Joseph Reinhold. In de brief beschrijft hij hoe hij verschillende kampen overleefde.
Deze informatie is door het Rode Kruis bevestigd. Zij ontdekten zijn overleving enkele jaren geleden toen een zoon van hem om meer informatie vroeg over de toenmalige vrouw van Joseph: Sara Voorzanger.
Sara stierf in Auschwitz. Joseph stierf in 1994 – 77 jaar oud – in Jefferson, Ohio.
De steen voor Joseph Reinhold is verwijderd in december 2015. Meer informatie.