Boorn & Boerschop: Gerard van Duuren, Hulp bij het kappen van bomen door de escorte van Seyss-Inquart

Auteurs: Annette Evertzen en Annie Weusthuis

Gerard van Duuren werd geboren in februari 1929. Hij was de oudste in een gezin van vijf kinderen, drie meisjes en twee jongens. Vader was meubelmaker, aanvankelijk in loondienst in Hengelo. Later, na de oorlog is hij voor zichzelf begonnen. Het gezin woonde vanaf 1938 aan de Lantmanstraat.

Het begin van de oorlogstijd:

Gerard herinnert zich de ochtend van de 10e mei 1940 nog heel goed. Hij was elf jaar. Hij stond voor de winkel van Wegter (tegenover de Stephanuskerk) en zag de Duitsers binnenkomen. Ze kwamen met paarden en wagens, met vrachtauto’s en met tanks. En overal op die voertuigen zaten zingende Duitsers: ‘Duutsers zingt aait’. Samen met zijn vader en een buurman ging Gerard naar die intocht van de Duitsers kijken. Zijn vader wond zich nogal gauw op en de buurman was bang dat hij daarbij een verkeerde opmerking of erger zou maken richting de Duitsers. Daarom nam de buurman vader mee naar huis. Gerard bleef kijken en was overdonderd door de vele Duitsers en al het materiaal. Gerard moest regelmatig de bonnen halen voor zijn ouders. Dat gebeurde in de oude ambachtsschool, op de plek waar nu de Oude Bleekweide is. Alles was op de bon, voedsel maar ook toewijzingen voor fietsbanden. In 1941 werd de elektriciteit al gedistribueerd. Er was maar een paar uur per dag elektriciteit. Vader van Duuren was erg gesteld op zijn sigaretten. Deze kwamen al gauw op de bon. Hij had voor die tijd al in grote aantallen sigaretten en shag gehamsterd – opa Van Duuren had een sigarenwinkeltje – maar deze voorraad was na een paar maanden verdwenen. Het was uitstekende handelswaar. Gerard kon goed leren en ging na de lagere school naar het gymnasium in het internaat bij de paters assumptionisten in Boxtel. Tijdens de vakanties ging hij vanzelfsprekend naar huis terug.

Afb 01: Gerard van Duuren Foto: auteurs artikel
Afb 02: Missiehuis St. Theresia, internaat in Boxtel, met kasteel aan de overkant Foto: Beeldbank Boxtel, paters Assumptionisten.

Bommen en vliegtuigen:

Hij herinnert zich twee bombardementen op Borne. Het eerste vond plaats toen hij nog niet naar Boxtel was vertrokken maar in de zevende klas zat (20-1-1943). Het was een bom van een Engelse Mosquito die achternagezeten werd door een Duits jachtvliegtuig. Om te kunnen ontkomen, moest het Engelse vliegtuig ballast (‘pröttel’) kwijt en wierp daarom bommen af. Eén ervan kwam terecht op het terrein van de gemeentelijke werf. Drie personen werden dodelijk getroffen door rondvliegende bomscherven. In huize van Duuren waren alle ramen door de luchtdrukverplaatsing gesprongen en de moeder van Gerard was hierdoor tegen de grond geslagen. Bij oom Jan Eppink in de Emmastraat (toen Letterveldweg) sprong ook een grote ruit. Oom Jan zei tegen Jan: ‘Noe hem’m ’t gangs’. Toen Gerard de andere ochtend naar school liep en met zijn vriendjes langs de plek van het bombardement kwam, zagen ze nog een been in een boom hangen. Ze vertelden het op school waarna het doorgegeven werd aan de politie. ’s Middags was het been weg.Het andere bombardement vond een maand later plaats (28-2-1943). Het gebeurde op een zondagmiddag in januari. De mensen – ook Gerard – kwamen net uit het lof uit de Theresiakerk. Vier Engelse Mosquito’s werden aangevallen door Duitse Focke Wulfs, die op vliegveld Twente (Fliegerhorst) zaten. Ook hier moesten de Engelsen om snelheid te krijgen, gewicht kwijt en werden er bommen afgeworpen. Hierbij kwamen diverse personen om. Gerard herinnert zich het jonge echtpaar Wiggers-Hollink, dat ook net uit de kerk kwam, alsmede mevrouw Landkroon. Ook mevrouw Groothuis-Wouterse, die in een woning van Eigen Haard woonde, overleed een dag later als gevolg van verwondingen die ze bij dit bombardement opliep. ’s Nachts vloog er altijd één Mosquito rond in de omgeving. Deze werd ‘de nachtzuster’ genoemd. De jongens in de buurt kenden veel vliegtuigen bij naam. Soms gingen ze op de hoek van de straat staan, wanneer er veel overvlogen. Daar was het uitzicht beter en konden ze de vliegtuigen langer volgen. Er waren speciale ‘beukskes’ te koop, waarin de silhouetten van alle gangbare vliegtuigen waren beschreven. Gerard had niet zo’n boekje, zijn zakgeld was ontoereikend.

Afb. 03: Panden aan de Oude Deldensestraat 28 t/m 32, bewoond door de families Hilbrink, Bruinenberg en Leushuis Foto: Beeldbank Gemeentearchief Borne

Gerard en zijn vader zagen eens vier jongens met brisantbommen lopen. Toen zijn vader er op afging renden ze weg en moest Gerard naar het politiebureau om dit te melden. Tijdens de oorlog maakten jongens ook granaten open, daar zat fosfor in en dat werd dan op een vuur gegooid. Zelf kwam Gerard ook eens thuis met onder elke arm drie brandbommen. Hij verstopte ze in de schuur en ze werden vergeten: ‘Je zag geen gevaar’. Pas bij een verhuizing in de 50-er jaren kwamen de bommen tevoorschijn: ‘Mijn vader was lelijk op mij, ook toen nog’

Joden in de Lantmanstraat:

In de Lantmanstraat woonden de Joodse gezinnen Jacobs en Sachs, ze waren familie van elkaar. Mevrouw Sachs en de heer Jacobs waren zus en broer. De familie Sachs was al vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht. Dochter Friedl Sachs was al eerder uit Duitsland gekomen en ingetrokken bij haar oom en tante, de familie Jacobs. Toen haar ouders ook naar Borne kwamen, ging ze weer bij hen wonen. Mevrouw Jacobs maakte van oude herenhoeden nieuwe dameshoeden. Gerard kwam bij beide families over de vloer. Hij verrichtte er regelmatig kwarweitjes. Zo werd hij soms gevraagd om langs te komen om op sabbat de kaarsen aan te steken. Joden verrichten op deze dag geen werk. Ook maakte hij soms een mal voor de hoedjes. De brief met daarin de aanzegging over het aanstaande transport van de familie kwam op zaterdag, (dus) sabbat, aan. Op deze dag mochten Joden geen brieven openen, dus werd Gerard door mevrouw Sachs gevraagd de brief te openen en voor te lezen. Dat deed hij. Er stond in dat ze binnen een week op transport moesten. De reactie van de familie was gelaten. Ze gaven hem een klok, een regulateur. Niet om in bewaring te geven maar als cadeau voor hem. Waarschijnlijk hebben ze voorvoeld dat ze mogelijk niet terug zouden keren. Na het bericht over het transport hoorde Gerard de hele nacht heen en weer geloop tussen de huizen van beide Joodse families. Wellicht hebben ze met elkaar overlegd. Beide families zijn vermoord, alleen dochter Friedl Sachs overleefde de kampen.

Eiken (in de werkplaats en op Twickel):

Naarmate de oorlog langer duurde kwam er een tekort aan steeds meer zaken. De familie van Duuren had gelukkig een grote moestuin, dus aan aardappels had men geen gebrek. Na de oogst van rogge gingen de kinderen roggearen zoeken op het veld. Vaak lieten boeren expres veel op het land achter. Deze aren werden gedorst. Er was ook een controleur bij het dorsen aanwezig. Deze had gelukkig niet in de gaten dat er een gat in de zeef zat waardoor niet alleen het kaf overbleef maar ook een behoorlijke hoeveelheid korrels. De rogge werd naar bakker Budde gebracht die er roggenbrood van bakte. Vader van Duuren had kort voor de oorlog een grote partij eikenhout opgekocht, zoals kabinetten en tuugkisten. Het was zijn bedoeling die te verwerken tot kleinere meubels voor zijn klanten. Het tekort aan textiel werd echter ook steeds groter. Kleding, kousen, naaien stopgaren, aan alles was gebrek. Bij de firma Stork en enkele andere fabrikanten had men deze zaken nog wel. Gerards vader heeft dan ook tientallen wandkastjes gemaakt van zijn voorraad meubels. Hij kreeg deze in natura (kledingstukken, kousen, en garen) uitbetaald. Er was ook een tekort aan brandhout. In het laatste oorlogsjaar, Gerard was inmiddels een jaar of vijftien en had zich een mooie eik uitgezocht op een wal op Twickel: ‘Die kan ik alleen wel baas’. Hij had een ‘mooi bielke’ en een scherpe zaag meegenomen, alsmede een ‘onwies grote’ trekkar. Met dit hout zou de kachel van de familie van Duuren weer een poosje kunnen branden. Gerard had het zo bedacht dat de eik net naast een sloot op de walkant zou vallen, zodat hij de boom gemakkelijk op zijn trekkar zou kunnen laden en meenemen. Helaas ging zijn plan niet door. De eik kwam op straat terecht. En net op dat moment kwam er een Duitse Kübelwagen aangereden (de Duitse variant van de jeep). Deze Kübel werd voorafgegaan door twee militairen op een motor en ook achter de Kübel reden twee militaire motorrijders. Ze sprongen van hun motoren, pakten Gerards ‘bielke’ en zaag af, sprongen over de sloot om te zien of daar niemand zat. Toen kwam er een man uit de Kübel. Hij liep wat mank. Toen de soldaten zagen dat Gerard slechts een tiener was, op zoek naar brandhout, hielpen ze hem met het in stukken zagen van de boom, zodat hij deze op zijn trekkar kon leggen. Op weg naar huis, kwam zijn vader, ongerust geworden door het lange uitblijven van zijn zoon, hem al tegemoet lopen, bij de Oude Deldenerweg. Gerard vertelde zijn ervaringen aan zijn vader. Op dat moment werd het hem pas helder dat de man in de Kübel Arthur Seyss-Inquart was geweest, de rijkscommissaris van de Duitsers in Nederland. De militairen waren waarschijnlijk bang geweest voor een aanslag op hem, vandaar dat ze over de sloot sprongen om te zien of daar geen schutters verborgen zaten.

Afb. 04: Duitsers op de trap voor de hoofdingang van het internaat in Boxtel. Foto: Beeldbank Boxtel, paters Assumptionisten

Bevrijding:

Gerard zat weer in Boxtel. Niet in het internaat want dat was gevorderd door de Duitsers. De lessen werden gevolgd in de bovenzaal van een bioscoop. Slapen deed men in geïmproviseerde kamers op de bovenverdieping van de landbouwschool. En in het kasteel werd gegeten: ‘Dat was een getrek door Boxtel heen’. Boxtel werd bevrijd op 23 oktober 1944. Het noorden was nog niet bevrijd en vanaf die tijd was het ook niet meer mogelijk naar huis te gaan. Dat gebeurde pas in mei 1945. Hij maakte de reis achterop een motor. Tijdens de eerste Koninginnedag na de bevrijding, op 31 augustus 1945 namen de bewoners van de Lantmanstraat deel aan de optocht met een nagebouwde Shermantank. De tekening hiervoor was door Gerard gemaakt. De Lantmanstraat kreeg de eerste prijs voor de straatversiering tijdens deze Koninginnedag. Twee jaar na de oorlog eindigde Gerard de studie. Zijn vader had alles al geregeld op het lyceum in Oldenzaal, maar Gerard had ‘n boek vol van ’t learn’ en ging werken bij drukkerij ten Tusscher.

Afb. 05: Tank Liberator, gemaakt door de bewoners van de Lantmanstraat voor de optocht op 31 augustus 1945. De voerman is Johannes Kruit. Ze hadden geweren bij zich van Engelse soldaten. Foto: HIP, Heemkundevereniging Borne.

(–> naar PDF versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 2020-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)