Auteur: Hans Nijhof
Het artikel over de Cripple Creek Club in het aprilnummer van Boorn en Boerschop van dit jaar heeft een aantal reacties opgeleverd. Eén daarvan kwam uit Hengelo van Pel Kotkamp, initiatiefnemer van ‘Poparchief Twente’, met betrekking tot de korte beschrijving van de beatclub op de Meijershof. Een mail met als verrassende bijlage een ledenkaart van de Black Corner Club en de vraag of er ook een club met die naam in Hengelo heeft bestaan.
Dat de activiteiten op de Meijershof werden voortgezet in Hengelo begon vage herinneringen op te roepen na het zien van de ledenkaart met drie handtekeningen van de bestuursleden. Eén ervan bracht me aan het twijfelen maar een andere was overduidelijk leesbaar. Niet een echte handtekening maar een stempel met in rode letters de naam J.A.M. Pol.
Een telefoontje naar Jan Pol was voldoende voor een afspraak om nog even de geschiedenis van de club door te spitten en de vraag beantwoord te krijgen. Tijdens een geanimeerd gesprek in de gezellige tuin van Jan en Thilda kwam het antwoord inderdaad met, als aanvulling op de eerder informatie van Frans Nijkamp, Jan’s versie over het wel en wee van de beatclub op de Meijershof in 1965.
Op sintels en boomstammen
‘Je bent rijk in de Ennekerdijk’. Jan Pol kan het zeker weten, want opgegroeid op de Meijershof heeft hij na zijn huwelijk tot op heden, zij het op meerdere adressen, altijd in de historische straat gewoond. De gevleugelde woorden van Jan kan ik volmondig beamen, want de bijna dertien jaren van mijn kindertijd die ik doorbracht in een van de oudste straten van Borne behoren tot de mooiste van mijn leven.
Regelmatig trokken buurjongens uit de Ennekerdijk naar de in het verlengde van de straat liggende Meijershof. Het ‘pleintje’ voor Jan’s ouderlijke huis met aan de overzijde de Oale Schöp van De Mösselboer en het ‘Mezenhoes’ was bedekt met sintels. Een uitstekende ondergrond voor speedway rijden op oude fietsen, maar een waardeloze mat om op te voetballen. Maar ondanks dat werd er gevoetbald en fanatiek met als gevolg zwarte handen geblutste knieën en schaafplekken van onder tot boven. Na de ‘wedstrijd’ werd er uitgerust en bij-gekletst op de stapel boomstammen voor de werkplaats van Hendrik Pol, Jan’s vader. Vanaf daar hadden de jongens, waaronder steevast Frans Nijkamp en Jan zelf, een mooi zicht op de woning van Mees. De sterke verhalen vlogen in het rond, maar dat het ‘Mezenhoes’ het middelpunt zou worden van een waar gebeurd sterk verhaal kwam toen nog niet bij de jongens op.
Een beatclub
De laatste bewoner van de voormalige klompenmakerij, Hein Mees, overlijdt in 1965 en daarmee komt het pand aan de Meijershof nr. 4 leeg te staan. De vrienden Frans Nijkamp en Jan Pol worden op een idee gebracht. Na de opkomst van de nieuwe muziekstroming ‘De Beat’, wordt in de nabije omgeving de een na de andere Beatclub geopend met de succesvolle Cripple Creek Club in de Keizerskroon als dichtstbijzijnde. Het nu leegstaande pand lijkt voor Frans en Jan een uitstekende locatie om hier ook een dergelijke uitgaansgelegenheid te vestigen.
Frans Rientjes van de Meijershof is eigenaar van het pand. Het blijkt voor de beide vrienden niet zo moeilijk om Frans voor hun idee te winnen. Hij vindt het wel oké en zo kan begonnen worden met de inrichting van een nieuwe beatclub in Borne.
Creativiteit, risico en kennissenkring
Een vastomlijnd plan voor die inrichting is er niet echt en er zal toch eerst een oplossing gevonden moeten worden voor de afwezigheid van een onmisbare voorziening. Voor een goed draaiende club waar de activiteiten voornamelijk ’s avonds plaatsvinden, is verlichting en een stroomaansluiting voor de geluidsinstallatie een vereiste, maar de nutsvoorzieningen zijn afgesloten en dat betekent geen stromend water en geen elektriciteit. Enig creatief denkwerk, wat risico nemen en een goede kennissenkring vormen de sleutel tot de oplossing. Er wordt contact opgenomen met Willie Annink, bij veel Bornenaren bekend als dé technische man van de IJsselcentrale. Hij is bereid om het probleem te tackelen.
Het elektriciteitsnetwerk is nog bovengronds en voor het huis staat een houten paal waarlangs de leiding loopt. Willie voorziet zijn voeten van een paar klimbeugels, begeeft zich tot boven in de paal en koppelt vaardig een stroomkabel aan het netwerk. De klus is vlot geklaard en, hoewel niet geheel volgens de regels, de stroomvoorziening is geregeld.
De hierboven genoemde drie eigenschappen worden ook aangewend om de inrichting van het pand compleet te maken en dat moet gebeuren zonder al te veel onkosten te maken.
Een bar is een onmisbaar attribuut in een club. Daarvoor valt het oog op het houten bed van wijlen Hein Mees. Met een beetje zagen en timmeren wordt het ledikant omgetoverd tot een heuse bier- en wijnbar.
Voor de entree, waar de ontvangst van de gasten zal plaatsvinden en de kaartjes verkocht gaan worden, moet een passende balie worden aangeschaft. Op de tweesprong van de Morseltdijk en de Woolderweg staat de VIVO-winkel van Been. Daar wordt een oude toonbank te koop aangeboden. Voor tien gulden mag deze worden meegenomen en de nieuwe aanwinst wordt vervolgens passend geïnstalleerd.
De boel moet nog wat meer gezelligheid uitstralen en daarvoor wordt gekozen voor een in de jaren zestig veelvuldig toegepaste versiering: visnetten. Voor deze en andere accessoires wordt een sponsor gevonden in de persoon van Albert Stroeve.
De draaitafel
Intussen is er ook een technisch medewerker aangesteld die zorg moet dragen voor het aanbrengen van de visnetten, ballonnen en ander sfeerverhogend materiaal. Het is Herman Roetgerink die ook verantwoordelijk wordt voor de geluidsinstallatie, waaronder de pickup en luidsprekers. Herman woont rechts naast het Bussemakerhuis, tegenover de dames Weustink. Zij hebben tijdelijk een medebewoner in huis, de heer Wissink, en deze meneer beschikt over een heuse platenspeler.
Hoe het precies geregeld wordt is niet helemaal duidelijk, maar dankzij het grootmoedige gebaar van heer Wissink beschikken de jonge ondernemers over een voor een beatclub onmisbaar apparaat. Weliswaar in bruikleen, maar dat mag hem de pret niet drukken. De pickup zal als het nodig is weer netjes worden terugbezorgd – Wissink moet inderdaad een edelmoedig en vrijgevig man zijn geweest, want waarom leent hij een voor die tijd toch redelijk kostbare platenspeler uit aan een paar, met alle respect, druistige jonge avonturiers. Jan herinnert zich nog dat het apparaat inderdaad weer teruggegeven is, maar dan in een zeer slechte staat. Pijnlijk glimlachend moet hij toegeven dat hij er wel met een gevoel van schaamte aan terugdenkt. –
De ton
De werkzaamheden vorderen gestaag en er ontstaat een ruimte die ondanks het gebruik van basale middelen best wel gezellig en knus genoemd mag worden. Maar ja, het geld groeit de beide jeugdige ondernemers niet op de rug. Een ingrijpende verbouwing is dus niet aan de orde, met als gevolg dat de nog aanwezige ‘ooldn boozem’ (de schouw) gewoon blijft zitten waar die zit. Ook moet er bezuinigd worden op elementaire voorzieningen zoals het sanitair. Het toilet is niet meer dan dat wat je nog kunt verwachten in zo’n oude woning: een ton in een kleine ruimte die kan worden afgesloten met ‘ne krab’, een houten sluiting, op de deur. Dat kan er wel mee door……., toch?!
Een naam
Tijd om de zaak te openen, maar niet eerder dan dat deze een passende naam heeft gekregen. Als je in Borne zegt dat je in ’n Zwatn Hook’ woont, weet elke Bornenaar wel wat je bedoelt en als je die naam volgens de hippe regels van de zestiger jaren vertaalt naar het Engels wordt het Black Corner. De nieuwe Bornse beatclub gaat dus Black Corner Club heten, kortweg BCC, een mogelijke concurrent van de al bestaande CCC in de Keizerskroon. De drank is besteld, de plaatjes kunnen worden gedraaid, dus laat de jeugd maar komen!
Gemotoriseerd publiek
En die komt, want kort na de start van de nieuwe club trekken de jongeren in drommen tegelijk naar de Meijershof, te voet, op de fiets of op de populaire brommer. Het duurt niet lang of de eeuwenoude historische plek staat, naast de ‘gewone’ fietsen, vol met Kreidlers, Zündapps, Puchs, Tomos’en, DKW’s en een enkele Solex. Hun eigenaren vermaken zich uitstekend in de nieuwe club waarvoor helemaal geen reclame gemaakt hoeft te worden, want dat gaat als vanzelf van mond tot mond. Zelfs de Cripple Creekers banen zich een weg door het Rientjesbos om de sfeer te proeven.
Het is trouwens niet alleen de jeugd uit Borne die haar vertier komt zoeken op de Meijershof. Het nieuws van de pas geopende club bereikt ook de jongeren uit Hertme, Bornerbroek, Saasveld en Delden. Zelfs vanuit Hengelo, dat toch al een flink aanbod aan uitgaansgelegenheden heeft, komen er jongelui die het Bornse sfeertje wel zien zitten.
Gezellige buren
Maar daar blijft het niet bij. Het is zomer en voor de boeren is er veel werk aan de winkel en na gedane arbeid is het goed rusten al of niet onder het genot van een alcoholische versnapering. Het kan dan ook zo maar gebeuren dat na het hooien de een na de andere binnenkomt. Het zijn bekenden uit de directe omgeving waaronder Hassels-Mönning en Schwering. Maar ook eigenaar Frans Rientjes en zijn vrouw Agnes zijn van de partij. Van de beoogde rust komt overigens weinig terecht, want de aanwezigen werpen zich fanatiek op een potje ‘knobbelen’, een populair gezelschapsspel dat vaak in cafés wordt gespeeld. Zonder de regels van het spel uit te leggen: er wordt gespeeld om een flesje bier. Maar het enthousiasme groeit gestaag en uiteindelijk gaat het bij de inzet niet meer om een flesje maar om een hele krat! Jan: “Het gevolg was dat de een na de andere krat moest worden aangerukt en die vormden een stapel tot aan het plafond. Dat kon in nog geen zes weken worden opgedronken.” – Dat gebeurt dan ook niet en dus blijft het beregezellig en loopt het nooit uit de hand. –
Het bestaan van de nieuwe club dringt ook door tot het nog wat jongere volk. Te jong eigenlijk, maar het wordt een paar jongens uit de Ennekerdijk gegund om af en toe ‘achterom’ te komen en een bezoekje te brengen aan de oude schuur waar de drankvoorraad staat. Peter Roetgerink weet zich nog te herinneren dat dit voor hem en overbuurjongen Gerard Leushuis een leuke tijd was. Af en toe een glaasje ranja is in die tijd al een hele traktatie, maar als je je te goed mag doen aan de diverse goddelijke frisdranken zoals Coca Cola, Seven-up, Sinalco en Chocomel, waan je je in de hemel. Die verandert dan overigens weer in de hel als de zoete en koolzuurrijke inhoud van de nog onwennige maagjes van de beide knapen begint op te spelen. Het gevolg is een kokhalzende run naar de achter de BCC gelegen rondwegsloot, waar de kostbare lading moet worden geloosd.
Feest zonder einde
De algehele consumptie van bier, wijn en fris is aanzienlijk en groothandelaar Joop Stegeman, de vaste leverancier, komt dan ook twee keer per week voorrijden om de voorraad aan te vullen. Jan somt op: “18 kratten bier, 12 kratten cola, 8 kratten Sinalco (sinas) en….. 2 kratten chocomel. De chocoladedrank komt mede binnen op verzoek van Agnes Rientjes omdat dit haar favoriete drankje is. Meestal blijven er nog twee kratten bier achter in de wagen van Stegeman. Als Jan vraagt waar die naartoe gaan, is het antwoord: “Naar de Keizerskroon.”
De genoemde hoeveelheid drank die bezorgd wordt, bewijst dat het aantal bezoekers hoog is. Jan bevestigt dit met de toevoeging: “De BCC was bij wijze van spreken 24 uur per dag geopend. Het was een feest zonder einde en er golden geen sluitingstijden.”
Hoge nood
Als de drank dan toch ter sprake komt…. ‘het meeste wat erin gaat, moet er ook weer uit’. Voor deze behoefte is men aangewezen op de al eerder beschreven toiletvoorziening. Met enige regelmaat klinkt er gegil uit de richting van het ‘gemak’, meestal wanneer een van de heren het toilet wil bezoeken als het nog door een dame bezet wordt of wanneer die de kleine ruimte net wil verlaten. De volgens de horecawet voorgeschreven maar ontbrekende voorziening in de vorm van gescheiden toiletten roept vraagtekens op. De oplossing vergt enig denkwerk, maar is briljant in al haar eenvoud. Bij de entree wordt een bord opgehangen met de tekst: ‘Heren, volg de pijlen.’ Als de mannen dat vervolgens ook gaan doen, worden ze via de pijlenroute naar de tuin geleid. Daar staat een stevige perenboom, het perfecte urinoir.
De kas
De sfeer is goed, de mensen blijven komen en er stroomt ondertussen aardig wat geld in de kas. Deze moet goed beheerd worden maar een echte kluis of brandkast is niet perse noodzakelijk. Een houten sigarenkistje voldoet om de gederfde opbrengsten veilig in op te bergen. De ene week is het gelddoosje onder de hoede van Jan, de andere week onder die van Frans.
De huisband
De pickup van meneer Wissink draait overuren, maar er is ook af en toe live-muziek. In Borne zijn inmiddels al wat bandjes geformeerd. Zo ook door de gitaristen Lou Groenhuizen en Andries Dijkslag. Hun band stort zich op de beatmuziek onder de naam ‘The Rangers’ en wordt min of meer de huisband van de BCC. Voor de muzikanten is er niet echt een podium beschikbaar en dus moeten ze zich schikken naar de enigszins krappe ruimte. Dat betekent dat er deels moet worden plaatsgenomen onder de ‘boozem’. Andries, niet echt een kleine jongen, heeft zijn plek gevonden onder deze schouw. Als dan de band begint te spelen, kan het publiek net niet zien met hoeveel overgave de gitarist de nummers meezingt. Ze zien wel zijn lijf, maar zijn hoofd gaat volkomen schuil in de schoorsteen.
Het einde
De muziek, middels de platenspeler of van de band, het geluid van stemmen van de bezoekers dat toeneemt naarmate er meer wordt gedronken en vooral het luidruchtige vertrek van de jongens die hun brommers starten en vervolgens knetterend wegscheuren tot diep in de nacht, roept de vraag op of dit allemaal wel goed blijft gaan. Hierbij kun je voorzichtig denken aan overlast.
En ja, er komen klachten uit de buurt. Jan en Frans worden op het gemeentehuis uitgenodigd voor een gesprek met adjudant Broekhuizen van de Bornse politie. In alle redelijkheid wordt de situatie besproken en komt men tot de conclusie dat de club moet worden gesloten. Wetende dat de klagers wel gelijk hebben, maar met pijn in het hart doen de kameraden wat hen is opgedragen. Ze mogen de zaak nog een week open houden om de nog aanwezige voorraden op te maken, maar dan gaat de deur op slot. Na een bestaan van slechts een aantal maanden gedurende de zomer van 1965, komt er een einde aan de nog jonge maar dan al geliefde en succesvolle Black Corner Club. Voor veel mensen die deze geschiedenis kennen houdt het hier dan ook op.
Doorstart
Maar toch, de rust mag dan weergekeerd zijn op de Meijershof, kennelijk niet in het hoofd van Jan Pol. Hij heeft de smaak duidelijk te pakken en overweegt een doorstart van de club. Niet in de directe omgeving van de oude, ook niet in op een willekeurige andere plek in Borne, maar in Hengelo. Daar moet je op dat moment zijn voor de echte Beatsfeer die je kunt opsnuiven in met name de Rootie Tootie en de Easy Beat.
Het antwoord op de in de inleiding gestelde vraag is dus: ja, de Black Corner Club in Hengelo is een voortzetting van die uit Borne. De ledenkaart is uitgegeven door het bestuur van de club. Jan heeft twee bekenden uit Borne gevraagd om samen met hem het avontuur aan te gaan. De tweede handtekening op de kaart is van Gerard Vollenbroek en mijn vage vermoeden krijgt een plek als Jan bevestigt dat de derde van Jos Nijhof is, mijn oudere broer. – Ja, hij heeft er wel eens iets over losgelaten maar niet in zoveel bewoordingen. –
Gerard en Jos hebben samen in een dixieland-band gespeeld, maar ze zijn overgestapt naar de Beat (popmuziek) in de Bornse band The Pops. Met hun artistieke en muzikale achtergrond vullen ze Jan aan in een, zoals Jan het uitdrukt, ‘bestuur op hoog niveau’.
Het filiaal van de BCC
Maar……een afgeleide van ‘n Zwatn Hook in Hengelo, is dat niet de goden verzoeken?
Jan gaat voor het eerlijke verhaal.
De zaal van Het Wapen van Hengelo van de familie Falkman aan de Deldenerstraat is beschikbaar en deze kan door de jongemannen worden ingericht als beatclub. De onvermijdelijke visnetten komen weer aan het plafond en de boel wordt verder versierd met fraaie tekeningen. De discotheek is een pronkstuk op zich, want deze wordt door Gerard zodanig ingericht dat er tijdens het draaien van de plaatjes op een groot scherm dia’s met afbeeldingen van de artiesten worden getoond.
De basis is goed en om toch vooral professioneel over te komen, wordt besloten lidmaatschapskaarten uit te geven. Deze kaarten moeten zijn voorzien van een pasfoto van het clublid en de handtekeningen van de bestuursleden. De vraag hoeveel van die kaarten er zijn uitgegeven, wordt met een grote aarzeling beantwoord:…????… dertig? Hoe dan ook, Tubantia kondigt aan dat er een filiaal van de Black Corner Club wordt geopend en het feest kan beginnen. Maar hoewel alles dik in orde is, loopt het niet storm. Ondanks bijzondere activiteiten zoals een actie voor ‘hongerig India’ met medewerking van de MNM’s, voorheen The Rangers, de huisband van de BCC.
Het zal mogelijk te maken hebben met het feit dat de Bornse jeugd in Borne blijft en de meeste jongeren uit Hengelo en omgeving hun weg al hebben gevonden naar de Rootie Tootie en Easy Beat. Hoe dan ook, de opkomst is zeer mager.
Jan illustreert dat met een mooi voorbeeld:
er is een band gecontracteerd. Uit advertenties maken we op dat dit ‘Les Relaques’ moet zijn geweest. Een entreekaartje kost 49 cent, een bewuste keus, want over een entreeprijs onder de 50 cent hoeft geen belasting betaald te worden. Maar met slechts een handjevol bezoekers kom je met 49 cent per persoon niet ver. Daar kun je geen band van betalen.
Dan wordt er een andere formule toegepast die inhoud dat de entreeprijs FL.1,50 gaat bedragen en de band 10 procent van de totale opbrengst van de entreegelden tegemoet kan zien.
De eerstvolgende band die met de regeling akkoord gaat, kan de rekensom al maken tijdens het optreden. Het aantal bezoekers bedraagt twintig personen en de totale opbrengst zal dus FL. 30,- zijn. Aan het eind van de avond gaat de band naar huis met een gage van maar liefst ……. 3 Nederlandse guldens.
“Dat heb ik geweten”, grinnikt Jan, “ze konden me wel vermoorden en bovendien kwamen de ouders van de bandleden ook nog even verhaal halen. Met woedende blikken in hun ogen riepen ze: “We komen hier nooit meer terug!”
De concurrentie is te groot, de schwung komt er niet in en om de zaak toch draaiende te krijgen wordt overwogen om het over een andere boeg te gooien, Maar kennelijk ook zonder succes. Het bericht in dagblad Tubantia van 4 maart 1966 met de
aankondiging van het bestuur om van de beatmuziek over te stappen op Dixieland en ‘gewone dansmuziek’ is het laatste dat van de BCC vernomen wordt. De stekker gaat eruit. “Met bloedend hart”, verzucht Jan. Hij wordt nog wel gebeld met het verzoek de reclamebiljetten van de club van de lantaarnpalen te verwijderen.
Met dank aan
• Jan Pol; voor de uitgebreide informatie, de koffie en de permissie te gaan voor ’dichterlijke vrijheid’.
• Frans Nijkamp; voor de informatie en de permissie voor het ‘hele verhaal’
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2022-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)