Boorn & Boerschop 2020-02: Het Smalle Paadje

Auteur: Benny Nijhof

Een bewoner van ‘La Laiterie’ vroeg mij eens of ik nog een stukje over de historie van de Molenstraat en omgeving kon schrijven. Dat is nog niet zo eenvoudig. Er hebben zich hier in deze buurt, voor zover ik weet, nog nooit wereldschokkende gebeurtenissen zoals natuurrampen, grote branden of veldslagen voorgedaan, welke in de herinnering zijn blijven hangen. Een bijna ontspoorde trein in 2013 ligt nog redelijk vers in het geheugen, maar verder, ik zou het zo niet weten. Een kleine veldslag, uit mijn jeugd, kan ik me echter nog wel herinneren. Het was de slag op ‘Het Smalle Paadje’.

In tegenstelling tot nu liep de Azelosestraat vroeger vanaf het ‘Witte Huis’ tot aan de spoorwegovergang. Over het spoor heette de straat Azeloseweg. Dit was niet omdat de buurt minder aanzien had of zo. Oh nee, over het spoor lag echter geen bestrating, maar bestond de verharding uit vast aangewalste leem en grind. Vandaar Azeloseweg. Om de één of andere reden, die mij nooit duidelijk is geworden, was er altijd wel een zekere rivaliteit tussen de jongens van áchter het spoor en van vóór het spoor, waar ik ook bij hoorde. Met name gold dit voor territorium rond ‘Het Smalle Paadje’. In mijn jonge jaren was er direct rechts over het spoor eerst een brede spoorsloot, welke ‘s zomers altijd droog stond. Daar naast lag het smalle paadje. Nu ligt er nu een klinkerstraatje. Het liep parallel met de spoorsloot en de spoorlijn tot aan de Bornebroeksestraat. Achter de woningen aan de Azeloseweg was nog geen bebouwing en geen speeltuintje zoals nu. Ondanks dat er veel van het paadje gebruik werd gemaakt, was het niet veel breder dan een trottoirtegel. Ter weerszijden van het paadje was er een weelderige begroeiing van mals groen gras en vette paardendistels. Ideaal voor het plukken van het, in die jaren, nodige konijnenvoer. Van onze ouders mochten we ’s avonds niet op het smalle paadje komen. Er zou ‘slecht volk’ rondwaren. Wat groter geworden kwam ik er al snel achter dat het ‘slecht volk’ bestond uit verliefde stelletjes die zich neervlijden in het groen op de zacht glooiende flanken van de spoorsloot. Dat ze daar niet lagen om naar de sterren te kijken, laat zich wel raden. Onze ouders wisten wel, dat wat wij daar zouden zien niet voor onze kinderogen bestemd was en weleens tot vervelende vragen kon leiden. Hoe zat dat nou met de slag op ‘Het Smalle Paadje’? Ik wilde voor het avond- eten nog snel wat gras voor de konijnen plukken bij het smalle paadje. De mand was net halfvol groenvoer toen ik ze vanuit mijn ooghoeken zag aankomen, enkele knapen van achter het spoor. “Wat möt dat hier?”, riep er één al van ver. “Dat zie je toch, gras plukken”, riep ik terug. “Opdonderen en rap.” Ze waren nu heel dichtbij. Ik begon hem wel een beetje te knijpen en ging staan om, als het nodig was, weg te rennen. Tot mijn opluchting zag ik dat er vanaf de Azeloseweg versterking naderde. Het waren de jongens van onze overburen met hooivorken en harken over de schouders, die terugkwamen van het hooien op hun wei naast de Joodse begraafplaats. Mijn belagers stonden nu vlak voor me en hadden niet door dat ik hulp kreeg. De kleinste schopte de mand met vers geplukt gras om. Toen ik de mand op wilde rapen, gaf de grote mij een duw zodat ik onderuit ging. Ik weet niet of hij mij of de mand een trap wilde geven, het leek er in ieder geval wel op dat hij wilde schoppen. De overbuurjongen met de hooihark over zijn schouder zag dat ook. Voordat mijn belager zijn voornemen kon uitvoeren had hij een klap van de hooihark op zijn rug te pakken en wel zo hard dat de steel van de hark doormidden brak. Met een schreeuw stortte hij ter aarde en bleef bewegingsloos liggen. Toch wel verschrikt stonden we er bij te kijken. “Wat nu?”, vroeg iemand. “Rol hem maar onder in de spoorsloot daar komt ie wel bij”, zei de knaap die geslagen had. Dat vond ik wel wat cru. Samen met een buurjongen draaiden we de bewusteloze om en brachten hem in zitpositie. “Ik wil naar huis”, brabbelde hij plotseling terwijl zijn ogen nog gesloten waren. Zijn maat was in geen velden of we- gen meer te zien. Een buurjongen wist waar de aan- geslagen knaap ongeveer woonde. Met zijn tweeën hebben we hem naar huis gebracht. We zijn nooit vrienden geworden met de jongens van achter het spoor, maar dankzij de ‘Slag op het Smalle Paadje’, het was eigenlijk maar één harde klap, zijn we ook nooit meer lastig gevallen.

Afb. 01: Het Smalle Paadje ligt er tegenwoordig vredig bij. (Foto: Hans Nijhof)

(–> naar PDF versie van deze publicatie)

(–>naar Inhoudsopgave 2020-02)

(–>naar Boorn & Boerschop pagina)