Auteur: Leo Leurink
Vraag de huidige 75-plusser, die de Jacobusschool heeft bezocht en in de jaren vijftig bij meester Krupers in een klas zat, naar zijn mooiste schoolherinneringen. Geheid zal het antwoord zijn: ‘De zomerkampen in Beuningen’. Ik zelf heb er aan twee deelgenomen en ze staan nog altijd als een on- uitwisbare belevenis in mijn geheugen gegrift. Dat daarover, nu zo vele jaren later, een artikel in dit blad verschijnt is louter toeval. Al een hele tijd terug kwam er, naar ik heb vernomen, uit de boedel van de St. Jacobusschool een cahier tevoorschijn waarin twee zomerkampen (1956 en 1957) uitvoerig staan beschreven. Het is niet alleen leuk verwoord door, maar ook verluchtigd met prachtige pentekeningen van de toen 11 á 12 jarige Petri Leijdekkers. Het is een logboek, zoals Petri het noemt, waarin van dag tot dag de belevenissen in het Twentse Beuningen staan opgetekend. Het cahier komt vervolgens terecht bij mijn broer Johan. Na zijn overlijden komt het uiteindelijk in mijn (tijdelijke) bezit, waar het enkele jaren blijft liggen. In en bij het logboek bevinden zich tal van foto’s. Het logboek weer ter hand nemend, komt bij mij andermaal de gedachte op om over de zomerkam- pen een artikel te schrijven. Om daarbij gebruik te maken van dit logboek vereist wel overleg met de samensteller. Maar waar kan ik Petri Leijdekkers, meer dan een halve eeuw geleden uit Borne ver- trokken, vinden? Dankzij de ‘Google-boer’ weet ik Petri op te sporen. Hij verblijft al sinds medio ja- ren zestig in Stad Groningen en reageert verrast en totaal verbaasd. Zijn logboek is hij geheel vergeten en wil het uiteraard graag weer terugzien. Hij stemt in gegevens en illustraties uit zijn logboek te mogen gebruiken voor dit artikel in het Heemkundeblad ‘Boorn & Boerschop’. Om u nog wat meer te informeren over Willy Krupers en Petri Leijdekkers, de hoofdpersonen in dit artikel, zijn op de afsluitende pagina enkele persoonlijke gegevens vermeld.
Oud papier sparen voor het zomerkamp:
De nog jonge Oldenzaler Willy Krupers, krijgt in 1951, meteen na zijn kweekschoolopleiding, een (tijdelijke) aanstelling als onderwijzer aan de RK Jacobusschool (Lager Onderwijs voor jongens). Hij blijkt een nogal ondernemende schoolmeester. Naast onderwijzer is hij in zijn vrije tijd o.a. hopman bij de Oldenzaalse verkenners, ofwel padvinders; nu als ‘scouting’ aangeduid. Waarschijnlijk vanuit die hoek dat hij in 1955 het initiatief neemt om voor de jongens van zijn klas aan het eind van het schooljaar tijdens de grote vakantie een zomerkamp te organiseren. Vaak had meester Krupers een ‘gemengde’ klas. Bleken, bij ’t begin van het schooljaar dat er klassen qua aantal leerlingen, te groot uitvielen, dan werd er uit de te grote klassen, bijv. de 5e en de 6e klas, één nieuwe gemengde klas geformeerd. Een uitstapje regelen voor 30 á 35 knapen is in die tijd financieel gezien een hele opgave. Tegenwoordig is het bijna vanzelfsprekend dat, o.a., ter afsluiting van de basisschoolopleiding, de klas er een week tussenuit gaat. Om in die tijd aan geld te komen voor een weekje de boer op wordt er het hele schooljaar door oud papier ingezameld. De leerlingen zorgen fanatiek voor de inzameling die door hen wordt opgeslagen op de ruime zolder van de Jacobusschool. Die zolder is voor een deel met hout bevloerd maar voor de rest is het enkel een plafond van stro met aan de onderkant een dikke laag gipskalk. Het komt meer dan eens voor dat een al te ijverige papier verstouwende knaap de houten vloer overschrijdt en met een of beide benen door het gipsplafond zakt. Al spartelend wordt de ongelukkige vanaf de begane grond toegejuicht. Gelukkig kan hij zich nog vlug vastklampen aan de houten vloer om verder doorzakken te voorkomen.
Op de bevloerde zolder zetelt ook het ‘schilderclubje’, waar de artistiek begaafde Krupers belangstellende leerlingen les geeft in het schilderen met olieverf. O.a. broer Johan en de getalenteerde Petri Leijdekkers nemen er aan deel. Een olieverfschilderij, waarop een boot, samen vervaardigd door Petri en Johan is bewaard gebleven en siert nog steeds de wand.
Op naar Beuningen aan de Dinkel:
Eind juli 1955 is het dan zover; voor de eerste keer stappen ongeveer 35 knapen, waaronder ikzelf, bepakt en gezakt, in de klaarstaande bus. In plaats van busvervoer ging men de volgende jaren met de fiets; lang niet iedereen had het eerste jaar een fiets. Dus rijdt de bus de uitgelaten en uit volle borst zingende knapen naar het onder de rook van Denekamp gelegen Beuningen. Hier verscholen onder het eikengroen met zicht op een purper kleurend heideveld ligt de boerderij van de familie Rolink; in de zomer ingericht als kampeerboerderij. Het ligt dicht bij de Kampbrug waar de pittoreske en grillige Dinkel onderdoor stroomt. Na aankomst worden de jongens in vier groepen ingedeeld, aangeduid met de kleuren blauw, geel, groen en rood. De leiding bestaat uit meester Krupers, collega Timmerhuis, Seijger (R.K. ULO Hengelo) en van ’t Erve (Hengelo). De laatste houdt zich vooral bezig met het bereiden van eten voor de altijd hongerige knapen. Verder is er nog Wim Brand uit Oldenzaal, in later jaren aangevuld met Bennie Plegt en Tonnie Arendsen, allen padvinders die assistentie verlenen. Alle groepen vervullen elke dag wisselende taken, zoals schoonmaak, afwas, aardappels schillen, enz.. Geslapen wordt er in een grote schuur, waar in de winter, in het lager gelegen gedeelte, de koeien staan. Daar wordt een dikke laag stro neergelegd, waarop de knapen hun dekens uitspreiden. De leiders slapen in een ruime tent in het naastgelegen weiland. Na het gereedmaken van de slaapplek kan iedereen aan de stamp- pot. Het menu kent overigens alle dagen stamppot, maar wel steeds met wisselende groenten. Nooit gedacht dat er zoveel soorten stamppot zijn; andijvie, spinazie, wortelen, doperwten, hete bliksem, enz.. ’s Morgens en tegen de avond worden er grote schalen met boterhammen verslonden. Ook tussen de middag, wordt er tijdens de warme maaltijd door de jonge meute ‘onwies’ gebunkerd. De hele dag bezig zijn in de buitenlucht maakt hongerig. Gerard Hoek, meer dan flink uit de kluiten gewassen, kan eten als een paard. De aardappelen zijn bijna niet aan te slepen. Vaak zijn de ‘tuffel’ de avond ervoor al voor een deel panklaar, want niet luisterende of ondeugende knapen worden ’s avonds onverbiddelijk aan het schillen gezet. Als ze het op hun slaap- plek te bont maken worden ze zelfs, al is het tegen middernacht, van hun strobed gelicht; ja, daar weet ikzelf alles van! Het zich wassen was elke avond en ochtend een prachtige happening: waterballet van rondom enkele emmers water spetterende jongens; lang niet alles werd geraakt. Na het ontbijt werden telkens de dekens op de heide uitgespreid om te luchten.
Huttenbouw, sport, spel, speurtochten, enz.:
De jongens bezighouden is geen probleem; de leiding zorgt voor zeer gevarieerde ontspanning.
’s Ochtends na het verrichten van hun taken trekken de vier groepen naar het ruige heide- en bosperceel. Daar wordt gewerkt aan de bouw van een hut waarvoor takken, heide en ander natuurlijk materiaal wordt gebruikt. Tegen het middaguur klinkt telkens het fluitsignaal, waarna de leiders inspectie houden. De jongens staan dan strak in de houding. De vorderingen aan de bouw van de hut worden elke dag beoordeeld en met punten beloond. De toegekende punten worden dagelijks, onder grote spanning, bij de vlaggenmast bekend gemaakt. Wie die dag het hoogste puntenaantal scoort krijgt de prachtige totem in (tijdelijk) bezit. Wie aan het eind van de week het hoogste puntenaantal heeft behaald wint de totem.
In de middaguren wordt er, tenzij de regenbuien te veelvuldig zijn, tussen de groepen gehandbald en/of gevoetbald. Vooral bij het voetballen wordt er vaak een hevige strijd gevoerd. Gebruikelijk is dat de leiders aangevuld met een van de groepen een wed- strijd spelen tegen de drie overige groepen. Ook hier gaat men er fanatiek tegen aan! Af en toe gaat men per groep op speurtocht, ook wel trektocht genoemd, waarbij vele kilometers worden afgelegd. Winnaars bij bepaalde activiteiten krijgen wel eens een appeltaart of iets uit de ‘snoepwinkel’. Daar kun je via bonnen snoep kopen; in het logboek lees ik over ‘ne broên’n op ’n stökske’? Misschien een salmiaklolly? Wanneer overdag de regen buiten als spelbreker optreedt wordt er in de schuur een quiz gehouden of wordt er voorgelezen. Dergelijke activiteiten vinden ook ’s avonds plaats onder de noemer ‘avondspel’. Een van de jongens, Harrie Eshuis, speelt daarbij vaak leuke deuntjes op zijn accordeon. Vooral tijdens het zomerkamp van 1956 valt er wel erg veel regen. Maar met name meester Timmerhuis laat de jeugd met zijn spannende verhalen vaak huiveren. Pim Pandoervertellingen zijn favoriet, maar ook verhalen over heksen, gezien de fraaie tekening in het logboek. Uiteraard wordt de Dinkel bij ’t fraaie Lutter- zand aan de Dinkel bezocht, waar ieder zich in het goudgele zand en in het water prima vermaakt. Op een avond komen de ouders op bezoek. Zij worden eerst rondgeleid, waarna men onder elkaar, met mu- ziek van Harrie E., de avond gezellig doorbrengt.
V.l.n.r.: Links aan de tafel:Petri Leijdekkers; Harry Eshuis; Wim Brok; Herman Bourgonje en Wim Asteleijner. Op de achtergrond: N.N. en Gerard Uunk. Rechts aan de tafel: Kees Balk; Willem Neeskens; Tonny Möller en Frans Braker.
De kletsnatte strijd: Jacobusschool – Feyenoord:
In de zomer van 1956 blijkt dat er in de nabije omgeving een groep leeftijdgenoten uit Rotterdam eveneens op zomerkamp vertoeft. Ze noemen zich Feyenoord en dagen ons uit voor een voetbaltreffen. Gezien hun grote mond maken wij geen schijn van kans. Het is een strijd waar nog lang over is nagepraat. Ik kan het me, als een van de spelers, nog heel goed herinneren. Het veld staat door de regen van de laatste dagen nagenoeg blank; op een van de helften lijkt het wel of er een sloot dwars overloopt; hier blijven veel spelers, met of zonder bal, steken. De toeschouwers liggen soms dubbel van het lachen. Onze keeper Gerard Bruggink staat tot aan de enkels in de blubber. De ruststand is 2-1 in ons voordeel. Bij het wisselen van speelhelft besluiten we van tactiek te veranderen. Niet teveel met de bal door het water ploeteren, maar net voor ‘de sloot’, van afstand op doel schieten. De keeper van de Rotterdammers staat nu immers bijna vast in de modder. De tactiek slaagt prima; Jacobus dompelt Feyenoord met 9-2 (!) onder in de ‘Beuningse Kuip’. De ‘Feyenoorders’ die in een zwembroek voetballen druipen, zowel letterlijk als figuurlijk, stilletjes af. De Jacobusboys keren jubelend en luid zingend terug naar hun kampement.
Ontvoering, smokkelaars en een fietsendief:
Een hoogtepunt, qua spanning en beleving, is telkenjare een in scene gezet crimineel gebeuren. Dat het niet echt is dat weten de jongens uiteraard niet; daar komen ze pas later achter. De leiders weten de acts dusdanig echt in te kleden dat iedereen van pure spanning de billen samenknijpt. Het eerste jaar worden we op een avond opgeschrikt door een heu- se ontvoering. Johan L. wordt vermist en een van de jongens heeft bij toiletbezoek, iemand vanaf de heide om hulp horen roepen. Enkele leiders komen direct in geweer en vragen wie van de jongens er meegaan om Johan op te sporen. De niet zo moedigen blijven achter op de deel van de boerderij bij de boer en boerin. De overige gaan op zoek en weten, na een spannende speurtocht door bos en heide, Johan die is vastgebonden aan een boom, te bevrijden. Daarna begint de achtervolging op de weg- vluchtende ontvoerder, maar dan haken er weer een aantal, waaronder ikzelf, af. Het wordt hen nu toch te link en keren terug naar de boerderij. Daar waar de angstige achterblijvers, samen met de boer en boerin, geknield de rozenkrans bidden voor een goede afloop. Niet lang daarna komen de dappersten zege- vierend terug met de, na een hevige worsteling, ge- vangen genomen ontvoerder. Bij het licht op de deel in de boerderij wordt de dader ontmaskerd. Het blijkt tot ontstellende verbazing onze robuuste leider meester Seijger te zijn. Op de achtergrond zien we een lachende Johan L., die mede in het complot zat. Het jaar daarop wordt er een heuse smokkelscene opgevoerd.
De jongens komen ’s avonds bij ‘toeval’ twee met zaklantaarns naar elkaar seinende koffiesmokkelaars op het spoor. Uiteindelijk worden deze door enkele dappere ‘Jacobus’-jongens gevangen genomen en vastgebonden. Bij de ‘ontmaskering’ kijken de jongens in het bekende gezicht van de zoon van de boer en van zijn vriend. In het jaar 1957 lees ik in het logboek dat er sprake is van een (gefingeerde) fietsendiefstal. De jongens, in het donker, in de achtervolging, weten de dief te achterhalen. Daarbij worden er over en weer harde tikken uitgedeeld. De fiets wordt wel veilig gesteld maar de dief ontsnapt. De politie wordt vervolgens in kennis gesteld, zoals uit een uitsnede van het dagboek (zie vorige pagina) valt op te maken. Even later is iedereen weer veilig op de deel van de kampeerboerderij aangeland waar een lekkere kop cacao voor hen klaar staat. Na een kwartiertje na- praten zoeken de jongens vermoeid hun strobed op en vallen als een blok in slaap.
Tot slot:
Ik hoop dat u een indruk heeft gekregen van de memorabele zomerkampen tijdens onze schooltijd, georganiseerd in vrije tijd, door Willy Krupers, een bevlogen onderwijzer samen met collegae. Petri citerend uit z’n logboek aan het eind van een zomer- kamp: “Dus bedank ik namens alle jongens de onderwijzers en de boer want we hebben ze slim lastig gevallen”! Verder is het frappant dat Petri Leijdekkers, toen als tekenaar in spe, zich later heeft ontwikkeld tot een begrip in de kunstwereld.
Petri Leijdekkers (Borne, 1944):
Na de lagere school in Borne bezocht Petri ‘de Grundel’ in Hengelo waar hij in 1964 slaagde voor Gymnasium A. In Groningen op de Academie Minerva behaalde hij in 1971 zijn akte MO-B tekenen. Hierna volgde hij op de Rijksuniversiteit Groningen de studie Kunstgeschiedenis. Hij bleef in Groningen en werd in 1986 directeur van de Academie Minerva, een school op het gebied van o.a. beeldende kunst en vormgeving. Hier begeleidde hij diverse (later) bekende kunstenaars, waaronder de Chinese kunstenaar Lu Xinjihan. Hij stichtte het Frank Mohr Instituut voor International Masters (1999) en zat in diverse besturen met raakvlakken met de kunst, zoals lid van bestuur van het Groninger Museum (1991-1999), in de tijd dat het nieuwe gebouw in het water werd gerealiseerd. Ook is hij een van de twee bestuurders van de YCCA. Het vorenstaande is slechts een greep uit de, vanaf het internet vergaarde, activiteiten van deze gedreven schilder, tekenaar, kunsthistoricus en auteur. Petri, gehuwd met kunstschilder Grytsje de Jong, is momenteel nog werkzaam als freelance kunsthistoricus.
Willy Krupers (Oldenzaal, 1930 – 2012):
Meester Willy Krupers haalde in 1951 zijn onderwijsakte aan de St. Ludgeruskweek- school te Hilversum. Hij was vanaf schooljaar 1951-1952 t/m 1958 onderwijzer aan de Jacobusschool te Borne (Lager onderwijs voor jongens). In 1951 behaalde hij de akte Handenarbeid en het diploma ‘Regie van ons Leekenspel’ *). Na Borne was hij onderwijzer op de St. Antoniusschool in Hengelo (O). Vele jaren was hij betrokken bij de Scoutinggroep Titus Brandsma in Oldenzaal. W. Krupers, gehuwd met Joke Klieverink, heeft zijn hele leven in Oldenzaal gewoond. Hij bleek Borne niet te zijn vergeten, gezien zijn deelnames aan reünie bijeenkomsten van oud-leerlingen van de Jacobusschool. Willy Krupers werd 82 jaar oud.
*) Bron: Archief Jacobusschool via Heemkundevereniging Borne
(–> naar PDF versie van deze publicatie)
(–>naar Inhoudsopgave 2020-02)
(–>naar Boorn & Boerschop pagina)