Boorn &Boerschop 2020-02: Borne, de maanden na 3 April 1945

Auteur: Hans Nijhof

De ontlading was groot toen het op 3 april 1945 tot de Bornenaren doordrong dat hun dorp eindelijk bevrijd was. Vele verhalen van wat de inwoners van Borne tijdens de oorlog hebben moeten door- staan, zijn blijven hangen, verteld en opgeschreven, zoals in Boorn en Boerschop van april 2020. Dat er massaal feest werd gevierd, moge duidelijk zijn. Maar met één avondje uitbundige feest- vreugde was het niet gedaan. Heel het dorp maakte zich op om in de maanden die nog zouden komen, alles uit de kast te halen om de bevrijding definitief groots te vieren rond 31 augustus, de ver- jaardag van koningin Wilhelmina. Maar eerst moest er nog behoorlijk wat puin geruimd worden en daarvoor waren heel wat maatregelen nodig. Vanaf 11 april 1945 verscheen er een stroom aan verordeningen in de Bornsche Courant. De periode vlak na de bevrijding was niet bepaald feestelijk te noemen.

De burgemeester:

Nadat burgemeester Schaepman in april 1941 om gezondheidsredenen zijn taak moest neerleggen en wethouder Schabbink als plaatsvervangend burgemeester door de pro-Duitse commissaris van Overijssel, von Bönninghausen 1), niet bekwaam genoeg werd geacht, werd de nationaal socialist Klein Nagelvoort als waarnemend burgemeester aangesteld. Deze NSB’er was niet bepaald een goede burgervader en de meeste inwoners van Borne konden hem wel schieten. Na een fikse ruzie met de partijtop van de NSB werd hij niet geheel toevallig in februari 1942 door von Bönninhausen ontslagen en opgevolgd door gemeentesecretaris Dik, die op zijn beurt in oktober 1943 werd vervangen door Jan van den Toren. Onmiddellijk na de bevrijding op 3 april 1945 moest van den Toren zijn ambt neerleggen. Na zijn ‘eervol ontslag met wachtgeld’ werd een commissie gevormd die in juli 1945 een referendum uitschreef dat ondertekend kon worden door de Bornenaren met als doel van den Toren weer in zijn functie te benoemen, hier in Borne of in een andere gelijkwaardige gemeente. Dit vooral omdat hij als burgemeester tijdens de oorlog ‘voor velen in den bres sprong en altijd alles deed om de gevolgen van de bezetting voor de burgerij tot het minimale te beperken.’ Het mocht niet baten, van den Toren kwam niet terug als burgemeester. Op 3 april was hij al vervangen ten gunste van de heer W.H.C.J.M. van de Sandt, notaris te Borne die tegen het einde van de oorlog enige tijd actief was geweest in het verzet.

Afb. 01 : Poster van het Militair Gezag. Hierop stond aangegeven dat het een tijdelijk bestuursorgaan was, daadwerkelijk van 14 september 1944 tot 4 maart 1946.

De Raad van Bijstand:

In januari 1943 was door de minister van oorlog in Londen het bureau Militair Gezag 2) opgericht. De taak van het MG was: tijdelijk bestuur van het bevrijd gebied met nadruk op handhaving van de openbare orde, onderhouden van contacten tussen plaatselijke en geallieerde militaire autoriteiten en het nemen van noodzakelijke bestuursmaatregelen. De lokale bestuurders handelden over het algemeen volgens de richtlijnen van deze instantie en dit was ook in Borne het geval. Vanaf de eerste dag na de bevrijding verschenen in de Bornsche Courant verordeningen en grote hoeveelheden mededelingen, ondertekend door de nieuwe waarnemend burgemeester, die zich liet adviseren door een zogenoemde ‘Raad van Bijstand’. In het algemeen moest deze raad worden gezien als het contactorgaan tussen de burgerij en het gemeentelijk bestuursapparaat. De burgemeester en de leden van de raad hielden dagelijks spreekuur op verschillende locaties, waaronder het gemeentehuis, de boerenbond, het kantoor van Erven ten Cate en het St. Jozefgebouw. Voordat men in contact kon komen met een van de heren, moest men zich voor inlichtingen eerst vervoegen bij het informatie- en klachtenbureau dat was gevestigd in café Rottink.

Afb. 02 : Café Rottink aan de Grotestraat (Foto: gemeentearchief)

De taak van het Informatie en Klachtenbureau werd als volgt omschreven: ‘kennis te nemen, te registreeren en door te geven aan de daartoe bevoegde ambtenaren, resp. leden van de Raad van Bijstand, alle aangiften betreffende diefstal, verzoeken en klachten omtrent huisvesting, verstrekken van inboedels, kortom alle aangelegenheden, welke de individueele burgers van Borne in deze omstandigheden ter kennis wenschen te brengen van het gemeente- bestuur.’ (Bornsche Courant, 11 april 1945)

Zuivering:

Niet anders dan in de meeste steden en dorpen van ons land waren er in Borne inwoners die sympathie hadden opgevat voor de bezetter en dat openlijk uitdroegen, al of niet als lid van de NSB. Allereerst moest schoon schip worden gemaakt binnen het gemeentepersoneel. Er werd een commissie aangesteld tot ‘Zuivering van het Gemeentepersoneel’, met als voorzitter dr. Stomps en als leden de heren Dijkhuis, Oost, Deen en Verbeek. De inwoners van Borne konden zich tot deze commissie wenden om inlichtingen te verstrekken omtrent de politieke gedragingen van gemeenteambtenaren en werklieden, gedurende de bezettingstijd. Ten aanzien van de andere inwoners, dus niet in gemeentedienst, waarvan bezwaren bij de burgerij bestonden over hun politieke en economische gedragingen ten tijde van de Duitse bezetting, konden klachten worden ingebracht bij de waarnemend burgemeester en de voorzitter van de Raad van Bijstand. Er moest daarvoor behoorlijk bewijsmateriaal aanwezig zijn of een redelijk aantal getuigen konden worden gehoord. Een schriftelijke gemotiveerde aanklacht verdiende onder alle omstandigheden de voorkeur, aangezien deze de behandeling kon vergemakkelijken en bespoedigen. Op basis daarvan werden diverse personen die ‘fout’ waren geweest aangehouden. Het betrof hier in de regel personen die lid of ‘begunstiger’ waren, of na 1 Februari 1941 waren geweest, van de Nationaal Socialistische Beweging of van de Nationaal Socialistische Arbeiderspartij. Voor de onder deze bepaling vallende gearresteerde personen gold dat, als ze door hun latere handelingen getoond hadden hun lidmaatschap van de N.S.B. te betreuren, zou worden nagegaan of ze hun invrijheidstelling voorlopig en onder beperkende voorwaarden konden verkrijgen. De beslissing daarover lag bij de militaire commissaris van de provincie Overijssel. Hij liet zich adviseren door speciaal voor dat doel aangestelde commissies. In Borne werden daarin benoemd: H.C. Leignes Bakhoven, J.H.A. Frank, A. Dubbeldam, J. ter Hennepe, J. B. A. ten Tusscher, H. Volkers en G. A. J. Kuipers.Mevrouw Leignes Bakhoven was dominee van de doopsgezinde gemeente, Frank pastoor van de R.K. Stephanusparochie en Dubbeldam hulppredikant van de Herv. kerk aan de Deldensestraat. Zij en de andere leden van de commissie hadden zich in meerdere of mindere mate onderscheiden door hun bijdrage aan het verzet of zich tijdens de bezetting als betrouwbare en ‘goede’ burger opgesteld. Dat gold overigens voor vrijwel alle leden van de eerder genoemde commissies.

Afb. 03 : Ds. Lenie Leignes Bakhoven. Haar pastorie aan de Markt was een doorgangshuis voor de ondergrondse. Op zolder werden voor korte of langere tijd meerdere (joodse) onderduikers verborgen, terwijl er op een slaapkamer nog een Duitse officier was ingekwartierd. De dominee zelf bleef wars van alle eerbetoon na de oorlog. Haar mening was: “Het kwam op mijn weg.” (Foto: gemeentearchief)

Ontvreemd roerend bezit:

Het onderscheid tussen goed en fout was na de bevrijding niet altijd even duidelijk, mede omdat er burgers waren die zich heimelijk ‘niet zo braaf’ gedroegen. De waarnemend Burgemeester moest het Bornse publiek er in opdracht van het MG met de meeste nadruk op attent maken, dat eenieder die roerende goederen van vijandelijke onderdanen, NSB’ers of andere landverraders in bezit had, verplicht was hiervan onmiddellijk aangifte te doen bij het ‘Bureau van roerende goederen van vijanden en landverraders gemeente Borne’, dat was gevestigd in het Vincentiusgebouw, Marktstraat 19.

Afb. 04 verantwoording: Het vincentiusgebouw, in het midden van de foto, stond aan de Marktstraat tussen het Tusveldhuis en het voormalig koetshuisje van dr. Schoemaker. Het werd in 1961 verbouwd.

Het kwam erop neer dat grijpgrage Bornse burgers zich hadden ‘ontfermd’ over de eigendommen van de gehate landverraders. Van wie ze de spullen dan ook gepikt hadden, het wás diefstal en dat moest gemeld worden. De aangifteplicht gold bovendien voor iedereen die op de hoogte was van de opslag van goederen die uit gebouwen of woningen waren ontvreemd. Het nalaten van de aangifte werd gezien als misdrijf en was dus strafbaar met een gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren of een geldboete van ten hoogste vijftigduizend gulden. Het ging overigens niet alleen om goederen van landverraders, ook om bezittingen van mensen die ondergedoken waren geweest en, niet op de laatste plaats, van goederen of geldswaarden van joodse medeburgers. Hiervan moest aangifte worden gedaan bij het ‘Joodsche bureau’. “Bepaalde elementen hebben zich zelfs niet ontzien om goederen te rooven bij hen, die door het oorlogs- geweld waren getroffen”,3) liet de burgemeester optekenen. Hem was ”een zeer groot aantal diefstallen! ter kennis gebracht.” Dit soort mededelingen vielen onder de noemer ‘Publicaties Economische Misdrijven’

Afb. 05 : Het adres aan de Aanslagsweg bestaat niet meer

Teruggekeerde plaatsgenoten:

Het aantal Nederlanders dat tijdens de oorlog, al of niet opgepakt tijdens razzia’s, gedwongen tewerkgesteld werd, bedroeg rond een half miljoen. Dat lot trof ook tientallen Bornenaren. In Duitsland verbleven ze vaak onder erbarmelijke omstandigheden in overvolle barakken of gasthuizen en kregen nauwelijks eten en medische hulp. De blijdschap was groot toen de meesten van hen weer terugkeerden naar hun woonplaats, waar de achterblijvers in grote onzekerheid waren achtergebleven. Hoewel de behoefte erg groot was om de verzwakte mannen weer in de armen te sluiten en een warm onderdak te verlenen, moest dit door een oproep van de burgemeester worden uitgesteld. Om te voorkomen dat er tijdens hun dwangarbeid opgelopen besmettelijke ziekten zouden worden overgebracht, werden ze verwezen naar het gebouw van de Vak en Huishoudschool aan de Azelosestraat. Ze werden dus in quarantaine geplaatst

Afb. 06 verantwoording: In advertenties werd ingespeeld op de terugkomst van de dwangarbeiders.(een maatregel die ons anno 2020 ten tijde van de Coronacrisis niet onbekend voorkomt, hoewel de omstandigheden destijds aanzienlijk slechter waren).“Aan onze repatriërende Nederlanders zal overigens alle zorg worden besteed”, luidde het bericht.
Afb. 07 : De ingang van de vakschool aan de Azelosestraat. (Foto: Theo Rosbergen)

De Geallieerden:

De oorlog was hier in Twente dan wel voorbij, maar de bevrijders waren zeker niet vertrokken. Met name de Canadezen verbleven nog maandenlang in Nederland, pas in februari 1946 keerden de laatste militairen terug naar hun vaderland. In de Bornse straten waren soldaten en militaire voertuigen nadrukkelijk aanwezig. Onze bevrijders werden graag gezien, maar het drukke verkeer zorgde regelmatig voor problemen, op te maken uit de volgende bekendmaking: ‘Nu uit de pers en aanplakbiljetten voldoende bekend is welke straten en verkeerspunten voor het geallieerde verkeer vrij moeten blijven, moet er door de Ordedienst scherp worden toegezien, dat dit ver- bod wordt nageleefd. Ieder, zonder onderscheid des persoons moet de instructies van posten en patrouilles opvolgen. Bij niet nakoming of brutaal optreden moeten de gegevens volgens het persoonsbewijs worden genoteerd. Bij ernstige gevallen zal onmiddellijk geschoten worden.’ Geen kinderachtige maatregel, eentje die je van de bezetter wel gewend was, maar niet van de plaatselijke ordedienst. Je zou je wel twee keer bedenken alvorens de regels te overtreden. De toon in een daaropvolgende rectificatie was overigens al heel wat milder. De aanwezigheid van de geallieerde militairen bracht met zich mee dat er op verschillende locaties nog veel (oorlogs-)materiaal was opgeslagen. Deze plekken waren niet altijd even veilig en dus golden hiervoor ook weer regels, met name voor de opslag- plaatsen van gevaarlijke stoffen. In de Bornsche Courant verscheen weer een verordening: ‘De waarnemend Burgemeester van Borne maakt bekend, dat het oponthoud bij de benzine laad- en losplaatsen welke in Borne door het Geallieerd Opperbevel worden gevestigd ten strengste verboden is.In het bizonder is het niet geoorloofd zich in de nabijheid van dergelijke plaatsen te bevinden met brandende sigaars, sigaret of pijp, uit hoofde van het daaraan verbonden brandgevaar. De waarnemend Burgemeester vertrouwt, dat deze bekendmaking voldoende zal zijn om een stipte opvolging van het boven bepaalde te verkijgen, zoodat niet tot strengere maatregelen zal behoeven te worden overgegaan.’ Zeker geen overbodige maatregel, want er werd, mede dankzij de gulle giften van de bevrijders, fors gerookt.

Gevaarlijke spelletjes en bedelen:

Ook de Bornse jeugd had het zeker niet gemakkelijk gehad tijdens de bezettingsjaren. Nu iedereen het gevoel van vrijheid steeds sterker begon te voelen, veroorloofden de jongeren zich meer en meer vrijheden in hun speelgedrag. Dat werd dusdanig gevaarlijk, dat de ondernemende jongelui eens ernstig moesten worden toegesproken. Eerst werd de situatie geschetst: ‘Er liggen zoo langs straten en wegen overal leege benzinebussen. Interessant speelgoed denken de jongens en kijken er eens in. Wij hebben al eenigen gezien die, gewapend met een busje, deze bussen ontdeden van de laatste resten benzine. In de meesten bevindt zich echter niets meer dan een zware benzinelucht. Nu hebben de jongens wat anders ontdekt: brandende lucifer (hoe komen ze aan dat schaarsche artikel?!) bij de vulklep en met een groote knal en steekvlam ontploft de aanwezige benzinelucht.’ Vervolgens werd gemeld dat het zoontje van den heer N. bij een dergelijke actie door een steekvlam ernstige brandwonden opliep aan het gezicht. Hij moest worden verbonden door dokter Stomps. Door dit te vermelden sprak de schrijver van het bericht de hoop uit dat dit een ernstige waarschuwing zou zijn aan de ouders, om hun jongens op het grote gevaar van dit soort spelletjes te wijzen. In hetzelfde artikel kregen de jongeren het er flink van langs vanwege het feit dat ze weinig opvoeding toonden. En waarom? Het was hinderlijk om te zien hoe de meisjes en de jongens soms als klitten aan de Tommies hingen en maar bedelden om sigaretten of chocolade. Er kon geen auto even stilstaan of deze werd onmiddellijk bestormd. Het ging daarbij niet om één sigaret of één stukje chocolade, maar er werd steeds meer gevraagd. Dit was beslist niet gepast. Bovendien werd er ‘gekwanseld, gesjacherd door snotneuzen met grofgeld, waar een weekinkomen niets bij is.’ Er ontstond een dagelijkse ruilhandel in fietsen, naaimachines en radiotoestellen. Dat die radio’s waarschijnlijk uit Duitsland waren meegenomen werd ‘niks erg’ gevonden, maar wel dat deze artikelen alleen verkrijgbaar waren tegen ‘goud’. Wie is er schuldig aan deze handel? Het is beschamend voor ons allen, want welke indruk moet dit a les wel achterlaten bij onze geallieerde vrienden?’, verzuchtte de schrijver.

Afb. 08 : De Tommies waren kwistig met het uitdelen van chocolade. Erom bedelen was ongepast. (Afbeelding: KB)

Schaarste en bedreigend ongedierte:

De voedselschaarste en het gebrek aan producten voor de eerste levensbehoefte waren in de eerste maanden na de bevrijding nog niet zomaar opgelost. Veel artikelen waren nog op de bon hoewel plaatselijke ondernemers hun best deden om weer aan de nodige voorraden te komen.

Afb. 09 : Het gebrek aan noodzakelijke middelen trof iedereen

De brandstofvoorziening was een bron van zorg want de productie was tot de helft van het vooroorlog- se peil gedaald en het ver- voer van met name kolen was lastig. In Borne probeerde men in de ergste behoefte te voorzien, maar dat werd ten dele bemoei- lijkt omdat lang niet alle burgers meewerkten, met name door het clandestien kappen van bomen. Om dat in goede banen te leiden, werden m.i.v. maandag 4 juni 1945 vergunningen uitgereikt voor het eigenhandig rooien van 1 m3 boomstronken op een door de gemeente aan te wijzen terrein voor diegene die geen enkele andere brandstof meer op voorraad hadden. Voor veel bedrijven, in het bijzonder de bakkerijen, was het tekort aan brandstof een grote handicap die voor lief genomen moest worden. De hoop werd uitgesproken dat het weer zodanig zou zijn, dat men in de lange avonden weer licht kon hebben en dat de huisvrouw weer op gas kon koken en dat er geen bomen meer gekapt hoefden te worden.

Afb. 10 : Het is vanaf heden ten strengste verboden
Afb. 11 : De bakkers keken hoopvol uit naar de aanvoer van brandstof
Afb. 12 : Coloradokever

Genoeg reden tot zorg dus, maar of dat nog niet genoeg was, er lag ook nog een gevaarlijke rakker op de loer die een grote bedreiging zou kunnen gaan vormen voor de voedselvoorziening. De Coloradokever!, een uitgesproken liefhebber van aardappelloof. In Twente was deze veelvraat al enkele keren aangetroffen. Een mislukte aardappeloogst zou catastrofale gevolgen hebben, met name in de eerstvolgende winter. Alle beschikbare krach- ten werden opgeroepen om deel te nemen aan de opsporing van dit schadelijke onderkruipsel om het besmettingsgevaar te keren.

Goed nieuws:

Er waren ook positieve berichten. Zo verkeerde Borne in de gelukkige omstandigheid dat het pompstation en de watertoren alsook het gehele waterleiding net onbeschadigd waren gebleven. Er kon weer ‘den geheelen dag water gegeven worden, zoodat dit een groot gerief voor de bevolking beteekent’. Omdat de aanvoer van katoen met behulp van de Canadezen weer op gang kwam, kon Spanjaard langzaam maar zeker weer ‘op stoom’ komen en dat betekende werk voor veel Bornenaren. En de onder- nemers die een moeilijke tijd achter de rug hadden, konden weer vooruitzien naar een spoedige heropening van hun bedrijf.

Afb. 13 : Veel Bornse ondernemers kondigden de herstart van hun zaak aan middels een advertentie in de krant, al of niet met een verwijzing naar de oorlogsjaren.

Tijdens het burgemeesterschap van Klein Nagelvoort werden elementen die maar enigszins in verband gebracht konden worden met het koningshuis uit de openbaarheid verwijderd. Met deze uiterst vernederende- en frustrerende actie werd middels een verordening op 14 april korte metten gemaakt. Zo woonden de bewoners van het Peter Tonplein gewoon weer aan het vertrouwde Spanjaardsplein, werd de Heer v. Weleveldstraat weer Prins Hendrikstraat, de Burgundische weg weer Cuba, de Christoffel Scheelestraat weer Wilhelminastraat en de Jan Pieterz. Coenstraat weer Julianastraat.
Verder werd nog medegedeeld, dat het Marktplein werd herdoopt in Dorsetplein ter herinnering aan de bevrijding door de Engelse troepen. Daarbij werd meteen een rectificatie opgenomen, omdat eerder was bekendgemaakt dat het vroegere Marktplein Dorsetshireplein zou gaan heten.

Afb. 14 : Deze uitsnede van een eerder geplaatste foto in Boorn en Boerschop van april 2020, laat zien dat de Markt in eerste instantie was omgedoopt tot Dorsetshireplein

De Tommies zouden Borne niet lang daarna verlaten. Hun inzet was nog steeds noodzakelijk op plekken waar de oorlog nog niet voorbij was. De Bornenaren hadden de Engelse bevrijders in hun harten gesloten en menig Borns meisje haar hart verloren aan een van de boys.Toen er afscheid moest worden genomen van de Dorsets, verscheen een ode aan de Bornse meisjes in de Courant.

Afb. 15 : Afscheid van de Dorset-boys

Koninklijke verjaardagen:

De leden van het koningshuis mochten weer volop in de belangstelling staan en op de verjaardag van prinses Juliana kon weer uitbundig worden gevlagd. ‘Nu kunnen we wederom vrij en frank de driekleur met den oranjewimpel uitsteken en niemand zal dit verzuimen’, werd er geschreven, met de toevoeging dat een deel van het land ‘nog zucht onder het afgrijselijk juk der Duitsche slavernij en sadistische plagerijen.’ Er was zeker nog geen reden voor een feest. De Nederlanders in het nog bezette deel van ons land waren volkomen weerloos, tallozen waren gestorven door voedselgebrek en duizenden waren totaal krachteloos geworden door honger en ziekten. Er moest dringend hulp worden verleend. Daarom besloot het Oranje-Comité om op de verjaardag van de prinses een grote collecte te organiseren ten bate van het Roode Kruis, waarvan zij voorzitster was.

Afb. 16 : Koningin Wilhelmina en prinses Juliana arriveerden op vliegbasis Gilze-Rijen in april 1945 (Foto: ANP)

‘Laten wij deze collecte niet afscheepen met een dubbeltje, kwartje of een gulden. Allen moeten beseffen dat zeker een royale greep gedaan moet worden uit dankbaarheid, dat wij hier in Borne gespaard zijn gebleven; dat onze huizen en inboedels onbeschadigd zijn; dat wij zelf allen zonder noemenswaardig letsel uit de Duitsche klauwen bevrijd zijn.’ De verjaardag van Juliana werd dus niet echt gevierd, maar dat zou dubbel en dwars goed gemaakt worden op de verjaardag van haar moeder, koningin Wilhelmina. Vrijdag, 31augustus 1945, maar ook de donderdag en zaterdag, zouden helemaal in het teken staan van de bevrijding met allerlei festiviteiten voor jong en oud. Borne was eraan toe. Nadat heel Nederland was bevrijd, konden de voorbereidingen beginnen.

Het programma:
Het Oranje-Comité presenteerde op 14 juni het programma voor de grote feestdagen. Het comité was ervan overtuigd dat het aan de hoogste verwachtingen zou voldoen en dat het een feest zou worden waarover men jaren- lang nog zou spreken. De festiviteiten werden verdeeld over drie dagen met een programma dat klonk als een klok. Donderdagmiddag: kinderfeest op een weide bij de Welemansbrug met een draaimolen, diverse wedstrijden en een ‘tractatie’; onthulling van het gedenkteken voor de oor- logsslachtoffers tijdens een indrukwekkende plechtigheid; orgelconcert in de Ned. Herv. Kerk tot besluit van de dag.

Afb. 17 : De allegorische optocht trekt door de Ennekerdijk. (Foto: W.F. Leushuis (HIP)

Vrijdag 31 augustus:
Traditionele reveille, waarna koraalmuziek, een rondgang van de muziekcorpsen en een uitvoering van de gezamenlijke zangverenigingen; een grote allegorische optocht, ondanks de moeilijkheden met het verkrijgen van materiaal; dansen in de tot dansvloer herschapen Oude Deldensche weg met verlichting en dansorkesten voor ‘een algemeene danspret’.

Zaterdag:
Muzikale rondgang en een grote sportdemonstratie op de Bleek; ringrijderij met versierde karretjes en fietsen en volkszanguitvoering, ook voor alle schoolgaande kinderen; fakkeloptocht of lichtstoet door de straten van Borne; gelegenheid tot dansen tot 12 uur. Tot slot werd vermeld dat er ook nog kermisvermakelijkheden op de Bleek zouden zijn en dat het met medewerking van het weer ongetwijfeld een paar goede feestdagen zouden worden.

En dan………..De feesten!

De Bornsche Courant, donderdag 30 augustus 1945: ’Borne is veranderd, een grondige wijziging is aangebracht aan alle straten en wegen. Met groot enthousiasme heeft iedere buurtvereeniging (als paddestoelen zijn deze verrezen) plannen gemaakt. De een zal al mooier versierd zijn dan de andere. De straten en wegen zijn heele lanen geworden en het lijkt er veel op of ons dorp is verhuisd midden in een bosch. Het is nu een heele drukte om alles tijdig gereed te krijgen, maar de resultaten zullen zeker de stoutste verwachtingen overtreffen. Het weer schijnt ook te willen medewerken, zoodat het groote feest van Borne zal worden tot een festijn, dat al de vorige feesten zal overtreffen en waarover men nog wekenlang zal napraten en in herinnering blijven’.Het weer werkte niet helemaal mee, want het kinderfeest viel letterlijk in het water, maar de traktaties en de draaimolen maakten veel goed. In de loop van de vrijdag klaarde het weer op en de inspanningen waren niet voor niets geweest. Het oranjefeest en de viering van de bevrijding, nu 75 jaar geleden, werd een groot succes. In Borne werden de sporen van de oorlog gaandeweg uitgewist, maar nooit vergeten.

Noten:

  1. Niet te verwarren met zijn oom, jonkheer E.J.J.S. von Bönninghausen, burgemeester van Borne van 1885 tot 1925. Hij werkte overigens van 1923 tot 1926 op de ge- meentsecretarie in Borne, dus ook enige tijd tijdens het burgemeesterschap van zijn oom.
  2. Het M.G. functioneerde van september 1945 tot maart 1946 en werd gedurende de gehele periode geleid door generaal-majoor H.J. Kruls. De organisatie stond bloot aan veel kritiek en werd daarom ook wel ‘Circus Kruls’ of ‘Malle Gevallen’ genoemd.
  3. Degenen die door oorlogsgeweld of andere oorlogsomstandigheden waren getroffen konden een aanspraak maken op textielgoederen tegen een ‘billijke betaling’. Het textiel was ter beschikking gekomen van de ‘Commissie Steun In Natura’.

Bronnen:

  • De Bornsche Courant, tekst en advertenties van april tot september 1945.
  • Nationaal Archief, Den Haag, Militair Gezag, nummer toegang 2.13.25, inventarisnummer 524.
  • www.isgeschiedenis.nl
  • https://historiek.net/arbeitseinsatz
  • NIOD, voor oorlogs-, holocaust– en genocidestudies.
  • ‘In Verdrukking, Verzet en Vrijheid’, Noordhuis, ter Braak en Kienhuis.

(–> naar PDF versie van deze publicatie)

(–>naar Inhoudsopgave 2020-02)

(–>naar Boorn & Boerschop pagina)