Een persoonlijk verhaal over het leven van Joke Neurdenburg
Auteurs: Annette Evertzen en Annie Weusthuis
Veel Nederlanders kwamen relatief ongeschonden door de oorlog, al was er natuurlijk oorlog geweest en had men gebrek gehad. Maar in andere gezinnen had de oorlog diepe wonden geslagen. Dat was het geval in het gezin waarin Joke Neurdenburg opgroeide. Op ons verzoek deelt zij haar levensverhaal met ons. De vader van Joke, Marinus (M.G.) Neurdenburg is in 1904 geboren in Nederlands-Indië. Hij bracht zijn jeugd door in Indië en later in Rotterdam, waar hij samen met zijn zuster Fiet inwoonde bij vrijgezelle tante Toos, terwijl zijn ouders nog in Indië zaten. Hij leerde zijn vrouw Johanna Berendsen kennen bij ‘De Hengelose Kapel’ een amateurorkest. Minus, zoals de roepnaam van Joke’s vader luidde, speelde cello, moeder Jo viool. Het echtpaar Neurdenburg ging in Borne wonen aan de Grotestraat, tegenover de Ennekerdijk, waar de textielfabriek Spanjaard een aantal huizen had voor haar personeel. Vader Neurdenburg was bedrijfsleider bij Spanjaard. Joke is in dit huis geboren op 31 maart 1939, als jongste van drie meisjes.
Jokes herinneringen aan het leven tijdens de oorlog:
Hoewel Joke heel jong was tijdens de oorlogsjaren, herinnert ze zich nog veel. Bijvoorbeeld hoe ze als kind speelde bij de grutterij Erven ten Cate van de familie Hulshof op de Potkamp. Joke was dik bevriend met Bram, ze beleefden veel en hebben nog steeds contact. Ze draalde tijdens lunchtijd om naar huis te gaan, net zo lang totdat Tante Marianne trakteerde op een dikke boterham van haar eigen gebakken brood, zo heerlijk! Naast het woonhuis van de familie Hulshof stond een klein boerderijtje. De kinderen zaten er eens op de hooizolder, toen SS’ers in de boerderij rondliepen op zoek naar onderduikers. ‘We hoopten dan vurig dat ze in de ‘grup’ zouden vallen’, aldus Joke. (grup is de goot waarin de stront van de koeien viel). Soms vlogen de V1’s over richting het station, Joke zat dan gewoon buiten onder een tuintafeltje te schuilen. De schuilkelder lag waarschijnlijk te ver weg om bijtijds te bereiken. Toen ze met andere kinderen speelden bij de watertoren, zagen ze daar soms hele luchtgevechten en een vliegtuig dat naar beneden stortte na afgeschoten te zijn. Buurman ten Napel, die onderwijzer was aan de lagere school, hield wel van een sigaretje. Ze hebben hem voor de gek gehouden, door verdorde blaadjes van de tomatenplanten die in de tuin werden verbouwd, fijn te stampen en er sigaretten van te rollen. Tot grote teleurstelling van de buurman natuurlijk. In die tijd werden alle peuken opgespaard om er weer sigaretten van te draaien. Joke herinnert zich ook nog heel helder dat ze een keer voor haar verjaardag een leuk schortje kreeg van de op dat moment bij hen ondergedoken mevrouw en meneer Scheffer. Het schortje was zelfgemaakt van rode en donkerblauwe stof met witte stippen. Haar vader kon goed tekenen en maakte lampenkapjes beschilderd met goudvissen en ook een stel met klimopranken. Ze kan zo nog wel enige tijd doorgaan met alles wat ze zich nog weet te herinneren, ook de inrichting van haar geboortehuis, met o.a. de badkamer waar een zwart potkacheltje stond waarop het scheerwater voor haar vader werd verwarmd in een rood fluitketeltje. Dat beeld was van voor 1943, van voor haar vierde jaar. ‘Suikerbieten werden gekookt en ingedampt tot wat wij toen als kleuters ‘negertjespoep’ noemden. Dat proces speelde zich af op de kachel in de woonkamer en dat stonk misselijkmakend. Ik vermoed dat we dat als pindakaas op het brood smeerden’.
Vader:
Zo levendig als deze herinneringen aan die oorlogsjaren zijn, zo stil is haar geheugen rond het verdwijnen van haar vader: Ze herinnert zich niets meer van het moment dat haar verteld is dat haar vader niet meer in haar leven zou zijn: een enorme schok, die ze eigenlijk nooit goed heeft verwerkt.
‘Er werd eigenlijk nooit veel meer gepraat over alle ’verdrieten’ die ons in het leven zijn overkomen, waaronder het gemis van een vader’. Joke’s moeder vertelde ook weinig over hoe het overlijden van haar man in zijn werk was gegaan. Wel vertelde ze, dat ze de uitdrukkelijke opdracht van haar man had gekregen om, wat er ook zou gebeuren, de kinderen nooit in de steek te laten! Er was natuurlijk altijd de angst om opgepakt te worden, vanwege het ondergrondse werk. Joke herinnert zich nog momenten dat de Duitsers bij haar thuis naar onderduikers zochten tijdens razzia’s en dat ze haar moeder door het huis dreven met een bajonet in haar rug en ‘wij stijf van angst in ons bed lagen als de soldaten met hun geweren onder onze bedden veegden, op zoek naar verborgen mensen’. De aanleiding voor de zoektocht van de Duitsers naar haar vader was de April-meistaking van 29 april 1943, Deze begon bij de machinefabriek Stork in Hengelo en sloeg naar Borne over. Op 3 mei ging men bij Spanjaard weer aan het werk. Nog diezelfde dag werden Joke’s vader en C. Brasser, de algemeen bedrijfsleider bij Spanjaard, opgepakt. Ook slager J.H. Jansen uit Almelo werd gearresteerd. Alle drie werden in de nacht van 3 op 4 mei gefusilleerd. De officiële lezing van de nazi’s was dat de mannen probeerden te ontvluchten, maar de lijkschouwing ‘vertelde’ een ander verhaal.
Haar vader was al een paar dagen ondergedoken. Bij de familie Jonge Poerink waar vergaderd werd, is hij opgepakt. Hij zei niets te verbergen te hebben, hij had mensen zelfs gewaarschuwd dat een staking gevaarlijk was. De Duitsers konden niet geloven dat de staking spontaan was, bij hen werd alles altijd georganiseerd. Waarschijnlijk kreeg de heer Neurdenburg de schuld van de staking omdat hij de bezetters dikwijls irriteerde. Hij liet tijdens de lunchpauzes in de kantine vaak Engelstalige liedjes draaien om speldenprikken uit te delen naar de Duitsers in het bedrijf. Tevens verbood hij een uitvoering van de plaatselijke muziek- en toneelvereniging. Hij was ook consul van de ANWB. Joke’s vader was een actieve en sociale man, die graag in de kelder van zijn huis allerlei handige meubels timmerde voor in huis, waaronder een schoenenkast met laden, die tot moeders dood in 1985 altijd werd gebruikt. ‘Hij heeft prachtige vierkante blokken voor me gemaakt, die ik nog steeds heb’. Ook vonden er in zijn huis illegale activiteiten plaats. Er werden pamfletten van het verzet gestencild, en in de kelder stond een illegale radio voor de berichten uit Engeland. De accu van de radio werd opgeladen door de dynamo van een fiets: ‘En wij maar trappen’, zegt Joke. Maar deze activiteiten zijn nooit ontdekt. In een getuigenis van Joke’s opa van na de oorlog omschrijft deze zijn zoon als volgt: ‘Mijn zoon is gedurende den oorlog steeds opgekomen tegen den willekeur van den bezetter, was een goed Vaderlander en verknocht aan het Huis van Oranje. Zeer antinazi’. Hij schrijft ook dat zijn zoon, als voorzitter van de muziek- en toneelvereniging van het personeel van Spanjaard, geweigerd had tot de cultuurkamer (Duitse instelling) toe te treden. Hij wist op dat moment niet of zijn zoon bij het verzet zat. Wel vertelt hij dat de vrouw van zijn jongste zoon Jan, na de oorlog hoorde van het verzetswerk van haar man en zij reageerde met: ‘Het zou mij van je tegengevallen zijn, als je je niet bij de ondergrondse had aangesloten’.(1) Direct na de staking dook deze jongste zoon, de broer van Joke’s vader, bij het gezin Neurdenburg in Borne onder met zijn vrouw ‘tante Liesje’ en hun drie kinderen. Jan werkte bij Stork in Hengelo en was wél een van de aanstichters van de staking daar. Hij werd niet gepakt en stak met de bevrijding de vlag bij Stork uit. Oom Jan ging vaak met Joke’s moeder op strooptocht om eten te zoeken. Dat ging per fiets en ze beleefden angstige momenten, schuilend in sloten en bang dat hun fietsen zouden worden gevorderd en etenswaar afgepakt zou worden. Tante Lies paste op de kinderen, zes in getal. Joke’s moeder veranderde van een lieve, kwetsbare vrouw in een onverschrokken en strijdlustige vrouw. Ze moest wel, nu ze er alleen voor stond. Oom Jan overleed kort na de bevrijding aan een longontsteking. Zijn vrouw bleef toen met inmiddels vier kinderen achter. De twee weduwes Neurdenburg hebben geen makkelijk leven achter de rug, maar waren beiden dappere, flinke, hardwerkende vrouwen, aldus Joke.
Na de oorlog:
Aan de bevrijding bewaart Joke weinig herinneringen. Wel bracht ze een keer met haar zussen een aantal Engelse soldaten naar hun huis, om moeder ook wat vertier te gunnen. Iedereen was aan het dansen in die tijd, maar moeder was er niet toe te verleiden. ‘Begrijpelijk, maar wij als kinderen begrepen dat destijds allemaal niet’. De soldaten werden ontvangen in de tuin, kregen thee en verdwenen weer… Na de oorlog vertrok het gezin naar Hengelo. Het huis waarin ze woonden, was immers van Spanjaard en daar konden ze niet blijven wonen. Ze trokken in bij oma, de moeder van mevrouw Neurdenburg, aan de Deldenerstraat te Hengelo. Dit was mede omdat de zusjes met een paar jaar naar de middelbare school moesten, waar in Borne toen geen mogelijkheid toe was.
Ze herinnert zich dat de straatstenen (kinderkopjes toen nog) zo glad waren geworden door de tanks, dat het paard van de melkboer er regelmatig op uitgleed en in een spagaat terechtkwam. ‘Zo zielig!’ Het paard moest dan worden afgetuigd, op de been geholpen en opnieuw voor de wagen worden gespannen. Joke heeft haar vader altijd ‘waanzinnig’ gemist. Moeder, toen 33 jaar oud, bleef met drie meisjes, tussen vier en negen jaar oud, achter. Ook haar moeders moeder werd jong weduwe, dus Joke’s moeder had al jong meegemaakt hoe je het als vrouw alleen kon en moest redden. Ze bracht haar drie dochters een grote mate van zelfstandigheid bij. Moeder is nooit hertrouwd. ‘Ze wilde niet dat de kinderen door een andere man dan Minus zouden worden opgevoed’. Haar moeder overleed in 1985, op de leeftijd van 75 jaar. Ze heeft nooit uitgebreid gesproken met haar dochters over de oorlog en de moord op haar man. De dochters vroegen er niet naar, omdat ze dachten dat het te pijnlijk voor ‘mammie’ was. En moeder sprak er, denkt Joke, niet over omdat zij hen er niet mee wilde belasten. Haar moeder heeft de kinderen nooit geleerd haat te koesteren tegen de Duitsers. Als grap hebben ze wel eens de neiging gehad spijkertjes op de weg te gooien, toen de Duitsers na de oorlog weer steeds vaker Nederland kwamen bezoeken ‘en wij aan de route woonden van Berlijn naar Londen’. Eigenlijk pas de laatste jaren, met het ouder worden, is Joke zich meer gaan verdiepen in de situatie tijdens de oorlog, de omstandigheden waaronder haar vader omkwam en de impact hiervan op het leven van haar zussen en haarzelf. Joke was tweemaal getrouwd, heeft haar drie kinderen opgevoed en daarnaast gewerkt. Ze had onder meer een eigen adviesbureau op het terrein van binnenhuisarchitectuur en kleurenadvisering. Ze heeft haar opleiding genoten aan de kunstacademie, de AKI in Enschede en haar huis is dan ook één en al kleur en hangt vol met onder andere zelfgemaakte schilderijen. Na vele omzwervingen, woont ze sinds enkele jaren naar volle tevredenheid weer in Borne. De cirkel is rond.
Nog lang ging Joke met haar moeder, zussen Willy († 2018) en Coos naar allerlei 4-mei herdenkingen en kerkhofbezoeken. De moordenaars van haar vader zijn opgespoord, maar tot een veroordeling is het nooit gekomen.
Noot:
(1) Verklaring van de heer Neurdenburg senior, met beschrijving van de levensloop van zijn zoon en de omstandigheden rond zijn dood. Duplicaat in bezit van mevrouw Neurdenburg.
(–> naar PDF versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 2020-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)