Boorn & Boerschop 2020-01: Oorlog en vrede rond Borne

Auteur: Gé Nijkamp

De korte wandeling die m’n vader en ik als 4-jarige wel vaker maakten, ging steeds vanaf ons huis op de hoek van de Ennekerdijk in de richting van de watertoren, maar zou op de zonnige zondagmiddag in februari 1943 halverwege vreemd eindigen.

De rondweg:

Steevast kuierden we tot aan de zwarte ijzeren poort die het terrein afsloot en waarin grote letters waren aangebracht: GEMEENTEBEDRIJVEN BORNE of zoiets, maar ik kon in die tijd natuurlijk nog niet lezen. De rondweg was in aanleg; het gedeelte Platenkamp – Bonte Koe was al gereed en men was voor het resterend deel begonnen bij ’t Schip, hierbij gevorderd tot nabij de watertoren toen de oorlog de grote machine die de betonbaan aanbracht tot stilstand dwong. Als we over de oprit van het waterleidingbedrijf die parallel liep met de ter plaatse nog aarden baan waar op doordeweekse dagen de Duitse soldaten die in het St. Josephgebouw gelegerd waren exerceerden, was het kolossale werktuig duidelijk te zien. En onder de indruk ervan vroeg ik dan: ’Wat doot ze doar met, papa?’ En altijd kwam het antwoord boven me: ’Koekjes bakn!’ Als jongetje nam ik bijna alles van m’n vader aan, maar dit geloofde ik niet.

Afb. 01: Deurningerweg, nu Watertorenstraat. Er is hier veel veranderd: deze huizen en het bovengronds net zijn verdwenen. Vanaf deze plek is de watertoren thans bijna niet meer te zien. Foto: Gé Nijkamp

Bommen:

Het eerste deel van de toenmalige Deurningerweg bestond uit klinkers dat na een vijftigtal meters in de eerste bocht overging in halfverhard, waarin talloze kuilen, die over de nog aan te leggen rijksweg leidde. Rechts gaf een ijzeren hek toegang tot de gronden van de Meijershof en daarvóór begon het landpad dat op de Ennekerdijk tegenover de synagoge eindigde. Thans een parkachtige aanleg met begrenzing van een aantal oude knotwilgen aan de sloot, waaronder in de lente een ware zee van witte sneeuwklokjes het voorjaar aankondigt. Zover was het die februari-zondag nog niet; wel was de temperatuur zó dat het prettig toeven was buiten en niets leek erop dat deze toestand zo wreed zou worden verstoord.

Afb. 02: Het hokje op het torentje van het gemeentehuis. Foto: G. Oude Wansink

Er was wel het geluid van vliegtuigen, maar dat gebeurde dagelijks, toen plotseling op afstand de hel losbrak…Ik dacht aan onweer, maar m’n vader plukte de vierjarige in een reflex op en voor ik het wist lagen we samen in de droge sloot langs de weg. Alles ging zo snel dat ik geen tijd had om te schrikken, vond alles eigenlijk wel grappig, maar het lachen verging toen ik door een stevige pets in de harde wekelijkheid terugkeerde. ’Bomn!’, zei hij en toen het stil bleef op afstand, keerden we versneld naar huis terug. Ondertussen hoorden we het huilen van het luchtalarm; m’n vader had me wel eens het hokje gewezen op het torentje van het toenmalige gemeentehuis: ’Van doar oet hooldt ze de mofn in de gaatn’, maar ik begreep niet dat daar de luchtbeschermingswacht zetelde die de angstaanjagende sirenes in werking zette. Overal in de buurt waren groepjes mensen de huizen uitgekomen, bespraken heftig deze toestand en moeder was zichtbaar blij dat we heelhuids onze woning binnenstormden. Ook in Saasveld was in het kleine boerenhuis van onze grootouders het bericht van het bombardement al snel doorgedrongen en vooral grootmoeder bewoog hemel en aarde om ons naar het veilige huis aan de rand van het Molenven te laten komen, maar onze ouders dachten voorlopig in Borne te blijven. Tot de bommen enkele malen de binnenstad van Hengelo troffen en daar vele slachtoffers te betreuren waren. In ons dorp was dit op die zondagmid-dag gelukkig tot een beperkt aantal gebleven, maar ook dát was natuurlijk verschrikkelijk.

Naar Saasveld:

Toen de onzekere toestand aanhield werd na enige tijd toch besloten naar Saasveld te vertrekken, werd alles wat mee moest bij elkaar gezet en werd A. Bruggink (’StriekBets’ van de Hengelosestraat), die over paard en wagen beschikte, gevraagd ons naar het logeeradres bij onze familie te vervoeren.

Afb. 03: Het huis van de grootouders in Saasveld. Foto: G. Oude Wansink

Ik zat naast de voerman vóór op het voertuig en achter ons lagen de bedden, dekens, kleding en alles wat een jong gezin vluchtend voor geweld nodig kan hebben. Achter het gespan onze ouders op de fiets, moeder met oudste zusje achterop terwijl vader een kinderwagen meezeulde waarin de jongste, onwetend van alles, rustig doorsliep. En altijd als ik beelden van mensen zie, vluchtend voor oorlogsgeweld, moet ik aan deze vreemde dag denken. In het kleine boerenhuis was amper ruimte om een aantal slaapplaatsen op te stellen. Dit gebeurde met enige moeite op de krappe deel met uitzicht op de stal met een aantal gehoornde koppen dicht aan het voeteneind. Die eerste nacht zal ik nooit vergeten: het geluid van tevreden herkauwende, hoestende, zuchtende, kettingrinkelende buurvrouwen en vooral het kletterende geluid áchter de dames deed me klaarwakker de lange uren zonder slaap beleven. En omdat de koude winter van 1944 zich al vroeg meldde, moesten op de zaterdagmiddag voor de Dag des Heren kruiwagens vol koeienvoedsel worden opgeslagen naast onze slaapplaatsen en waanden wij ons in een groen-groen-knollenland… Een tijd om nooit te vergeten.

Onze bevrijders:

Doch de winter verliep met grote en kleinere toestanden, meestal gelukkig vér van ons tijdelijk verblijf in het zo gastvrije Saasveld, waar ook nog 1200 anderen waren opgenomen in gastvrije huizen. En met het weer lengen van de dagen groeide ook het intense verlangen naar de vrijheid die al zo lang op zich liet wachten. Maar de brengers van dat grote geluk werden telkens weer opgehouden, zoals bij de oversteek van het Twentekanaal bij Bornerbroek waar een strijd dagenlang woedde, die vele levens aan beide zijden heeft gekost en daarnaast bewoners huis en have deed verliezen. In angstige spanning gingen de paasdagen voorbij en op afstand hoorde men toch oorlogsgeluid naderen. Zou het ooit zover komen waar iedereen zo intens naar verlangde? De gedenkwaardige derde april die daar op volgde, had aanvankelijk hetzelfde verloop als de beide voorgaande dagen. In de verte soms oorlogsgeluid dat maar niet naderbij leek te komen en zo verliepen traag de uren. Vader liep die dag enkele malen het weiland in van waaruit in die tijd richting ons dorp kon worden gekeken. ’De beaide kearkntoorns stoat nog!’, hoorden we hem roepen. Tot onverwacht plotseling een lange rij groene legervoertuigen op enige afstand over de straatweg verscheen en voorbij reed: onze bevrijders hadden ook deze omgeving bereikt! Het zicht hierop deed bij de ouderen een golf van opwinding ontstaan en men hoste als uitgelaten kinderen met elkaar in het rond. Overal in de buurt werden vrolijke stemmen gehoord, gelach en zingen. Buurlui en vrienden kwamen even aanlopen om deze bijzondere dag te vieren en opa haalde uit een verborgen plek onder de bedstee – waar ook spek en andere zaken verstopt waren geweest – een goed bewaarde fles waaruit kleine glaasjes werden geschonken. Water, dachten we, maar het had toch een andere uitwerking dan wat uit de pomp of de put vóór het huis werd gehaald. Wij kinderen kregen ’peernnat’ (sap van ingeweckte peren) en ook dát was een feest! Maar ’s avonds moesten we op de normale tijd naar bed en dit viel weer tegen.

Afb. 04: ‘Het hoes steet d’r nog wa.’Hoek Ennekerdijk-Watertorenstraat. Foto: G. Oude Wansink

Witte stoet:

De dag daarna leek weer een normale dag te worden, maar dit viel toch mee. Eerst moest in de schuur armen vol hooi worden weggehaald waaronder fietsen waren verstopt voor de Duitse rovers; of nog veel erger… hun handlagers uit onze eigen omgeving. En bij m’n vader achterop reden we naar Borne: ’Kiekn of oons hoes d’r nog wa steet!’ Nou, dat viel reuze mee want alles was nog bij het oude gebleven. Wel zag alles er anders uit nadat ik een half jaar was weggeweest en vooral kwam dit doordat de straten vol stonden met tank, jeeps en andere legervoertuigen. En vooral: druk rondlopende soldaten die zo van het front leken te komen zoals hun uiterlijk aangaf. In de appelhof van ’Mösselboer’, thans woonplek van Jan Hassels Mönning en de fam. Harmsen, was een grote vierkante waterput die nog stamde uit de tijd toen in de nabijheid de melkfabriek was gevestigd. Zittend op het dek hiervan was een aantal van de bevrijders bezig met spiegeltje, mes en scheerzeep zich weer wat toonbaar te maken. Hieraan was men door de dagenlange oorlogsbezigheid bij de betwiste oversteek van het Twentekanaal niet toegekomen. Even later meldden zich twee Engelse militairen en een tolk aan onze deur met het verzoek de winkel – die toch grotendeels leeg stond – voor inkwartiering beschikbaar te stellen en dit gebeurde ook bij alle boerderijen, schuren en ruimten rond de Meijershof. Overal waar plek was hoorde je het rammelend ineen zetten van de bedden. Grenzend aan onze tuin stond in de richting van de watertoren het kleine boerenhuis waar de fam. Hein Groothengel (’de Kluut’) huisde. Op de kleine deel werd een gaarkeuken ingericht en binnen de kortste keren hing overal het aroma van ’ham and eggs’ en ’bacon’ en andere voeding die je het water in de kindermond bracht. Alles uit blik en de koks wisten van aanpakken, want weldra ontstond onder de grote kastanjeboom vóór het huis een hoop metalen verpakking die ze uit de grote deuren naar buiten mieterden. Achter de omheining in onze tuin staand, kon ik het drukke gedoe veilig bekijken tot een van de koks plots kwam aanlopen en me door het gaas enkele sneetjes aanreikte: witte stoet!! Had ik nog nooit eerder gezien, want deze etenswaar kende ik alleen in een grauwe kleur. Nooit vergeet ik de bijzondere geur van deze onbekende lekkernij, die met alle recht ’wittebrood’ genoemd mocht worden. Voor m’n vader ontstond een probleem: met de vreemde gasten in huis, hoe welkom ook geweest, moest hij wel hier blijven en kon hij me niet voor de laatste nacht terug naar Saasveld brengen. Gelukkig kwam wat later in de middag oom Antoon die al naar zijn baas in Hengelo was geweest om te kijken wanneer hij weer beginnen kon aan zijn dagtaak. Vader bleef in Borne, maar zijn bed was nog niet terug en hij heeft de nacht doorgebracht aan de tafel in de keuken, hoofd op de armen proberend wat te slapen.

Afb. 05: De gaarkeuken tijdens de bevrijding bij ‘Kluutn Hein’. Illustratie: Hans Leuverink

Oranje:

Die middag gebeurde er meer. Blijkbaar was onze terugkomst overal bekend geworden, want toen ik nog wat onwennig door het huis rondscharrelde, kwamen enkele wat oudere buurmeisjes me ophalen. ’Wiej goat noar Tiedemann hen, oranje haaln!’ Deze familie woonde ook in de Ennekerdijk, naast het Bussemakerhuis, hijzelf had een hogere baan bij Spanjaard (gehad) en van een grote rol stof werden brede stroken oranje gescheurd die door de moeders thuis werden omgezoomd zodat kinderen zich konden tooien met een sjerp. Binnen korte tijd verschenen de eersten getooid met dit sieraad op straat en werden foto’s gemaakt met deze gelukkigen en één of meerderen van onze bevrijders. Met enkele ouderen liepen we nog naar de Oude Pastorie aan de Weerselosestraat. Aan de overzijde van de rondweg, waarvan het gereedgekomen stuk wegdek hier ophield, was men in het weiland tussen ’Wieldiek’ en de ’Hooge brug’ met man en macht bezig met de aanleg van een uit honderden jerrycans bestaand depot met brandstof voor de oprukkende troepenmacht en torenhoog werd hier het blik met inhoud opgestapeld. Een héél bijzonder gezicht. Zoals gezegd vertrok ik tegen de avond achter op de fiets voor de laatste maal naar ons logeeradres in Saasveld. Die nacht heb ik bijna niet geslapen want ik wist dat de komende tijd mijn bed weer op de oude plek zou staan. Nog lang heb ik onze buurlui aan het voeteneinde ervan gemist: het was zo vreemd stil geworden…. Maar dát bracht de vrede mee.

Afb. 06: De jeugd van het dorp, getooid in oranje, in het gezelschap van enkele bevrijders

Afb. 06: De jeugd van het dorp, getooid in oranje, in het gezelschap van enkele bevrijders.

(–> naar PDF versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 2020-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)