Auteur : Bertie Velthuis
De tweede Wereldoorlog is reeds enkele jaren voorbij. Nederland begint met hulp van het Marshallgeld zeer langzaam uit een diep dal te kruipen. De industriële activiteit trekt aan. Er is werk aan de winkel. Zowel in de bouw als ook in de fabrieken. Maar hoe beschik je als Twentse textielfabriek over voldoende arbeidskrachten en hoe geef je deze mensen, in een tijd van grote woningnood, een onderdak?
Op vrijdag 15 september jl. fiets ik door het kleine verbindingsweggetje tussen de Nieuwe Esch en de Oude Almelosestraat. Ik heb een afspraak met Albert Westerhoff, die op Oude Almelosestraat 30 woont. Hij komt onmiddellijk naar buiten wanneer ik even naar het juiste nummer zoek. Wij hebben elkaar in 2016 tijdens een ledenavond van onze Heemkunde vereniging ontmoet. Hij vertelde mij toen enthousiast over de 11 woningen aan de Oude Almelosestraat waar in 1998 met alle bewoners feest werd gevierd dat deze woningen 50 jaar geleden, dus in 1948, werden gebouwd. Ter gelegenheid hiervan heeft hij een “feestgids” gemaakt. Ik ben direct enthousiast. Deze woningen zijn mij, mede vanuit mijn vakgebied, “altijd” al opgevallen. Ik reageer met “bijzonder vriendelijk ogende woningen, met een mooie architectuur, maar wel vrij klein”. Onmiddellijk zegt hij: “met “dat klein” valt wel mee, er zijn 4 slaapkamers”. Ik neem we voor, zodra deze woningen 70 jaar oud zijn er een artikel over in ons verenigingsblad te schrijven. Tijdens de expositie over Boris kom ik hem opnieuw tegen. Een afspraak is snel gemaakt. Ook heb ik voor dit artikel gesproken met Lolke Jepma, welke hier een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht.
Tot ver in de jaren ‘60 van de vorige eeuw is er in Nederland een enorm gebrek aan woningen. Hele gezinnen wonen bij familie, in krotten of in woonwagens. In 1948 verklaart minister van Wederopbouw In ’t Veld de woningnood officieel tot volksvijand nummer 1. Tijdens de oorlog zijn er in Nederland totaal 140 duizend woningen verwoest of ernstig beschadigd en er geldt er een bouwverbod. Tussen 1945 en 1948 ligt de woningbouw nagenoeg stil. De tekorten nemen tot 1948 nog toe. De Nederlandse bevolking groeit na de oorlog hard. Er wordt jong getrouwd, veel kinderen worden geboren.
In Borne is de situatie niet anders. Na 1920 wordt er door Spanjaard niet meer gebouwd. Raadslid Hulshof constateert op 30 maart 1920 al een woningtekort, niet alleen voor arbeiders maar ook voor landbouwers en middenstanders.
In het voorjaar van 1946 verschijnen er advertenties in de Bornse Courant van jonge stellen voor de huur van een gedeelte van een woning. In de gemeenteraad vindt discussie plaats over het vorderen van woonruimte krachtens het Vorderingsbesluit Woonruimte en de hiervoor vast te stellen vergoeding aan de eigenaar van de woning. Voorgesteld wordt tevens, om reden van de gevoeligheid en de inbreuk op het eigendomsrecht, een commissie samen te stellen om een inventarisatie te doen van de beschikbare woonruimte. In augustus 1946 krijgt Borne “van hogerhand” toestemming om acht woningen te bouwen. Het zijn dubbele arbeiderswoningen welke komen te staan op de Kempen.
In 1947 krijgt de gemeente Borne tien tweegezinswoningen (beter bekend als duplexwoningen) dus twintig woningen toegewezen. Ook Spanjaard krijgt voor 1947 twintig woningen toegewezen. Deze zijn echter bestemd voor mensen die voor de fabriek naar Borne komen en bieden, zo concludeert de gemeenteraad, geen oplossing voor het woningvraagstuk. De gemeente Borne bouwt slechts mondjesmaat. Pas 22 december 1948 schrijft B. en W. aan de gemeenteraad dat het noodzakelijk is tijdig te zorgen voor bouwrijpe grond, opdat o.a. de bouw van woningen geen stagnatie oplevert, wanneer jaarlijkse van het toegekend bouwvolume bekend is. Er wordt 11 ha. grond van de erven Dikkers aangekocht. Hierop wordt “de vogelbuurt” gebouwd. Er wordt hiertoe een tak van dienst, het Woninggrondbedrijf, ingesteld. De gemeente gaat de woningen verhuren.
De Nederlandse regering maakt, zoals uit boven aangegeven aantallen blijkt, niet zo’n grote haast met de woningbouw. Eerst wordt een begin gemaakt met het herstel van beschadigde fabrieken en infrastructuur. Nederland moet allereerst de werkgelegenheid en export weer op gang krijgen.
Nederland voert een geleide loonpolitiek: de lonen worden laag gehouden, dat is goed voor de export. De huren moeten als gevolg daarvan, door maatregelen als huurbevriezing en later huurprijsbeheersing, laag blijven. Geen ideale situatie voor investeerders om woningen te bouwen. Pas in 1963 lukt het minister Bogaerts 100.000 nieuwe woningen per jaar te bouwen, iets wat tot dan toe niemand was gelukt.
De bouw van de elf woningen Oude Almeloseweg 24 t/m 46
De bouw van deze woningen heeft in twee fasen plaatsgevonden. Eerst vier blokjes van twee woningen, de nummers 26 t/m 40, en een jaar later het blokje van drie, de woningen 42, 44 en 46. In eerste instantie vraagt de N.V. Stoomspinnerijen en Weverijen v/h. S.J. Spanjaard te Borne op 12 november 1946, een bouwvergunning aan voor de bouw van acht woningen aan de Letterveldweg te Borne. Op de bouw-aanvraagformulieren wordt aangegeven dat aan de achterzijde van het bouwterrein een voetbalveld is gelegen. Het betreft de twee voetbalvelden van de V.V. Borne, dat hier haar wedstrijden speelde. De woningen zouden aansluitend aan de reeds bestaande woningen Emmaweg 9 t/m 19, ook eigendom zijn van Spanjaard, worden gebouwd. Dit plan is niet doorgegaan omdat door de bouw een van de voetbalvelden verloren zou gaan. In het bouwdossier wordt door de situatietekening een kruis gezet en bijgeschreven “verouderde situatie”. Er worden nieuwe tekeningen met een gewijzigde situatie, dus aan de Oude Almeloseweg, bij de aanvraag gevoegd. B. en W. van Borne vragen op 4 december 1946 een rijksgoedkeuring voor het bouwplan. Deze wordt op 3 juni 1947 door het hoofd Wederopbouw verleend. Een rijksgoedkeuring is tijdens de wederopbouwperiode vereist. Het Rijk reguleert de omvang en aard van alle bouwwerkzaamheden zodanig dat de druk op de beschikbare middelen, als bouwstoffen en bouwvakkers, niet te veel toeneemt en de prijsvorming redelijk is en subsidiering betaalbaar blijft. Vervolgens verleent B. en W. van Borne op 11 juni 1947 de bouwvergunning.
Spanjaard koopt pas op 29 oktober 1947 de benodigde gronden van de Verenigde Hout- en Metaal warenfabriek “Twente” voor een bedrag van fl. 4.900,–. Als voorwaarde bij deze aankoop bedingt de verkoper een erfdienstbaarheid t.b.v. de achterliggende percelen. Hiertoe dient een weg ter breedte van 3,50 m tussen de woningen Oude Almeloseweg 30 en 34 aangelegd te worden met aan weerszijden een trottoir. Dit weggetje vormt nog steeds de voor fietsers en voetgangers zo handige verbinding tussen de Oude Almeloseweg via de Oude Esch naar de Bekenhorst.
Als bouwsom voor de acht woningen wordt bij de bouwaanvraag een bouwsom opgegeven van fl 75.000,–. Door de gemeentearchitect, de heer Van Hal, wordt deze bouwsom verhoogd tot fl. 89.500,-.
Hij doet dit omdat: In de aanneemsom geen kosten van de elektrische installatie, ad.fl. 3.975,–, geen kosten van het schilderwerk, ad. fl. 6.944,– en geen kosten voor 120.000 stuks, door de opdrachtgever zelf te leveren, stenen, ad. fl. 3.600,– zijn opgenomen. Het betreft hier stenen welke zijn vrijgekomen bij de sloop van de oude damastfabriek en de bijbehorende 22 m hoge schoorsteen van Spanjaard in 1946. De leges bedragen, inclusief fl. 50,– kosten advies schoonheidscommissie, fl. 275,–.
De vergunningverlening voor de drie overige woningen (het blokje van drie woningen) verloopt op vergelijkbare wijze. Wel verloopt de procedure nu veel sneller. Duurde de vergunning voor de acht woningen nog 6 maanden, de vergunning voor de drie woningen werd binnen 4 dagen, en wel op 27 juni 1949, verleend.
De eerste acht woningen komen in maart/april 1948 gereed en er wordt onmiddellijk toestemming verleend ze te bewonen. De laatste drie woningen worden een jaar laten voor het eerst bewoond. Het ontwerp van de woningen is van architectenbureau Leverink Jzn. te Borne. De openbare aanbesteding voor de bouw van de acht woningen vindt plaats op 23 mei 1947 in het schaftgebouw van de N.V. Spanjaard aan de Parallelweg te Borne. Aan het nog steeds bestaande aannemersbedrijf Gebr. Holtkamp te Bornerbroek wordt het werk gegund.
Bijzondere bestekbepalingen
In het bestek is opgenomen dat:
. De aannemer de nodige werknemers, voor zover niet in zijn vaste dienst, moet betrekken uit de naaste omgeving van het werk. Pas wanneer dit niet lukt, kunnen werknemers van elders worden aangetrokken. Het Gewestelijk Arbeidsbureau moet door de aannemer op de hoogte worden gebracht welke werknemer op het werk vertoeft.
. De aannemer mag aan werknemers, welke buiten de gemeente wonen, geen hogere lonen uitkeren, dan die welke voor wederopbouwobjecten in “door de oorlog geteisterde gebieden” officieel zijn toegestaan.
Beide bepalingen zijn opgenomen om de lonen laag te houden en om te voorkomen dat werknemers uit betreffende gebieden hier komen werken.
Er ook een bepaling opgenomen dat er bij de inschrijving geen sprake is van zgn. “opgeld”. De aannemer moet hiertoe een verklaring afgeven. Wanneer later zou blijken dat hieraan niet is voldaan, heeft de opdrachtgever het recht de aanneemsom met het totaal van het “opgeld” te korten, ja zelfs tot een maximum van 20 % van de aanneemsom. Ook toen was er tussen bouwbedrijven kennelijk reeds sprake van “prijsafspraken”. Een probleem dat zich nog jaren voortsleepte en in 2002 zelfs leidde tot de parlementaire enquête naar bouwfraude.
Rijks Financieringsregeling Wederopbouw
Om in aanmerking te komen voor de Rijks Financieringsregeling Woningbouw 1947 moesten de woningen aan een groot aantal eisen voldoen. Maar de woningen mochten ook weer niet te groot zijn. De kosten zouden te hoog oplopen en zou er een te groot beroep worden gedaan op de beschikbare middelen (materialen en menskracht). Op de aanvraag voor de drie woningen, industriewoningen genaamd, is de inhoud minutieus, tot twee cijfers achter de komma uitgerekend. Naast de inhoud van de woning zelf is de inhoud van de dakkapel, het kolenhok en het keldertje berekend. Samen met de inhoud van de schuur is dit 349,6 m3. En hiermee blijft de woning juist onder het vastgestelde maximum van 350 m3. Van belang was ook het aantal personen dat in de woning gehuisvest kan worden. Op de aanvraag voor de bouw van de drie woningen staat aangegeven dat de woning geschikt is voor de huisvesting van 12 personen.
Het aantal slaapkamers was natuurlijk ook van belang. Op de tekening zijn op de eerste verdieping vier slaapkamers. Er is geen badkamer. Wel is er op de tekening voor de bouw van de drie woningen bij de kleinste slaapkamer aangegeven ”toekomstige douchecel”. In een van de slaapkamers wordt een wastafel aangebracht.
De woningen
Opmerkelijk is dat er sprake is van half vrijstaande woningen. Het bouwen van dit type woningen vraagt namelijk meer materiaal en meer arbeid dan het bouwen van langere blokken en dat in een tijd van algehele schaarste. De reden voor deze keuze is niet duidelijk. Te meer omdat Spanjaard voor de oorlog aan de Deldensestraat (de rode en de blauwe lap) in de Spanjaardwijk voor de “gewone” werknemers lange rijtjeswoningen bouwde. Alleen voor het hogere personeel werden half vrijstaande woningen opgericht.
Van enige isolatie was geen sprake. Bij de bouwaanvraag is zelfs aangegeven dat er geen dakbeschot zal worden aangebracht, hetgeen zou betekenen dat in de slaapkamers “tegen de dakpannen” werd aangekeken. In het bestek staat echter wel dakbeschot omschreven, En dat is daadwerkelijk aangebracht. Opvallend is ook het aantal vaste kasten in de woningen. In totaal zijn dit er vijf, twee in de woonkamer en drie in de slaapkamers.
Bijzonder is ook de, voorgestelde, toepassing van zgn. holle baksteenvloeren, in de volksmond bekend als ”Perforavloeren”. De “Perforavloer” is in de praktijk slechts in een van de blokjes van twee woningen toegepast. Waarschijnlijk is materiaalgebrek hiervan de oorzaak.
Opvallend is de wijze waarop de gevels en de daarin aangebrachte raam- en deuropeningen zijn uitgevoerd. Hier is zeker nog sprake van ambachtelijk werk. Kenmerkend hiervoor is de wijze waarop het toiletraam, met een zandstenen buitendorpel, is uitgevoerd. Boven de voorgevel kozijnen is een zgn. hanenkam en aan de topgevels zijn zgn. oren gemetseld. Bijzonder is ook de gemetselde rondboog boven het kleine raam, met daaronder, iets terug liggend, siermetselwerk, in de zijgevel. Zelfs aan de schoorstenen is, middels het toepassen van een vooruitspringende laag aandacht besteed. De gevels zijn opgetrokken in gele steen. Voor die tijd een bijzonderheid. De steenfabrieken in deze regio leverden uitsluitend rode gevelstenen. In het bestek werden dan ook rode stenen beschreven. Waarschijnlijk waren deze, in een tijd van grote schaarste aan bouwmaterialen, niet te leveren. De stenen zijn mogelijk per spoor aangevoerd en vanaf het station naar de bouwplaats gebracht. Het oppervlak van de woningen is ongeveer 85 m2. Dit is niet echt veel minder dan de sociale woningen die nu worden gebouwd. Wel is de ruimte die de bewoners gemiddeld ter beschikking staan veel kleiner dan in de huidige tijd. Gemiddeld woonden er in deze woningen bijna 9,5 mensen. Dit staat in schril contrast met de huidige gemiddelde woningbezetting van 2,3 personen. Het beschikbare oppervlak per bewoner was ongeveer 10m2. Dit is een vierde van het tegenwoordige voor iedere bewoner beschikbare oppervlak. Omdat er geen badkamer was gingen de volwassenen en de kinderen, vanaf ongeveer 15 jaar, wekelijks naar het badhuis aan de Stationsstraat. Kosten fl. 0,25 voor een bad en fl. 0,10 voor een douche. De jongere kinderen werden thuis “in de tobbe” gewassen.
De bewoners
Spanjaard bouwde de woningen om haar werknemers te kunnen huisvesten. Na de oorlog bloeide de textielindustrie weer op en er ontstond een tekort aan personeel. Niet alleen omdat er geen werknemers in Twente waren te vinden, maar ook omdat de animo om in de textiel aan het werk te gaan, gezien de slechte herinneringen die men had overgehouden aan de crisisjaren ’30, gering was. In andere delen van Nederland, Friesland, Groningen en Drenthe met name, was veel minder werkgelegenheid. Daarom werden werkkrachten uit die streken aangetrokken.
De volgende families betrokken vanaf februari 1948 de woningen:
nr. 24 het gezin P. Niemeijer uit Klazienaveen. (Het gezin is enige tijd later geëmigreerd naar Canada.) Hier heeft zich toen de fam. Hollande, afkomstig uit de mijnstreek gevestigd.
nr. 26 het gezin H. Eleveld uit Emmer Compascuum met 7 kinderen.
nr. 28 het gezin B. Helle uit Klazienaveen met 6 kinderen.
nr. 30 het gezin H. Dijks uit Weerdinge met 9 kinderen.
nr. 34 het gezin T. Jongman uit Vollenhove met 11 kinderen.
nr. 36 het gezin H. Nieuwenweg uit 2de Exloërmond met 8 kinderen.
nr. 38 het gezin H. Bakker uit Erica met 9 kinderen.
nr. 40 het gezin P. Eillert uit Roswinkel met 5 kinderen.
Op één gezin na kwamen ze allen uit de provincie Drenthe
De woningen 42 t/m 46 werden vanaf midden 1950 betrokken door:
nr. 42 het gezin Bekkema uit Houtigehage met 8 kinderen.
nr. 44 het gezin Jepma uit Franeker met 10 kinderen.
nr. 46 het gezin Korvemaker uit Blijham. (Dit gezin heeft hier maar korte tijd gewoond. Het gezin Jepma is toen naar nr. 44, omdat hier een grotere tuin was, verhuisd.)
De werving van arbeiders
Spanjaard plaatste voor het werven van werknemers advertenties in regionale kranten. Grote gezinnen, met opgroeiende kinderen of reeds volwassen kinderen, hadden de voorkeur. Deze kinderen konden met vader in de fabriek werken. Jongere kinderen konden vanaf 12 jaar in de bedrijfsschool een opleiding in de textiel volgen. Geselecteerde gezinnen werden, alvorens te worden aangenomen, gekeurd. In afwachting van de verhuizing gingen oudere kinderen reeds bij Spanjaard werken.(Dan kon Spanjaard zien ”wat voor vlees hij in de kuip had” aldus Lolke Jepma.) Voorbeelden hiervan zijn drie kinderen, meisjes, uit het gezin Nieuwenweg en drie kinderen, jongens, uit het gezin Jepma. Deze kinderen gingen in de kost bij gezinnen in Borne. De drie jongens Jepma bij het gezin Veenhoven aan de Bornerbroeksestraat. Van de kosten, fl. 15.- per week/kostganger, werd fl. 10,- door Spanjaard vergoed. Ook betaalde Spanjaard eens in de twee weken een retourtje naar huis. Kosten retourtje Emmen fl. 1,95.
Vele kinderen vonden werk bij Spanjaard. Zo werkten van het gezin Nieuwenweg er tien personen bij Spanjaard. Van het gezin Jepma hebben zeven kinderen korte of langere tijd bij Spanjaard gewerkt. Hetzelfde gold voor de kinderen uit de gezinnen Jongman en Dijks.
Ervaringen van de nieuwkomers
De nieuwkomers die van het platteland kwamen waren erg verbaasd over het water dat zo maar uit de kraan stroomde. In Drenthe moest het uit de put worden gehaald. Voor de mensen uit Drenthe waren ook de slaapkamers op de verdieping bijzonder, dat kende men daar niet. De familie Jepma uit Franeker kende dit wel maar er was geen sprake van slaapkamers. Naast twee bedsteden op de begane grond waren er op zolder, onder een niet beschoten kap, over twee slaapgedeelten, een voor de jongens en een voor de meisjes. Ook was het toilet met waterspoeling voor hen een grote bijzonderheid. In hun eerdere woonplaats was nog sprake van het zgn. tonnenstelsel. De gemeentelijke reinigingsdienst leegde hier twee keer per week de (toilet) ton in de “boldootkar”. Voor velen was “het stromende water” een luxe. Voor de Friezen was de elektrische aansluiting een nieuwe ervaring. Daar verlichtte men de woning nog middels gaslampen op stadsgas. Er was er in de bijkeuken een gasaansluiting waar een brander op kon worden aangesloten. Het gas werd betaald middels een gasmeter die gevuld moest worden met guldens. De elektriciteit werkte op een meter die met dubbeltjes moest worden gevoed. Op een dubbeltje kon een lamp 1,5 tot 2 uur branden. De grootste zorg van de bewoners was altijd dat er dubbeltjes in huis waren, anders ging “het licht uit”.
Wanneer de nieuwkomers niet voldoende bedden hadden, werden deze door Spanjaard ter beschikking gesteld. Er was ook een groot te kort aan fietsen. Zo beschikte de familie Jepma over slechts een fiets en de familie Nieuwenweg over slechts twee fietsen.
Mevrouw Bekkema, de laatste “oorspronkelijke” bewoonster tijdens het genoemde 50-jarige feestje, herinnerde zich de destijds mooie situering van de woningen. De straat was het oprijlaantje naar de R.K. begraafplaats. Een mooi laantje met aan weerszijden rozen. Vooral in de zomermaanden, wanneer dez rozen bloeiden, was het een prachtig gezicht. Dit laantje is eind van de 50-er jaren, toen de huidige Von Bönninghausenstraat werd doorgetrokken van de Oude Almeloseweg naar de Bekenhorst, verdwenen.
Tijdens de viering van het 50-jarige bewonen van de woningen herinnerden de eerste bewoners zich ook nog het welkom dat hen werd geboden in Borne. Bakker Grutterink verraste hen met een taart en kruidenier Louwe Dijk verzorgde de koffie en thee.
Ondanks de goede ontvangst en de sterk verbeterde huisvesting en werkgelegenheid konden vele nieuwkomers gewoonten uit hun geboortestreek niet zo maar “vergeten”. De afstanden naar de familie, vrienden en kennissen in de geboortestreek waren relatief groot en de kosten waren hoog. Telefoon had men niet. De Friezen misten de ruimte van het vlakke land en hadden ook nog de “taalbarrière”.
Vader Jepma ging nog vaak peuren1) in het Van Harinxmakanaal te Friesland. Ook het zoeken van kievitseieren bleef hij beoefenen. Samen met zijn zoons Age en Ruurd zocht hij kievitseieren. In 1963 vond Ruurd zelfs het eerste Overijsselse kievitsei dat ze aanboden aan de Commissaris der Koningin. De gevonden eieren werden geschonken aan huisarts Polée, die ze erg lekker vond. Zelf vonden ze de eieren “glazig”.
In 1948 bedroeg de huurprijs fl. 4,98/per week. De verdienste van een volwassen man waren in die tijd fl. 40,- tot fl. 44,-. Aan huur werd dus ruim 10 % van het inkomen besteed. Tegenwoordig bedraagt de huur veelal ruim 20% van het (dubbele) inkomen. Tegen afbetaling van 15 cent per week werd door Spanjaard een kippenhok beschikbaar gesteld. Vrijwel iedere nieuwe bewoner maakte van deze mogelijkheid gebruik.
De verkoop van de woningen
In 1972 was de huur opgelopen tot fl. 22,40 per week. Spanjaard was toen al overgenomen door Nijverdal ten Cate. De woningen werden verkocht en aan de bewoners aangeboden. De vraagprijs was zeer schappelijk, namelijk fl. 17.000,–. Vrijwel alle bewoners, of een van hun kinderen, heeft de woning gekocht. Dat bleek een goede investering. Slechts twee jaar later werden de woningen voor ruim twee keer dit bedrag doorverkocht.
De huidige situatie
Van de oorspronkelijke bewoners woont, met uitzondering van mevrouw Jepma, die hier in 1948 als peuter is gekomen, niemand meer in deze elf woningen. Er is dit jaar ook geen feest zijn ter gelegenheid van het 70 jaar “bestaan”. De reden hiervoor is dat de “verbondenheid”, de wetenschap dat er een gezamenlijk verleden is, is verdwenen. Bij het vijftig jarig jubileum waren er nog zes woningen bewoond door mensen welke een band hadden met de “oorsprong” van de woningen. Nu is deze band er niet meer. Na de eerste verkoop zijn de woningen verkocht en nog eens verkocht. Nu is er sprake van een “buurtje” waar het goed wonen is.
Met dank aan
Albert Westerhoff en Lolke Jepma
Noot
Peuren is een bijzondere wijze van paling vangen. De paling wordt niet zoals bij een normale wijze van hengelen waarbij de vis zich in het vishaakje vastbijt, op het droge gebracht, de palingen bijten zich met hun minuscuul kleine tandjes vast in de stoffendraad waaraan het aas (wormen) is geregen. Zo kunnen ze in een in het water gelegen net worden getrokken.
Gedicht van Gerrit Rensink
Oonderboks
Nen oonderboks hoog an de droat
Hung te dreug’n tot op de noat
Lekker wapper’n in de weend
Dat is wat zonne boks geweldig veend
Want het is ok wat um alle dage
Het kruus te dreagn zonder te klagen
En kearls en wichter en aandere koal’n
Het dikke gat good warm te hoaln.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 2018-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)