Boorn & Boerschop 2018-02: Uit Bornse bodem Het ontstaan van een tentoonstelling

Auteurs: Anne Ponten (student archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en oud-inwoonster van Borne)

Van 28 september tot 14 oktober komt er in het Bussemakerhuis een kleine tentoonstelling onder de naam “Uit Bornse Bodem”. Hier laten we een aantal archeologische voorwerpen zien die in de afgelopen eeuwen door mensen zijn gemaakt en in gemeentegrond terecht zijn gekomen. Wat is de bedoeling van deze tentoonstelling en wat is het verhaal achter deze vondsten?

Vorig jaar ben ik met een medestudent van de faculteit Archeologie naar Leiden geweest. Daar is het Rijksmuseum van Oudheden. Het was al een tijdje geleden dat ik daar geweest was en intussen waren er een aantal permanente tentoonstellingen aangepast en gemoderniseerd.
Op de afdeling Archeologie van Nederland staat een enorme ladekast met als onderwerp “Archeologie uit je achtertuin”. Hier kan elke gemeente uit Nederland een bodemvondst ten toon stellen. Benieuwd naar de vondst uit Borne deed ik de lade open en zag dat het laatje leeg was. Dat was een teleurstelling. Op de terugreis in de trein zat ik mij af te vragen wat ik verwacht had in het laatje te vinden en bedacht me dat ik dan maar zelf op zoek moest gaan om het gevuld te krijgen.
Het plan is nu een tentoonstelling te organiseren met een selectie van vondsten uit de Bornse geschiedenis. Uit deze selectie mogen de bezoekers van de tentoonstelling een keuze maken welke vondst het meest in aanmerking komt voor de ladekast van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Daarnaast zal deze tentoonstelling ook een educatief doel hebben. Omdat de doelgroep bestaat uit alle inwoners van Borne leek het mij goed om ook iets te vertellen over archeologie in het algemeen. Op deze manier kan hopelijk een sterkere verbinding tussen de bewoners van Borne de geschiedenis van hun dorp.
Hieronder zal ik beschrijven welke vondsten uit de tentoonstelling in aanmerking komen om in de lade van het Rijksmuseum in Leiden terecht te komen.

De geselecteerde vondsten

Fels Rechteckbeil: Borne (Tichelwerk Woolde)

Afb. 01: Fels Rechteckbei

Deze bijl is gevonden in de buurt van Tichelwerk Woolde in Borne. Omdat deze bijl via een collectie van een particulier bij het depot terecht is gekomen is de vondstdatum en precieze vondst-locatie onbekend. Hij wordt echter gedateerd van het Neoliticum tot de bronstijd.
Het is een bijl met een brede top en is gemaakt van een groenachtig, korrelig gesteente. De top van de bijl is stomp en hij is niet zeer glad afgewerkt, al lijkt er wel een poging te zijn geweest om dat te doen. Bijlen van dit type worden Fels Rechteck bijlen genoemd. Dit type bijlen wordt hoofdzakelijk gemaakt van 2 soorten gesteenten: rotsachtig gesteente en groenachtig gesteente waar ook mineralen als amber onder vallen (Hoof, p 48). Een andere eigenschap van deze bijlen is dat ze ongeveer twee keer zo lang zijn als dat ze breed zijn (Hoof, p 54). De bijl uit Borne voldoet aan deze eigenschap want hij is 17,7 cm lang en 7,8 cm breed. Binnen dit type valt de bijl uit Borne onder de categorie F1a omdat de snijkant breder is dan de andere kant en ook vrij geleidelijk afloopt (Hoof, p 49). Verder is interessant dat dit type bijlen vooral voorkomt in gebieden die geschikt waren voor nederzettingen in de Neder-Rijn-Maas regio (Hoof, p 58). Deze Regio ligt zo grofweg 100 kilometer van Borne vandaan, wat suggereert dat deze bijl waarschijnlijk door handel hier terecht gekomen is omdat dit type bijl hier normaal gesproken niet voor komt. Een archeologisch aspect dat belicht wordt bij deze bijl is dat hij een slechte context heeft. Omdat hij afkomstig is uit een privé collectie is er bijna niks bekend over de vindplaats en al helemaal niks bekend over de vondst omstandigheden. Veel oudere museumstukken hebben dit probleem ook en het is hierdoor erg lastig om onderzoek te doen naar bepaalde historische perioden. De enige manier waarop de een vondst als deze zijn context terug kan geven is door een soortelijk voorwerp wel in zijn originele vindplaats tegen te komen.

Vuurstenen dolk: Zenderen

Afb. 02: vuurstenen dolk

Volgens de begeleidende tekst achter op het karton waaraan de dolk bevestigd is, is deze gevonden op 15 september 1951 in de Oude beek in Zenderen. De dolk is 13,8 cm lang, 2,9 cm breed en heeft een donker grijsbruine kleur.
Deze dolk is onder andere gebruikt om een typologie vast te tellen van vuurstenen dolken in Nederland. Volgens deze typologie valt deze dolk onder het type 1b (Bloemers, p 72, afb 40). Dit houdt in dat ze iets ouder lijken te zijn dan de varianten in Zweden en ook meer overeenkomsten hebben met de varianten in Engeland (Bloemers, p 48). De b in deze typologie betekend dat er vermoed wordt dat deze dolk secundair bewerkt is (Bloemers, p 72) Alle typen dolken komen in Nederland voor maar type 1 tot en met 3 komen het meeste voor. Het meeste worden ze gevonden in Drenthe rond de Hondsrug maar ook in Twente en de achterhoek (Bloemers p 49).
Hoewel het lastig is om vuurstenen dolken als deze te dateren omdat ze uit hun context worden gehaald en niet vaak met extra voorwerpen gevonden worden die helpen met het dateren is er wel een grove datering gemaakt. Gebaseerd op vergelijkingen met het vuursteen in Scandinavië worden dit soort dolken geschat op late steentijd/vroege bronstijd (Bloemers, p 55)

Bronstijd potje: Zenderen

Afb. 03: Het bronstijd potje uit Zenderen

Het potje is gevonden op de oostrand van de Zenderse es in 1967. Dit potje wordt getypeerd als een
Hallstatt B potje. Dit heeft onder andere te maken met de vorm van het potje. Het heeft bijvoorbeeld een vlakke boden, zeer korte schouder, naar buiten verbrede rand en is gladwandig. Het potje is niet zo groot, maar 6,5 cm hoog en het breedste stuk is 8,25 centimeter. Het wordt gedateerd van de late bronstijd tot de vroege ijzertijd. Dit type aardewerk is zeer belangrijk als het gaat om het dateren van deze transitie periode. In de 19e eeuw werden periodes gedateerd aan de hand van aardewerk en andere voorwerpen. Dit
begon met Christian Thomsen, die een globale indeling maakte in steentijd-bronstijd-ijzertijd gebaseerd op de globale gebruiksvoorwerpen die gevonden werden door archeologen (Collis, p 1). Hier werden vervolgens nog specifiekere periodes aan toegevoegd die vooral waren gebaseerd op het aardewerk dat gevonden werd met deze voorwerpen.
In 1874 vond de Zweedse prehistoricus Hildebrand een stilistisch verschil tussen het aardewerk in Hallstatt en het aardewerk in La Tène (Collis, p 1 ). Hij ontdekte dat het aardewerk uit Hallstatt dateerde uit het begin van de ijzertijd en het La Tène aardewerk uit de late ijzertijd (lock. Cit.). Deze typologie is vervolgens doorgezet voor aardewerk uit heel Noordwest Europa om deze tijdsperiodes aan te geven. Tegenwoordig wordt deze methode bekritiseerd omdat er teveel gefocust werd op de voorwerpen van een cultuur waardoor je andere informatie kan missen. Dit wordt “pots equals people” (potten zijn mensen) genoemd (Coliss 2013, p 1). Tegenwoordig dateren we perioden ook met koolstof datering en analyseren we culturen ook door bijvoorbeeld te kijken naar de omgeving waarin deze culturen hebben geleefd.

Reliëf hoofdje en Iriserend glazen fleskopje: Weleveld

Afb. 04: Iriserend glazen fleskopje gevonden op Weleveld

Weleveld was een havezate die bewoond is geweest van 1300 tot 1804 toen het huis definitief werd afgebroken en de omringende gracht gedempt (Ter Beke et al, p 28, 29). De vondsten die geselecteerd zijn om Weleveld te vertegenwoordigen zijn afkomstig van de opgraving van 1994 toen besloten is om de gedempte gracht weer uit te graven. Bij deze vondsten is dus niet zo zeer de vondst op zich belangrijk maar vooral de context waarin het zich bevonden heeft, namelijk de havezate.
Het fleshoofdje is geïriseerd, dit gebeurt wanneer glas wordt blootgesteld aan vocht waardoor een chemische reactie optreedt waarbij ionen van het metaal (R+) worden vervangen door de protonen (H+) van het water (Cronyn 1990, P 131). Dit zorgt
ervoor dat het glas dof word en gaat schilferen, deze schilfers kunnen allerlei kleuren krijgen en vaak een olie achtige glans geven (Lock. Cit).
Vaak proberen musea glas te tonen dat in een betere staat is. Dit heeft ook te maken met de risico’s van het tentoonstellen van iriserend glas. Als je glas in deze staat voor langere tijd blootstelt aan een hoge luchtvochtigheid, bijvoorbeeld door een hoog aantal bezoekers in een museum, kan het glas verder afbladderen en uiteindelijk grote schade oplopen. Het restaureren van dit soort glas is erg lastig, de originele kleur van het glas is nooit meer te herstellen en omdat het bladdert, is het aan elkaar zetten van stukken glas zeer uitdagend (Cronyn, p 136-139).
De meerwaarde van deze vondst in de tentoonstelling is dat bezoekers zo kunnen zien hoe vondsten er daadwerkelijk uitzien nadat je ze uit de grond haalt. Daarnaast geeft het ook de mogelijkheid om meer uit te leggen over de conservatie van vondsten.

De laatste vondst waar ik in dit artikel over zal praten is het hoofdje gemaakt van Bentheimer zandsteen. Dit hoofdje heeft als decoratief reliëf deel uitgemaakt van de buitenkant van de havezate.

Afb. 05: Reliëf hoofdje gevonden op Weleveld

Weleveld was niet het enige gebouw in de regio dat op deze manier de buitenwanden decoreerde. Tussen die 14e en 15e eeuw werd het makkelijker om Bentheimer zandsteen te vervoeren naar plaatsen die verder van de groeves verwijderd waren. Deventer en Zwolle speelden een grote rol bij het verhandelen van het Bentheimer zandsteen in deze tijd (Vries, p 51-53). Twee belangrijke gebouwen in de regio die ook Bentheimer zandsteen gebruiken in deze periode zijn het Huis Hengelo en kasteel Twickel. Beide gebouwen gebruikten het materiaal om de voorgevel en poort te decoreren. De decoraties van al deze gebouwen lijken qua stijl uit de renaissance te stammen.
De Renaissance is een culturele beweging die rond 1420 ontstond in Italië en rond 1500 ook zichtbaar werd in andere delen van Europa (Kolks, p 103). In tegenstelling tot die Italiaanse variant zijn de sculpturen in Nederland minder extravagant en komen ze ook voor op bescheidener gebouwen die bak en natuursteen afwisselen (Kolks, p 105).
Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een portretkopje. In de gevels van belangrijke middeleeuwse gebouwen kunnen regelmatig hoofdjes aangetroffen worden tussen de decoraties. Dit zijn vaak de stichters of huidige bewoners van het pand (Vries p 289-290). Het zandstenen kopje afkomstig van Weleveld vertoont bijvoorbeeld overeenkomsten met de hoofdjes in de voorgevel van de melkmarkt 10 in Zwolle.

Ten slotte

Deze vijf vondsten vormen samen een globale geschiedenis van de archeologie van Borne. Een van deze voorwerpen zal gekozen worden om de gemeente te vertegenwoordigen in het kabinet in Leiden.
Maar er is meer te zien tijdens de tentoonstelling in het Bussemakerhuis. Heel bijzonder is de aanwezigheid van “de ridder van Borne”. Misschien wel een van de belangrijkste vondsten uit de Karolingische tijd van deze regio. Museum de Twentse Welle geeft speciaal voor deze gelegenheid deze grafset in bruikleen. Zo komt ook deze heer uit het verre verleden weer even thuis.

Bronnen

  • Bloemers J.H.F. (1986) Flintdockhe vom skandinavischen Typus in den Niederlanden, uit: Berichten van de Rijksdienst voor het oudheidkundig onderzoek.
  • Cronyn J.M. (1990) the elements of archaeological conservation Londen/New York: Routledge.
  • Collis J. (2013) Hallstatt culture uit: The Encyclopedia of Ancient History p 3047-3050, Oxford: Blackwell publishing.
  • Hoof D. (1970) Die steinbeile und steinäxte im gebiet des Nederrheins und der Maas. Bonn: Rudolf Habelt Verlag GMBH.
  • Kolks Z.G.M. (1996) Enkele kunsthistorisch belangrijke, onlangs opgegraven bouwfragmenten van het Huys Hengelo, uit: Historie en opgraving van het Huys Hengelo en zijn voorgangers, Hengelo: drukkerij Twente Hengelo b.v.
  • Ter Beke J., Gloerich H., Monnink T., Mulders-Gordijn A., Thiehatten M. en Vrijkorte T. (2012) Canon van Borne: vijftig vensters op de historie van het dorp. Venlo/Hengelo: uitgeverij Smit.
  • Van Nuenen J. (1995) Borne archeologisch. Borne: Heemkunde vereniging Bussemakerhuis te Borne.
  • Verlinde A.D., Vreenegoor E , Buisman A., Bente D. (1994) Borne, Weleveld uit: Scheepstra G.H. (red) (1994) ROB jaarverslag 1994.
  • Verlinde A.D. en Vreenegoor E. (1995) Overijsselse historische bijdragen.
  • Jan de Vries D. (1994) Bouwen in de late middeleeuwen: stedelijke architectuur in het voormalige over-en Nedersticht, Utrecht: Matrijs.
  • Woolderink H. (2006) De hof te Borne: 800 jaar geschiedenis van De hof, de kerk en het dorp Borne. Haaksbergen: Heemkundevereniging Bussemakerhuis te Borne.

Foto’s

Alle foto’s bij dit artikel zijn vervaardigd door Anne Ponten.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 2018-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)