Boorn & Boerschop 2018-02: Overlijdensoorzaken van Bornenaren ruim een eeuw geleden (1877 tot en met 1906)

Auteur: Annie Weusthuis

Het gemeentearchief van Borne herbergt interessante zaken. Zo ook een aantal mappen met overlijdensbriefjes. Deze mappen zijn vele tientallen jaren onopgemerkt gebleven. Alle reden dus om ze eens te onderzoeken. Het heeft weinig zin uitsluitend een overzicht van de briefjes te maken met de overlijdensoorzaken. Het is veel interessanter deze gegevens in een breder verband te plaatsen. Dat is gebeurd door tevens gebruik te maken van andere gegevens zoals de jaarlijkse ‘Staat van de gemeente’. Dit is een jaarverslag dat de gemeente moest opstellen voor de provincie. Hierin werd de stand van zaken over diverse onderwerpen zoals de omvang van de bevolking, de belangrijkste gespreksonderwerpen van de gemeenteraad, de financiën van de gemeente en politie weergegeven. Vooraf moet wel de opmerking worden geplaatst dat de cijfers over de omvang van de bevolking in deze verslagen niet altijd betrouwbaar zijn. Een enkele keer startte men het nieuwe jaar met een ander inwoneraantal dan waarmee men op 31 december was geëindigd. Maar over het geheel genomen zal deze informatie betrouwbaar zijn. Ook de website www.wiewaswie.nl bood veel handzame informatie. Dit is een website waar onder andere geboorte-, huwelijks– en overlijdensakten opgezocht kunnen worden.

De overlijdensbriefjes

Er zijn 1.984 overlijdensbriefjes bewaard gebleven over een periode van 30 jaar, 1877 tot en met 1906. Deze briefjes hebben betrekking op 1.989 overlijdens. In deze periode stierven in de gemeente Borne in totaal 2.736 personen(1). Dus van 72,7% van de in deze periode overleden Bornenaren weten we wat de overlijdensoorzaak was. Van de jaren 1897, 1903 en 1904 zijn geen briefjes bewaard gebleven maar er zijn ook jaren waarin het aantal briefjes meer dan 90% van het aantal overledenen van dat jaar bedraagt. Van het jaar 1894 zijn zelfs twee meer overlijdensverklaringen aanwezig dan het aantal overledenen. De briefjes zijn vrijwel allemaal afgegeven door de lokale artsen Schoemaker, Hulshoff en Eekman. Een enkele keer is de verklaring ondertekend door een arts uit Delden, Hengelo of Almelo, waarschijnlijk bij afwezigheid van de Bornse dokter.
De arts was verplicht deze zogenaamde doodsschouw te verrichten. Hij werd daarvoor betaald door de gemeente. Over 1881 bedroeg de jaarlijkse vergoeding voor vaccinaties, doodsschouw, (re)vaccinaties en het constateren van epidemische ziekten fl. 125 per jaar(2). Dat staat anno 2018 gelijk aan een bedrag van € 1.337,37.

Afb. 01: Het overlijdensbriefje van Gerrit Jan Olde Engberink. Hij overleed aan influenza

De arts moest de overlijdensoorzaak via een briefje aan de gemeente melden. Meestal staan de verklaringen op voorgedrukte briefjes, waar de arts alleen nog zijn eigen naam, de personalia van de overledene, de doodsoorzaak en datum hoefde te vermelden. In de loop van de jaren veranderden de briefjes. Vanuit de overheid werden er categorieën oorzaken opgegeven en kon men volstaan met het vermelden van een nummer. Voor doodgeborenen werden in de loop van de tijd speciale formulieren ontwikkeld. Hierop moest meer informatie worden vermeld, zoals de vraag of er sprake was van stuitligging, of het kind levensvatbaar was en of er een vroedvrouw en/of arts bij de bevalling aanwezig was geweest. In een aantal gevallen schreef de arts de verklaring voluit op een gewoon stuk papier. In enkele gevallen zijn er twee overlijdens op één briefje vermeld.
Dat is het geval bij doodgeboren tweelingen of het overlijden van zowel de moeder als het kind bij de bevalling. In één geval zijn er twee briefjes voor één overlijden. Dat ging om een doodgeboren kind in 1902. De vroedvrouw die bij de bevalling aanwezig was geweest, had het overlijdensbriefje ingevuld. Dat werd echter door de ambtenaar van de gemeente geweigerd want ‘overlijdensbriefjes dienden door een arts te worden ingevuld’. Een enkele keer staan er aanwijzingen voor de gemeente op het briefje, zoals het verzoek ‘om spoedige verwijdering van het lichaam, vanwege de staat van het lichaam’.

De plaatselijke omstandigheden

Inwoneraantal

De gemeente Borne had per 1 januari 1877 4.213 inwoners en per 31 december 1906 5.716. Dat is een stijging van ruim 35% in 30 jaar tijd. De grootste stijging deed zich voor in de laatste 10 jaar. Op 1 januari 1897 had de gemeente 4.744 inwoners, tien jaar later bijna 1.000 meer. De inwonerstijging wordt niet alleen veroorzaakt door geboortes. Borne kende een grote migratiestroom, waarschijnlijk door de hier aanwezige fabrieken. Er trokken echter ook veel mensen weg. Als voorbeeld het jaar 1891. Het inwoneraantal bedroeg per 1 januari 4.482. Er werden dat jaar 117 kinderen geboren, er stierven 91 mensen, een stijging van het inwoneraantal van 26. Tegelijkertijd vestigden zich dat jaar 256 mensen in de gemeente en vertrokken er 172. Het inwoneraantal steeg hierdoor met 84. Totaal kwamen er dus 110 inwoners bij, waardoor het inwoneraantal per 1892 4.592 bedroeg. Het vestigingsoverschot was daarbij de belangrijkste factor. Er zijn echter ook jaren waarin er sprake is van een vertrekoverschot. Twee jaar later, in 1893, vestigden zich 261 nieuwe inwoners in de gemeente maar vertrokken er 337. De gemeente Borne kende dus grote verhuisbewegingen.

Hygiëne in de openbare ruimte

De medische en hygiënische voorzieningen van ruim honderd jaar geleden zijn niet te vergelijken met die van tegenwoordig. Er waren nauwelijks verharde wegen, er was geen riolering. Daar waar
er al straatverlichting was, brandden die lampen op petroleum. De inwoners hadden de gewoonte om mesthopen langs openbare straten en wegen te plaatsen. In de jaarlijkse rapportage aan de provincie wordt gemeld dat de politie daartegen optreedt.

Afb. 02: Mesthopen maakten deel uit van het straatbeeld. Er zijn echter nauwelijks foto’s te vinden waar er eentje op staat. Op deze foto van de Abraham ten Catestraat is een kleine mesthoop te zien. Foto: collectie Annette Evertzen.

Het verslag over 1882 vermeldt dat de politie, door een gebrekkige strafverordening, niet in staat is de mesthopen verwijderd te krijgen, hetgeen voor de kom van het dorp te betreuren is en zeer in het nadeel van de openbare gezondheid werkt(3). Er was geen drinkwaterleiding. Als drinkwater gebruikte men pomp- put- en welwater. In de verslagen wordt ook gesproken over de kwaliteit van dat drinkwater. In 1872 wordt nog gemeld dat het pomp-, put- en welwater blank is, goed van reuk en smaak. Dat verandert in de loop van de jaren. Over 1906 staat vermeld dat het water over het algemeen bruinachtig van kleur is, onaangenaam van reuk, vrij helder en ijzerachtig van smaak. Voor gebruik wordt het water vaak gefiltreerd.
Bij boerderijen kwam het voor dat de mestvaalten op korte afstand van de drinkputten lagen. In de rapportage over 1882 wordt aangegeven dat dit wellicht de oorzaak van meermalen voorkomende besmettelijke ziekten is geweest. Tevens wordt vermeld dat het Geneeskundig Staatstoezicht hier reeds een opmerking over heeft gemaakt toen in de gemeente enkele jaren daarvoor ‘de zeer gevreesde dysenterie uitbrak’. Ook had de commissie een opmerking gemaakt over het niet bestraat zijn van wegen ‘waardoor al het vuile water, enz. tusschen de huizen staan blijft’(4). Kortom, de hygiënische omstandigheden waren niet ideaal. Er braken regelmatig besmettelijke ziekten uit. In de rapportages aan de provincie wordt gemeld dat de volgende ziekten heersten: tyfus, dysenterie, mazelen, roodvonk, kinkhoest, kroep, difterie, kwaadaardige keelziekte en ‘tussenpozende’ koorts. Bij dit laatste was er sprake van terugkerende koortsaanvallen, vaak om de drie of vier dagen. Deze koorts had geregeld een dodelijke afloop.

Taak van de gemeente

De gemeente probeerde de mesthopen op de straten zoveel mogelijk te verwijderen maar slaagde daar niet goed in. Ook bij de bestrijding van de uitbraak van besmettelijke ziekten had de gemeente een rol. Er werden aanplakbiljetten aan de woning van de getroffene bevestigd, zodat voorbijgangers geïnformeerd waren.

Afb. 03: De Aanslagsweg medio 1910 met op de voorgrond de bleken. Op de achtergrond onder de pijl het pand van bakker Budde aan de Grotestraat. De Ziekenhuisstraat ligt ingeklemd tussen twee panden aan de Aanslagsweg en komt bij Budde. Rechts, gedeeltelijk zichtbaar en achter de heg, het door Morselt in 1876 in opdracht van de gemeente gebouwde ‘ziekenhuisje’, wat hoofdzakelijk was bedoeld als quarantaineverblijf voor de opvang van lijders aan besmettelijke ziekten. Al 10 jaar eerder fungeerde het brandspuithuisje bij de Oude Kerk als opvang voor zieken. Ter vervanging van het pand aan de Ziekenhuisstraat is in opdracht van de gemeente in 1901 een verbeterde voorziening voor de verpleging van zieken met een woning voor een verpleger gebouwd aan de Bekenhorst. In 1944 heeft de lagere school in de Pietmanskolkstraat dienst gedaan als noodziekenhuis. Borne kende in het verleden dus vier ‘ziekenhuisjes’.
Bron: Documentatiecollectie gemeente Borne, nr. 00355.

Ook werd geprobeerd de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan door bezoekers te weren die uit een plaats kwamen waar dergelijke ziekten heersten. In 1871 werd in de krant aangekondigd dat vreemde kramers of muzikanten niet welkom waren op de jaarlijkse kermis, wanneer ze niet in het bezit waren van een verklaring dat in de plaats waar ze vandaan kwamen geen besmettelijke ziekte heerste(5). In 1877 heerste er tyfus in Borne. Ter voorkoming van verdere verspreiding werden de zieken in een ziekeninrichting opgenomen en werden de goederen waarmee ze tijdens de ziekte in aanraking waren geweest, onteigend en verbrand. Het jaar erop brak er dysenterie uit. Toen werden de woningen van de zieken gedesinfecteerd en gereinigd. In 1879 heerste er een mazelenepidemie. De gemeente bevestigde briefjes op de deuren van de huizen van de lijders, in een poging daarmee verdere verspreiding in te dammen. In 1892 werden de straten en goten ter voorkoming en verspreiding van ziekten met verdund carbolzuur gedesinfecteerd. De gemeenteraad besloot in 1899 om tyfuslijders te laten verplegen door ervaren ziekenverplegers of verpleegsters en bij te dragen in de kosten daarvan. Ook in dat jaar kwam tyfus veelvuldig voor en de gemeente nam daarop strengere maatregelen. Alle verzamelingen van mest en ander vuil werden opgeruimd en de ingezetenen kregen kosteloos ontsmettingsmiddelen tot hun beschikking. De verschillende goten en sloten werden gereinigd en uitgegraven. De uitwerpselen van de zieken werden ’s morgens en ’s avonds aan de woningen afgehaald, onschadelijk gemaakt en buiten het dorp begraven(6). De gemeente waarschuwde tegen het gebruiken van ongekookte melk en ongekookt water. Ook werd er besloten tot de oprichting van een speciaal gebouw waar lijders aan besmettelijke ziekten zouden worden verpleegd. Deze inspanningen zullen ongetwijfeld een positief effect hebben gehad. Maar de hygiëne bleef natuurlijk een zwak punt. Er was nog steeds geen drinkwaterleiding en geen riolering. Over het jaar 1903 maakt de gemeente in het jaarverslag nog melding van ‘een ondraaglijke stank bij lage waterstand, als gevolg van de afvoer van verfwater’. Om hierin verbetering aan te brengen werd dat jaar door textielfabrikant Spanjaard een riolering aangelegd die het verfwater uit zijn fabriek rechtstreeks loosde op de Bornse beek(7).

Afb. 04: De gemeente Borne probeerde onder meer besmettelijke ziekten buiten de gemeente te houden door verklaringen van kermisklanten te vragen. Bron: www.delpher.nl Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant 12-09-1871

Medische zorgverlening

Borne had een huisarts en een verloskundige. Er was geen sprake van een algemene zorgverzekering of ziekenfonds. In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant en de Tijd van 20 januari 1891 vraagt de burgemeester van de gemeente Borne een vroedvrouw ‘voor de waarneming van de armenpraktijk’. Het salaris bedraagt fl. 300 per jaar. Behalve de armenpraktijk mag op 110 bevallingen per jaar worden gerekend, aldus de advertentie in de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant van een dag eerder. Drieënhalf jaar eerder was er ook al een vroedvrouw gevraagd (De Tijd 13 mei 1886). Het jaarsalaris bedroeg toen fl. 250.

Afb. 05: Advertentie uit 1886 voor een vroedvrouw ten behoeve van de armenpraktijk. Bron: www.delpher.nl. De Tijd 13-05-1886

De huisarts had tot taak om jaarlijks de (re)vaccinaties te doen. Deze hadden uitsluitend betrekking op koepokinentingen. Deze vaccinatie was sinds 1872 verplicht geworden met de invoering van de wet op de besmettelijke ziekten. Verdere vaccinaties bestonden er niet. De artsen hadden maar beperkte middelen tot hun beschikking bij de behandeling van de zieken.

Sterftecijfers

Het sterftecijfer lag ruim een eeuw geleden veel hoger dan nu. In de onderzochte periode stierf jaarlijks tussen de 1,5% en 2,7% van het gehele inwoneraantal van de gemeente. Ter vergelijking: per 1 januari 2016 kende Borne 22.243 inwoners en in 2015 overleden er 200 inwoners. Het actuele sterftecijfer bedraagt daarmee 0,9%.

Afb. 06

Overlijdensoorzaken

De overlijdensbriefjes zijn gerangschikt in drie rubrieken aan de hand van de leeftijd van de overledene: levenloos geboren kinderen, kindersterfte en volwassenensterfte.

Levenloos geboren kinderen

Het gemiddeld aantal geboortes per jaar tussen 1877 en 1907 bedroeg 129 (van zes jaar zijn de gegevens onbekend)(8). Het aantal levenloos geboren kinderen was erg hoog. Over de gehele periode zijn 191 kinderen levenloos geboren(9). Dat betekent dat 1 op de 20 bevallingen eindigde met de geboorte van een levenloos kind. Er zijn 131 overlijdensbriefjes van deze 191 levenloos geborenen bewaard gebleven. De overlijdensoorzaken waren divers. Soms wordt op het overlijdensbriefje melding gemaakt van ‘stuitligging’ of ‘te vroeg geboren’, ‘drukking van de navelstreng’ of ‘ontijdige geboorte’. Een enkele keer heeft de schouwarts er een opmerking bij gezet zoals ‘was er bij deze bevalling een arts of verloskundige aanwezig?’ Niet alle onder deze categorie vermelde kinderen waren bij de geboorte al dood. Wanneer het kind stierf voordat het werd aangegeven bij de burgerlijke stand, werd het ook als levenloos geboren aangemerkt. Vanaf december 1900 moest bij de melding van een levenloos geboren kind worden aangegeven of er een arts en/of vroedvrouw bij de bevalling aanwezig geweest was en wat de vermoedelijke oorzaak van het overlijden was geweest.

Kindersterfte

Het aantal baby’s dat de eerste verjaardag niet haalde, was nog groter dan het aantal doodgeborenen. Maar liefst 585 van de plm. 3.800 geborenen stierf binnen een jaar na de geboorte. Tot en met het 10e levensjaar waren het er nog eens 209 en van 11 tot 20 jaar 150. In totaal stierven 1.135 personen jonger dan 20 jaar. Dat was ruim 41% van het totaal aantal overledenen.
Voor deze hoge kindersterfte zijn diverse oorzaken aan te wijzen. Een vaccinatieprogramma tegen besmettelijke ziekten zoals wij dat kennen, was onbekend. Behalve de koepokinentingen vonden er geen vaccinaties plaats. Het Rijksvaccinatieprogramma waardoor kinderen worden ingeënt tegen een aantal infectieziekten, is ingesteld in 1957. De medische zorg was beperkt. Voor veel ziekten was nog geen adequate behandeling mogelijk. Het zou nog tot 1928 duren eer Alexander Fleming de penicilline zou ontdekken. Dat kinderen vatbaarder zijn voor sommige ziekten dan volwassenen en dat hun afweer beperkter is, blijkt ook wel uit de overlijdensoorzaken. Elk jaar stierven er kinderen aan ziekten als kroep, keelaandoeningen, bronchitis, uitputting, roodvonk, diarree, oorontsteking, longontsteking, hersenvliesontsteking, tuberculose, kinkhoest, stuipen, mazelen en difterie. Over de onderzochte periode bedroeg het percentage kinderen dat voor de 11e verjaardag stierf gemiddeld 36% van het totaal aantal overledenen. In 1901 was de sterfte onder kinderen erg hoog. Van de 93 overlijdens dat jaar hadden er 41 betrekking op kinderen tot en met 10 jaar. Er zijn 87 overlijdensbriefjes uit dat jaar aanwezig. Hiervan geven er 35 als doodsoorzaak een kinderziekte. De onderverdeling hiervan is als volgt:

  • 8 Diarree (al dan niet in combinatie met kinkhoest)
  • 5 Pneumonia (longontsteking)
  • 4 Kinkhoest met stuipen
  • 3 Kinkhoest met meningitis
  • 3 Stuipen
  • 3 Meningitis (hersenvliesontsteking)
  • 3 Aangeboren lichaamszwakte
  • 2 Kroep
  • 2 Bronchitis
  • 1 Griep
  • 1 Tuberculose

Volwassenensterfte

Mensen werden veel minder oud dan tegenwoordig. Van de 2.736 overledenen in de periode 1877 tot en met 1906 was nog geen 5% ouder dan 80 jaar. Ook hierbij speelde de toenmalige beperkte gezondheidszorg een belangrijke rol. Van de 1.989 overlijdens waarvan de briefjes bewaard zijn, hebben er 1.349 betrekking op volwassenen. Uit de briefjes blijkt dat vooral infectieziekten ruim honderd jaar geleden de belangrijkste doodsoorzaak vormden. Bij infectieziekten moet worden gedacht aan longontsteking, tyfus en griep maar ook aan hersenvliesontsteking, blindedarm- en blaasontsteking. Tuberculose eiste vele dodelijke slachtoffers en is ook een infectieziekte maar staat vanwege het aantal overledenen apart vermeld. De beschrijving had veelal betrekking op longtuberculose maar er zijn ook overlijdensverklaringen die melding maken van tuberculose op andere plaatsen. ‘Gewone’ infectieziekten werden bij 22,7% van de volwassenen als doodsoorzaak vermeld; tuberculose werd in 17,2% van de gevallen vermeld.
Een andere veel genoemde oorzaak was ouderdom, uitputting. Hiervoor werd vaak de term ‘marasmus senilis’ gebruikt. Dat betekent zoiets als afnemen van krachten, verval bij bejaarde mensen. In 20% van de overlijdens was dit de oorzaak. Hierbij is het overigens goed op te merken dat het begrip ‘oudere’ in een eeuw tijd behoorlijk is opgerekt. Marasmus senilis werd al als overlijdensoorzaak gegeven aan mensen die ouder dan zestig jaar waren.
Hartziekten staan in 8,0% van de gevallen als oorzaak genoteerd. De term ‘hartverlamming’ kwam diverse keren langs. Ook kanker kwam ruim honderd jaar geleden al veelvuldig voor. In 6,7% wordt deze als doodsoorzaak vermeld. Er worden diverse typen kanker genoemd, zoals eierstokkanker, longkanker en borstkanker. Hersenaandoeningen, met name hersenbloedingen, hadden een aandeel van 5,0% in de overlijdensoorzaken, terwijl dat voor longziekten 3,9% was.
Ten slotte is er een grote restcategorie, die 16,5% beslaat. Hierin zijn alle overlijdensoorzaken opgenomen die niet onder de overige categorieën gerangschikt kon worden. Ziekten die minder grote aantallen slachtoffers eisten, zoals reumatiek, nierziekten, fracturen, epilepsie en diabetes staan hieronder vermeld. Maar ook alcoholisme, zelfdoding, verdrinking bij het zwemmen, verbranding, koolmonoxidevergiftiging, overlijdens van de moeder als gevolg van complicaties bij de bevalling en ‘onbekend’. De arts gaf in meerdere gevallen aan geen doodsoorzaak te kunnen geven en vulde dan ‘onbekend’ in. In deze categorie staat ook een aantal overlijdens als gevolg van ongelukken. Er was weliswaar nog geen sprake van veel (gemotoriseerd) vervoer maar het verkeer kostte toch levens. Sinds 1865 was er een treinverbinding tussen Almelo en Salzbergen. Deze liep via Borne. Op de overlijdensbriefjes werd driemaal als overlijdensoorzaak een aanrijding met een trein vermeld, terwijl ook een overlijden als gevolg van een op hol geslagen paard plaatsvond.

We moeten ons natuurlijk wel realiseren dat de mogelijkheden tot diagnostisering van aandoeningen veel beperkter waren dan tegenwoordig. Zo wordt in 1881 voor het eerst melding gemaakt van ‘ínfluenza’ (griep) als overlijdensoorzaak. Dat betekent niet dat er voor die tijd geen mensen overleden aan griep maar dat deze gevallen waarschijnlijk onder een andere noemer werden vermeld, zoals pneumonia (longontsteking). Het jaar 1900 kende het hoogste aantal sterftes in de gehele periode, namelijk 137. Hiervan zijn 1 36 overlijdensbriefjes bewaard gebleven waardoor een goed beeld van de overlijdensoorzaken kan worden gegeven. In dat jaar heerste langdurig de griep. Met name in de eerste drie maanden van het jaar vielen veel slachtoffers. In totaal overleden er 30 volwassenen aan de griep. De leeftijden van de overledenen staan hieronder vermeld.

Leeftijd overledenen aan de griep in 1900:

  • 21-30 jaar 1
  • 31-40 jaar 2
  • 41-50 jaar 1
  • 51-60 jaar 3
  • 61-70 jaar 8
  • 71-80 jaar 12
  • 80+ 3
Afb. 07

Overlijdensoorzaken volwassenen volgens 1.349 overlijdensbriefjes gemeente Borne 1877-1906:

Personen Procent

  • Totaal 1.349 100%
  • Infectie 538 39,9%
  • Ouderdom 270 20,0%
  • Hart 108 8.0%
  • Kanker 90 6,7%
  • Hersens 68 5,0%
  • Long 52 3,9%
  • Overig 223 16,5%

Ten slotte

De overlijdensbriefjes schetsen een beeld van een leven dat ver weg staat van het onze. De gezondheidszorg stond nog in de kinderschoenen, er was geen antibiotica, er was geen uitgebreid vaccinatieprogramma en er was geen zorgverzekering.(12) De hygiënische omstandigheden waren slecht. Straten waren veelal nog niet verhard, er waren nauwelijks auto’s. Borne kende een forse migratie van arbeiders die kwamen en gingen. De behuizing van deze groep zal niet altijd goed zijn geweest. Er was geen verwarming en verlichting, zoals wij die kennen. Kortom, het leven was voor velen erg hard en dat vertaalde zich in de sterftecijfers en overlijdensoorzaken.

Met dank aan

Heleen Dankbaar en Annette Alberink, beiden voormalig medisch specialist van het ziekenhuis te Hengelo, voor hun deskundige hulp bij het ontcijferen van de handschriften en de indeling in categorieën van de overlijdensoorzaken.

Noten

  1. www.wiewaswie.nl
  2. Archief van het gemeentebestuur van Borne 1811-1919 (1946). Uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand der gemeente Borne over het jaar 1881
  3. Archief van het gemeentebestuur van Borne 1811-1919 (1946). Uitvoerig en beredeneerd verslag van
    den toestand der gemeente Borne over het jaar 1882, hoofdstuk VIa
  4. Idem.
  5. Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant,
    12-09-1871
  6. Archief van het gemeentebestuur van Borne 1811-1919 (1946). Verslag ‘toestand der gemeente Borne over 1899’
  7. Archief van het gemeentebestuur van Borne 1811-1919 (1946). Verslag ‘toestand der gemeente Borne over 1903’, hoofdstuk VIa
  8. Archief van het gemeentebestuur van Borne 1811-1919 (1946). Verslagen gemeente periode 1877-1906
  9. www.wiewaswie.nl
  10. idem
  11. Gemeentearchief Borne
  12. Er was geen algemene zorgverzekering. Wel waren er diverse onderlinge ziekenfondsen, die door arbeidersverenigingen, artsen en apothekers of bedrijven voor medewerkers waren opgericht. Borne kende rond 1908 de volgende verzekeringen: Bornsche Ziekenfonds, Ondersteuningsfonds der machinefabriek “Holland’, Ondersteuningsfonds der R.K. Werkliedenvereeniging ‘Sint Jozef”en Ondersteuningsfonds der stoomspinnerij en weverij voorheen S.J. Spanjaard. Uit: Anja Tanke: De onderlinge Ziekteverzekering St. Stephanus voor leden van de parochie Hertme 1930-1963 in Boorn & Boerschop, december 2015.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar inhoudsopgave 2018-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)