Boorn & Boerschop 2017-01: Uit het leven van Gerard Wensink

Auteur: Leo Leurink (inleiding)/Gerard Wensink (schrijver dagboek)

Op zoek naar gegevens over het werkzame leven van mijn opa Jan (G.J.) Leurink, hier in Borne timmerman/aannemer van 1908 tot 1946, nam ik contact op met Jan Wensink, woonachtig aan de Woolderweg. Uit familieoverlevering was mij bekend dat zijn vader Gerard Wensink ooit bij Jan Leurink als timmerman werkzaam was. Hij werkte daar zeven jaar en in die tijd ontstond er een min of meer vertrouwelijke band. Na beëindiging van zijn dienstverband bleven er contacten in de vorm van, op zijn Twents gezegd, ‘oalde kunnigheid’. Ook de liefde voor de turnsport droeg er toe bij, die door zowel Gerard Wensink als mijn vader Jo Leurink bij ‘Borne ‘28’ werd beoefend. Foto’s ‘uit de oude doos’ bij mijn ouders en foto’s te zien in het ‘Jubileumboek 75 jaar Borne ’28’, waar beide mannen poseren in hun witte turnpakken, getuigen daarvan. Dat Gerard Wensink en later zoon Jan een belangrijke bestuurlijke rol in de Bornse gymnastiekvereniging ‘Borne ‘28’ hebben gespeeld is bij vele oudere Bornsen, wel bekend. Maar dat dezelfde Gerard Wensink tijdens zijn zeer actieve leven ook als een verdienstelijk ‘chroniqueur’ optrad is, naar ik veronderstel, nauwelijks bekend.

Afb. 01:

Tijdens ons prettige onderhoud in huize Wensink kwam er onverwacht een verhalenbundel op tafel. Daarin heeft Gerard Wensink, o.a. genealogische gegevens over zijn familie en bijzonderheden over buurt en buurtbewoners vastgelegd. Ook heeft hij er een aantal belangrijke gebeurtenissen uit zijn leven, meestal van voor en tijdens de laatste wereldoorlog, in opgetekend. Ik mocht de bundel van Jan mee naar huis nemen om deze door te lezen. Tijdens het lezen werd ik verrast door de duidelijke en boeiende schrijftrant waarmee Gerard Wensink het leven uit die tijd heeft verwoord.
Zeker, in mijn ogen, geschikt om het overgrote deel ervan in de vorm van een serie artikelen in het Heemkundeblad ‘Boorn & Boerschop’ op te nemen. Op mijn daartoe gedane verzoek tot publicatie van deze verhalen in genoemd blad stemde de familie Wensink mee in.
Voor veel oudere (Bornse) lezers van dit blad wellicht overbodig wil ik hier in het kort voor de niet ingewijden eerst wat meer vertellen over de persoon achter de verhalen die ook u hopelijk zullen boeien.

Gerard Wensink werd geboren op 2 mei 1906 aan de zuidkant van Borne op een plek die ‘de Lemerij’ wordt genoemd. Op zevenjarige leeftijd, nadat zijn moeder op vrij jonge leeftijd overleed, werd hij liefdevol opgenomen in het gezin van de familie Jan Schoemaker. Deze hadden een slachterij met winkel in een nog bestaand pand aan de Juurenstraat (nu Brinkstraat). Jan Schoemaker was een nazaat van de bekende Bornse dokter en chirurg J. B. Schoemaker. Nadat Gerard de openbare lagere school tegenover de Oude Kerk had doorlopen volgde hij de MULO te Hengelo. Op aanraden van zijn pleegouders koos hij daarna voor een opleiding in de meubelmakerij. Na eerst nog het vak van meubelmaker te hebben uitgeoefend ging hij als timmerman in de bouw aan het werk. Ook was hij samen met een familielid een aantal jaren in de weer als zelfstandig ondernemer.
Gerard trad in november 1933 in het huwelijk met Helena Ensink (‘Leentje van de Kleermaker’), geboren te Bornerbroek. Ze kregen 3 zoons en 2 dochters. In de Bornse samenleving was Gerard bekend door zijn jarenlange voorzitterschap bij ‘Borne ‘28’ (van 1933 tot 1971). Na 38 jaar werd hij opgevolgd door zijn zoon Jan, die vervolgens ruim 25 jaar de voorzittershamer hanteerde.
Ook was Gerard ca. 8 jaren voorzitter van A.N.B.O. (Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen). Verder was hij actief voor de Theresiaparochie. Hij maakte jarenlang deel uit van het kerkbestuur. Hij werd hiervoor Pauselijke onderscheiden met een ‘Pro Eclesia et Pontifice’. Voor zijn verdiensten voor de Bornse samenleving werd hij in 1972 koninklijk onderscheiden. Gerard Wensink overleed te Borne op 5 augustus 1987.

Afb. 02: Het verdwenen ‘Erve ‘t Wensink’ waar Gerards voorouders hebben geboerd

HET ERVE ‘t WENSINK

In het schattingsregister van het jaar 1475 werd reeds melding gemaakt van het erve ‘t Wensink. Het was een hofhorig goed, behorende tot de toenmalige Marke Senderen, aldus dr. Hulshof, in “Rond Horst en Hof te Borghenden” (Borne) in uitgave nr. 3 van de “Vriendenkring” van het Bussemakerhuis. Eigenaresse van die boerenbedoening, was de weduwe van Gerardus Wensink, geboren Anna Woesthof van beroep landbouwster. Deze mevrouw Wensink moet volgens dr. Hulshof wel een der voornaamste ingezeten van Borne zijn geweest, “want”, zo schrijft hij “zoveel aaneengesloten, grote percelen in een hand, zijn we in ons dorp nog niet tegengekomen”. De eigenlijke boerderij is inmiddels afgebroken en op die plaats staat nu, (hoe lang nog?) de dependance van het gemeentehuis.(1) Het weggetje tussen de percelen is er nog wel en is nu een fiets- en voetpad. Het loopt van boekhandel ten Tusscher tot aan bakkerij Koehorst. ‘t Verlengde van dit pad (over de Aanslagweg) heet nu Wensinkstraat en de beide wijken waar deze straat naar toevoert, werden in het uitbreidingsplan der gemeente aangeduid als Wensink 1 en 2. De Woolderweg en omgeving, tot aan de spoorlijn, hoorden hier ook bij.
Volgens mijn vader, stammen onze voorouders nog af van het geslacht, dat eeuwen lang het erve ‘t Wensink beheerde. Ze woonden daar vroeger ook dicht in de buurt, tegenover de vroegere bleek, waar nu de prof. Gunning MAVO staat (a/d Woolderweg)(2). Ze bezaten daar ook enkele percelen grond, vermoedelijk verkregen door vererving. Ze waren niet zo rijk, hielden wel een paar koeien en ander vee, doch verdienden hun brood hoofdzakelijk als thuiswevers. Boeren was dus maar een bijverdienste, zij het dan een zeer welkome bijverdienste.
En nu komt mijn verhaal uit die tijd, zoals het mij door mijn vader en nog ouderen is verteld.
Het moet ongeveer in het begin van de vorige eeuw zijn geweest, dat mijn overgrootouders, een perceel grond verhuurden aan boer Wensink. Deze wilde het er graag bij hebben en zij konden er zich wel om redden en bovendien bracht het aan huur ook nog iets op. Dat verhuren ging allemaal in goed vertrouwen en het bedrag, dat onderling was overeengekomen, werd elk jaar door boer Wensink getrouw betaald. Ruim 30 jaar later werd het echter anders. Een zekere Scholten was, waarschijnlijk door huwelijk met een Wensinkdochter, eigenaar geworden van de boerderii en rekende daar ook de van mijn overgrootvader gehuurde grond bij. Omdat deze of mijn grootvader verzuimd had binnen de wettelijk gestelde termijn van 30 jaren een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan. Stom zou je kunnen zeggen, of te goed van vertrouwen.
Met boer Scholten viel echter niet te praten. De grond was nu zijn eigendom. Ze waren ze kwijt. Ik geloof dat zoiets, thans gelukkig, niet meer mogelijk is. Mijn voorouders zaten echter niet verlegen, want ze hadden in de Lemerij aan de Woolderweg waar we nu nog wonen, ook nog een stuk grond, dat hun bijna niets gekost had. Nou ja niets? Ze hadden er alleen hard voor moeten werken. Het was in die tijd zo. dat er nogal veel onbruikbare, deels woeste grond rondom Borne lag. Die kon je geschikt krijgen, mits je ze maar in cultuur bracht. Dat hield in afpalen (omheinen) en egaliseren. Ook moest je er voor de afwatering een sloot omheen graven. Was dat allemaal in orde bevonden, dan werd het geregistreerd als je eigendom. Al dat werk moest natuurlijk met de schop en ander handgereedschap worden gedaan. Mijn vader heeft mij vaak verteld, dat zijn grootouders dat deden in hun vrije tijd met het hele gezin. Soms ook wel ‘s avonds bij heldere maan.
Op deze grond bouwden mijn grootouders hun huis. Hetzelfde huis waarin mijn vader, ik zelf en ook al onze kinderen geboren zijn. Er was voldoende woon- en slaapruimte in en zoals vroeger gebruikelijk was, een open haard. In het achterste gedeelte was een deel, met stalling voor het vee en een vertrek waarin een weefgetouw stond, de zogenaamde weawkamer (weefkamer).
Boven was een grote zolder, voor het hooi voor de paar koeien die ze hielden. Achter het huis stond een schuur voor de varkens en kippen en ze deed ook dienst als berging voor gereedschappen enz., met verloop van tijd waren er ook fruitbomen in overvloed. Ze verbouwden alles zelf. Ze hadden er ook weidegrond bijgehuurd. Ze karnden een gedeelte van de melk. Dus boter was er ook. Heb in mijn jonge jaren ook vaak gekarnd en boter gemaakt en de karnemelk die er overbleef was bijzonder lekker. Grootvader had er vroeger ook nog een stuk bouwland bijgekocht, van een zekere Bussemaker; we noemden dat altijd “Bussemakerslaand”. We verbouwden daar aardappels op en rogge enz. Het lag aan de overkant van ons perceel, waar nu de Casimirschool staat(3). Jammer dat we later alles aan de gemeente moesten afstaan. Een verhaal op zich: want het was puur toeval dat we destijds in de 60-er jaren moesten onderhandelen met locoburgemeester en tevens wethouder Scholten. Een nazaat van de vroegere boer Scholten van meer dan 100 jaar geleden. De goeie man had, natuurlijk, totaal geen schuld aan hetgeen vroeger gebeurde, doch hij was wel een bikkelharde onderhandelaar. ‘t Heeft meer dan 2 jaar geduurd, voor dat we het eens waren. Een achterneef van mijn vader, de enkele jaren geleden overleden heer Kosterink waarschuwde mij steeds en zei dan: “Deenkt an wat’ter vrooger is gebuurt, loast’toew nich te pakk’n nemm’n duur de Schoolte!!” Dat is dan ook niet gebeurd, want dat lange onderhandelen heeft ons ruim ƒ20.000.– meer opgebracht dan het eerste bedrag, dat ons door de gemeente werd geboden. We hebben er een stuk grond uitgehouden, waarop in 1966 ons nieuwe huis is gebouwd. ‘t Is een blok van 2 geworden met garages. Onze oudste zoon Jan woont met zijn gezin naast ons.

Noten

1) Nu is daar een ruim plantsoen, de Beeldentuin genaamd.
2) Op de plek van de school staat nu het appartementengebouw “de Oude Bleekweide”.
3) Onlangs zijn er op de plek waar voorheen de Casimirschool, stond moderne woningen gebouwd.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2017-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)