Auteur: Anja Tanke
De negentiende eeuwse correspondentie van ons gemeentebestuur biedt naast de bestuursaangelegenheden, een prachtig kijkje in het dagelijks leven. Zo vind je er correspondentie over dienstplichtigen, de bekostiging van armoedigen, baldadige jeugd, stormschade, voedselvoorziening en nog veel meer. Vaak worden de betrokkenen met naam genoemd. Kortom, de serie ingekomen en uitgaande brieven is een mooie bron. Bij toeval vond ik onderstaande correspondentie. De tekst is letterlijk overgenomen.
De brief van de officier van justitie uit Almelo 21 november 1859
Vernomen hebbende dat binnen de Gemeente Zenderen een spookgeschiedenis zoude hebben plaats gehad, welke ten deel zoude gehad hebben om daardoor de bewoners van het spookhuis geld af te persen en alzoo bedrieglijk op te ligten, geef ik mij de UEG te verzoeken mij daaromtrent na nauwkeurig onderzoek, in te lichten.
De brief van de burgemeester 23 november 1859
Naar aanleiding der missive dd 21 dezer LA N: 929 heb ik onmiddellijk naar de Spookgeschiedenis onderzoek in het werk gesteld en heb ter dier zake den veldwachter L. Lucas hiermede belast, na hem alvorens te hebben ondervraagd of hem ook iets van deze zaak bekend was welke ons het navolgende mededeeld:
Dat het ten woonhuize van zekere G.J. Snieders zou als men hem had verteld voor eenigen tijd zoude gespookt hebben en wel dat de man vermeende dat zijne vrouw die voor eenigen tijd overleden was er weer ging en dien ten gevolge besloten had naar de heeren paters gaan, dat deze hem zouden gezegd hebben dat hij 40 gulden hun moest brengen en alsdan zoude geholpen worden, dat daarop voornoemde G.J. Snieders was gegaan naar L. ter Bekke, landbouwer uit deze Gemeente en had hem verzocht veertig gulden ter leen te mogen hebben en zoude denzelven het voorgevallene hebben medegedeeld dat ter Bekke gedachte gelden hem niet had geleend maar besloten om op een avond met zijn knecht naar het gedachte spookhuis zich te vervoegen hetwelk geschied was;
Dat als toen daar zijnde het spook zich weldra zouden vertoond hebben, en op handen en voeten in vrouwe kleederen de deur was binnen gekropen, en alstoen gezegd had, of de 40 gulden al waren bezorgd, dat ter Bekke en zijn knecht alstoen waren opgestaan voorzien van een paar goede stokken, het spook goed zoude hebben afgeranseld, en wel zoodanig, dat hetzelve had beginnen te kermen en gezegd: slaat mij niet meer, ik ben de Pater. Voorts wordt door L. Lucas hier nog bijgevoegd dan een der Heeren Paters bedlegerig zoude zijn en den rug stukkend zoude hebben.
Heden morgen wordt door gedachte veldwachter bewoner van het spookhuis als bij L. ter Bekke zich had vervoegd, doch dat deze hem hadden te kennen gegeven hun niets van eenige spokerij welke onlangs aldaar zoude hebben plaatsgevonden bekend was, en daaromtrent ook niets konden mededeelen.
Ook heeft de Secretaris deze Gemeente in persoon zich naar de buurtschap Zenderen begeven, ten einde een en ander te onderzoeken doch is er niet in geslaagd iets te kunnen ontdekken.
Het gezin Snieders
Gradus Johannes Snieders (Borne 1810, † Zenderen 1876) trouwt in 1841 met Johanna Slamp (Borne 1817). Gradus is wever, Johanna verdient voor haar huwelijk de kost als dienstbode. Daarna staat ze te boek als landbouwster en spinster. Zij overlijdt op 30 augustus 1859.
Het gezin Snieders woont in de buurtschap Zenderen in de woning met nummer 122. Uit het huwelijk worden tussen 1842 en 1856 tien kinderen geboren. Het jaar 1859 kan met recht een rampjaar genoemd worden voor het gezin Snieders. Niet alleen de moeder overlijdt, maar ook twee kinderen. Te weten: Gesina, drie jaar oud en Antonie, acht jaar oud.
Lambertus ter Bekke
De in de correspondentie genoemde L. ter Bekke blijkt te zijn Lambertus ter Bekke, koopman in turf. Hij woont volgens het bevolkingsregister in Zenderen op nr. 129. Dat is in de nabijheid van het gezin Snieders, die op nr. 122 wonen. De familie Ter Bekke was destijds eigenaar van erve Bekman, waar ze ook wonen. Lambertus is één van de personen die met paard en wagen in 1855 drie Carmelieten, een prior, een pater en een broeder, hebben verhuisd van Boxmeer naar Zenderen. Ter Bekke kan kennelijk dergelijk gedrag van een pater niet aanzien. Hij deinst er niet voor terug een ‘spook’ af te ranselen. In 1859 woont een handjevol paters op het Hulscher. Welke pater voor spook speelde, is niet meer na te gaan. Zouden, toen de gemeente de zaak onderzocht, Ter Bekke en Snieders hebben afgesproken over het gehele voorval te zwijgen?
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2016-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)