Boorn & Boerschop 2016-02: Organisaties met een blauwe knoop 1. De sociale kwestie en drankgebruik

Auteur: Anja Tanke

Op zoek naar het ene, vind je soms iets anders dat nog meer je belangstelling trekt en waar je vervolgens onderzoek naar wilt doen. Het moet even wachten: eerst het verhaal afmaken waar je mee bezig bent. Maar als je dan nog meer informatie over hetzelfde onderwerp onder ogen krijgt, is er geen ontkomen meer aan. Hier ‘moet’ een artikel over geschreven worden. Zo ging het met dit onderwerp. Leo Leurink mailde een mooie foto van de Bornse afdeling Steeds Vooruit van de Orde van de Goede Tempelieren en zelf vond ik korte tijd later een bouwvergunning op naam van de afdeling Borne van de Nationale Christen Geheel Onthouders Vereeniging. Het is u nu duidelijk: dit verhaal gaat over drank, niet over het drinken ervan maar juist over niet-drinken, ofwel over afschaffen en geheelonthouding en de organisaties die dat in onze gemeente voor elkaar willen krijgen.
In dit eerste deel komen met name de sociale kwestie en het drankgebruik in onze gemeente aan bod. In het tweede deel, dat u in de volgende Boorn & Boerschop kunt lezen, gaat het over de Bornse drankbestijdingsorganisaties en haar voortrekkers.

De sociale kwestie

Als Nederland in de negentiende eeuw steeds meer industrie krijgt, ontstaat een nieuwe beroepsgroep: de fabrieksarbeider. Deze maakt zeer lange werkdagen, 14 uur per dag is normaal, over het algemeen onder slechte arbeidsomstandigheden tegen een zeer laag loon. Uit noodzaak werken vaak de vrouwen en kinderen, soms vanaf vijf jarige leeftijd, mee. Wie niet kan werken, wordt ontslagen. Een georganiseerd uitkeringsstelsel van rijkswege als vangnet is er niet. De industrialisatie zorgt voor een aanzuigende werking. Arbeiders die eerst veelal nog werkzaam zijn in de landbouw, trekken naar de steden. Deze zijn daar niet op toegerust, met slechte woonomstandigheden zoals het ontbreken van riolering maar met ongedierte tot gevolg. Door de toestroom ontstaat ook woningnood en daardoor weer verpaupering. De vaak grote gezinnen zijn gehuisvest in kamers of kleine woningen in slecht onderhouden buurten. Thuis hebben arbeiders het daardoor ook moeilijk. Door de uitzichtloosheid grijpen zij naar de drank, hoofdzakelijk jenever, waardoor het karige gezinsinkomen nog verder onder druk komt te staan.

Afb. 01: Verbeelding van slechte werkomstandigheden en kinderarbeid in de fabriek

Deze situatie kan niet blijven voortduren. Vanaf 1866 richten arbeiders verenigingen op die voor hun belangen opkomen; de eerste vakbonden ontstaan. Welgestelde burgers maken zich ook zorgen. Hier liggen twee redenen aan ten grondslag. Enerzijds zijn er welgestelden die zich het lot van de arbeiders oprecht aantrekken en op sociaal gebied wat voor arbeiders willen betekenen. Anderen zien in de arbeiders een bedreiging in de vorm van een grote bevolkingsgroep die mogelijk in opstand zal komen. Burgers richten daarom diverse verenigingen op om prostitutie, drankgebruik en kermisbezoek tegen te gaan en om arbeiders ‘op te voeden’.

Wetgeving

Langzamerhand komt er ook wetgeving, zoals het Kinderwetje van Van Houten in 1874. In de praktijk stelt de wet weinig voor, vooral omdat de controle op de naleving ontbrak. Als geconstateerd wordt dat deze wet niet voldoet, komt in 1889 de Arbeidswet tot stand, waarin gevaarlijk werk en nachtarbeid door vrouwen worden verboden. De kinderarbeid wordt verder beperkt, op papier. Voor de handhaving wordt de Arbeidsinspectie ingesteld. Deze krijgt voor het uitvoeren van controles in het gehele land twee inspecteurs. In de praktijk verandert er in de werkomstandigheden van de arbeiders weinig. In 1900 wordt de Leerplichtwet van kracht voor kinderen vanaf zes tot twaalf jaar. Hoewel hiermee in het begin ook nog de hand wordt gelicht, gaan nu grotere aantallen kinderen naar school in plaats van naar de fabriek. In 1901 wordt dan ook nog de Woningwet van kracht, waardoor de woonomstandigheden ook beter worden. De gehele arbeidersproblematiek wordt bekend onder de naam de sociale kwestie.

Afb. 02: Pamflet dat waarschuwt tegen de gevolgen van drankmisbruik

Drankgebruik en wetgeving

In de negentiende eeuw zijn ze in bijna iedere straat wel te vinden: (huiskamer)cafés en logementen waar reguliere verkoop van alcohol, ook vaak als bijverdienste, plaatsvindt. Vrouwen komen er nauwelijks. Dronken mannen horen in die tijd tot het normale straatbeeld. Er wordt, in vergelijking met de eerste helft van de negentiende eeuw, flink gedronken. De consumptie sterke drank bedraagt rond 1880 zo’n 10 liter, in 1847 was dat nog vier liter per hoofd van de bevolking. Het biergebruik is rond 1880 zo’n veertig liter per hoofd van de bevolking. Alcohol is gemakkelijk te krijgen door de grote verscheidenheid aan verkooppunten en het is door de machinale productie goedkoop. Het is nog goedkoper dan koffie. Daarnaast is het drinken van putwater niet zonder risico voor de gezondheid. De keuze voor alcohol (bier) in het algemeen ligt dan voor de hand. Arbeiders geven gemiddeld 1/5 deel van hun inkomen uit aan drank.

De toename van het alcoholgebruik leidt uiteindelijk in 1881 tot het aannemen van de eerste drankwet, de Wet tot beteugeling van het misbruik van sterke drank. In deze wet worden openbare dronkenschap en de verkoop van sterke drank aan kinderen onder zestien jaar strafbaar gesteld. Ook wordt bepaald dat de uitbaters van uitspanningen waar sterke drank verkocht wordt, een vergunning moeten hebben van de gemeente. Aan het aantal te verlenen vergunningen is een maximum verbonden, afhankelijk van het aantal inwoners. In 1882 telt de gemeente ca. 4000 inwoners. Als gevolg van de invoering van de nieuwe wet verlenen burgemeester en wethouders van Borne in 1882 30 vergunningen voor de verkoop van sterke drank, te weten: in Bornerbroek 2, in Hertme 1, in Zenderen 4 en in Borne 23. Een deel van deze vergunningen worden verleend voor de keuken en een kamer in de woning die dan als gelagkamer fungeerde. Daarnaast zijn er de zogenaamde ‘stille kroegen’, zonder vergunning en feitelijk illegaal.

Alle vergunninghouders hebben eveneens toestemming voor verkoop van sterke drank tussen zaterdagavond en maandagmorgen(1). Dat wil dus zeggen, op de enige vrije dag van de arbeiders. Resumerend: er is een drankwet, gemeenten verlenen vergunningen, maar die zijn zo ruim middels extra toestemmingen dat het altijd mogelijk is om sterke drank te kopen én in de eerste drankwet wordt niet gesproken over andere soorten alcohol zoals bier en wijn.

Drankbestrijdingsorganisaties

De eerste organisatie dit zich richt op de bestrijding van drankmisbruik, is de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank, ontstaan in 1842. Zij ziet met name de jenever als een groot kwaad. Als de sociale kwestie onder een breed publiek draagvlak krijgt, ontstaan aan het eind van de negentiende eeuw, uiteraard per zuil, een aantal organisaties die zich bezighouden met drankbestrijding.

Drankgebruik in Borne

Borne kent van oudsher zeker vier bierbrouwerijen: op de Meijershof, de Koppelsbrink, Van Kleef in de Marktstraat en Meijling bij het Dorsetplein. Van de Meijershof is het 18de-eeuwse brouwersboek bewaard gebleven met daarin de bestellingen van diverse Bornenaren. Er was een traditie om (extra) te drinken bij rouw en trouw, denk aan het ‘groovenbier’. Het aantal brouwerijen in onze gemeente hoeft niet in relatie te staan met de hoeveelheid bier die hier gedronken werd. Ook is niets bekend over de hoeveelheid bier die geproduceerd werd. Bier is deels een vervanger voor het drinkwater dat vaak van slechte kwaliteit was. In onze gemeente was dat het geval.
Ten gevolge van de verhoging van de belasting op bier in de zeventiende eeuw, ging de consumptie van jenever omhoog.

Aan het eind van de negentiende eeuw had onze gemeente zo’n 4800 inwoners en 30 geregistreerde cafés. Spanjaard is de grootste werkgever en de fabriek kent een aanzuigende werking wat betreft arbeidskrachten. De eerste arbeiderswoningen aan de rode lap (Deldensestraat) worden gebouwd. In latere jaren zal de fabriek voor haar werknemers nog meer woningen laten bouwen.

Cijfers over drankgebruik of drankmisbruik in Borne uit deze periode zijn er niet. Er zijn verhalen. Eén van de caféhouders die in 1882 een vergunning krijgt, is F.A. Mentink. Zijn café was destijds gevestigd aan de Deldensestraat, direct bij de spoorwegovergang. Arbeiders op weg naar huis, lopen eerst binnen bij Mentink, waar de caféhouder al rijen glaasjes gevuld met jenever klaar heeft staan. Bij café Vos, ook gelegen aan de Deldensestraat, is de drank goedkoper. Er zijn daarom arbeiders die door de week naar Vos gaan en in het weekend naar Mentink(2). Er zijn daarom arbeidersvrouwen die bij de poort van Spanjaard hun mannen opwachten om te voorkomen dat het zojuist gebeurde weekloon opgaat aan de drank.
Dan zijn nog de verhalen over boeren die hun boerderijen ‘verdrinken’: om de drankrekening te betalen wordt met regelmaat een stuk land verkocht, totdat er niets meer over is(3).

Afb. 03: Café Mentink aan de Deldensestraat. Volgens overlevering hebben destijds werknemers van machinefabriek Ledeboer (gevestigd aan de overkant van de straat) een tunnel gegraven onder de straat door naar het café met medeweten van de kastelein. Dit als reactie op het besluit van Ledeboer om een grote muur langs de straat te laten metselen om zo clandestien drinken te voorkomen. Het ging de werknemers niet alleen om de drank maar ook om ontspanning want in die jaren (tweede helft van de negentiende eeuw) was er nauwelijks zoiets als een verenigingsleven. Bron: MijnStadMijnDorp/HIP Borne

Het dorpse Borne kent aan het eind van de negentiende eeuw armoede en de arbeidsomstandigheden zijn ook hier slecht. Hierin onderscheidt ze zich niet van andere plaatsen. Qua woonomstandigheden kent Borne niet de grootstedelijke problematiek die één van de andere pijlers vormt van de sociale kwestie. Armoede met als gevolg ervan ondersteuning door de Vincentiusvereniging wordt in de jaren ‘20 in 75% van de gevallen veroorzaakt door drankmisbruik(4).

In de jaren 1925-1927 zijn in totaal 34 processen-verbaal opgemaakt wegens openbare dronkenschap. In voorgaande jaren zijn dat er meer(5). In de periode 1930-1937 maken de Bornse veldwachters gemiddeld negen processen-verbaal per jaar op in verband met drankmisbruik: vanwege luidruchtig zingen en schreeuwen op de openbare weg en arrestaties van dronken mannen al dan niet in cafés. Een enkele keer wordt een dronken man uit huis gehaald omdat hij het huisraad kort en klein heeft geslagen en de gezinsleden heeft bedreigd(6).

Afb. 04: Artikel uit De Tijd van 15 november 1902. Bron: www.delpher.nl

Hoe het toentertijd in onze gemeente precies gesteld was met drankmisbruik en hoe zich dat verhield met de omliggende plaatsen, is niet bekend. Er zijn nauwelijks bronnen.

Voorbeelden van groot en klein leed

In kranten wordt in de periode voor 1940 met regelmaat verhaald over openbare dronkenschap én de vreselijke gevolgen ervan. De tragiek van armoede in relatie tot drank wordt duidelijk aan de hand van de trieste omstandigheden waarin sommigen komen te verkeren.

Het lichaam van “W” in het krantenartikel hiernaast wordt in een sloot langs de Bornsestraat gevonden. Uit het overlijdensregister blijkt dat het gaat om Gerrit Jan Wolterink, een 37-jarige weduwnaar met één kind. Hoe moeilijk levensomstandigheden kunnen zijn, kan opgemaakt worden uit een reconstructie van de bevolkingsboekhouding.
In januari 1893 trouwt Gerrit Jan met Hermina Gerritdina ter Weer. De zussen Ter Weer (Hermina Gerritdina en Gerritdina Engelina) huren samen een woning en Gerrit Jan trouwt in. In april 1893 wordt zoon Abraham geboren en twee weken later overlijdt Hermina, ongetwijfeld ten gevolge van complicaties bij de bevalling. Op 22 augustus 1893 wordt de moeder van Gerrit Jan ingeschreven op zijn adres. Zij, op haar beurt, is op 36 jarige leeftijd in 1868 weduwe geworden. Gerrit Jan is dan drie jaar. Oma Wolterink zal de zorg voor haar kleinkind Abraham en de huishouding op zich genomen hebben. Gerrit Jan, als hoofdkostwinner, werkt als schilder en schoonzus Gerritdina als modevaknaaister. Het is niet gelukt te achterhalen waarom hij in de gevangenis zat. Het heeft echter wel gezorgd voor een kettingreactie: geen werk meer, gevolgd door overmatig drankgebruik met de dood tot gevolg. Na het overlijden van Gerrit Jan in 1902 wordt de financiële situatie van het gezin (nog) penibeler. In 1906 overlijdt oma Wolterink, tante en neef vormen vanaf dat moment samen het gezin.

Helaas is Gerrit Jan Wolterink niet de enige Bornenaar die overlijdt ten gevolge van drank. In 1919 wordt het gezin Van der Helm in rouw gedompeld. De 53-jarige fabrieksarbeider en vader Jan Willem, wonende in de ‘twaalf apostelen’ aan de Woolderweg, wordt op 27 oktober gevonden in de moddersloot bij zijn huis(7). Verdronken ten gevolge van dronkenschap. Zijn echtgenote blijft achter met zeven kinderen, waarvan twee nog schoolgaand.

Afb. 05:
Afb. 06: Fragmenten uit twee brieven gedateerd 20 en 21 juli 1922 van H. Roolvink aan Jacob Spanjaard. Roolvink heeft het de avond te voren “bruin gebakt”. Hij verzoekt om clementie en intrekking van het ontslag en wil zich “van den drank ontslaan”. Zijn huilende moeder vreest uit het huis te worden gezet. Hij erkent dat de directie hem een jaar lang de hand boven het hoofd gehouden heeft. In de volgende brief verzekert hij met heilige verzekering, de jenever te laten staan en zich aan te melden bij het Kruisverbond(8).

Zo zijn er nog wel meer voorvallen, gelukkig minder ernstig. Bijvoorbeeld de jonge vader Van der Heuvel die tezamen met de getuigen, na de aangifte van zijn kind op het gemeentehuis, zo diep in het glaasje kijkt dat hij met zijn fiets op straat blijft liggen. De getuigen zijn er niet veel beter aan toe. Zij zijn per kar afgevoerd(9).

Dan zijn er nog de pechvogels, die door toedoen van drankgebruik van anderen in de problemen komen. Het overkomt uitgerekend de geheelonthoudersfamilie Grootenhaar en zes buurtbewoners uit de Horst. Het gezelschap komt met de marktwagen van Grootenhaar rond middernacht uit Almelo van een feestje van de Goede Tempelieren. Ter hoogte van de Vloedbelt worden zij van achteren aangereden door een stoomfiets. De as van de wagen van Grootenhaar is krom en het gezelschap kan niet anders dan lopend naar huis. Dokter Stomps verleent ‘s nachts eerste hulp aan de beschonken stoomfietsers die in de berm van de weg liggen(10).

Dan zijn er nog de pechvogels, die door toedoen van drankgebruik van anderen in de problemen komen. Het overkomt uitgerekend de geheelonthoudersfamilie Grootenhaar en zes buurtbewoners uit de Horst. Het gezelschap komt met de marktwagen van Grootenhaar rond middernacht uit Almelo vaneen feestje van de Goede Tempelieren. Ter hoogte van de Vloedbelt worden zij van achteren aangereden door een stoomfiets. De as van de wagen van Grootenhaar is krom en het gezelschap kan niet anders dan lopend naar huis. Dokter Stomps verleent ‘s nachts eerste hulp aan de beschonken stoomfietsers die in de berm van de weg liggen(11)
.

Anekdotes

Om dit eerste deel niet al te zwaar te laten eindigen ook een paar anekdotes. Leo Leurink heeft op mijn verzoek een aantal hem bekende verhalen opgeschreven.

Rumbonen

Groenteboer Hendrik Jan Grootenhaar, toen nog aan de Araham ten Catestraat. De familie was als geheelonthouder lid van de Bornse loge van de ‘Internationale Orde der Goede Tempelieren’. Kwajongens uit die tijd vroegen hem in zijn winkeltje wel eens: “Grootenhaar mien moo wòl wa geer’n ’n half oons rumbonen”. Dan werd Grootenhaar erg kwaad en joeg de jongens zijn winkel uit.

Woede en blijdschap

Ik kan me nog herinneren dat Bets Baartman, een van de vroegere uitbaters van hotel café de Ster, mij ooit de volgende anekdote vertelde:
“Het was al tegen sluitingstijd; één van mijn gasten had blijkbaar teveel van het alcoholische nat gehad en wist toen hij huiswaarts wilde keren niet goed meer op zijn benen te staan, laat staan zich voort te bewegen. Ik besloot de man met mijn auto naar zijn huis te vervoeren. Daar aangekomen bleek ook nog dat de man op de eerste verdieping woonde. Met heel veel moeite kreeg ik hem de trap op, waar boven zijn vrouw niet alleen haar man maar ook mij luidruchtig de kast uitveegde. Inmiddels was ook zijn hond naar de deur gelopen en sprong blij, kwispelstaartend tegen zijn dronken baasje op. “Goddaank, d’r is hier tenminste nog ene blie’j” en met een “Zeet da’j ‘m in berre kriegt” ben ik als de bliksem de trap weer afgegaan.

‘Oh, Heer God’

Het was beestachtig slecht weer, toen een goedgelovige cafébezoeker het (vroegere) café van een van mijn familieleden bezocht. Het had de hele avond gestormd en geregend; zodoende had hij noodgedwongen meer dan het gewoonlijk aantal pilsjes genuttigd. Toen de regen eindelijk wat verminderde betaalde hij, deed zijn jas aan en ging de deur uit. Ongeveer een kwartiertje later hoorden de nog aanwezigen binnen iemand buiten vertwijfeld roepen: “Oh, heer God, laat mij niet eeuwig pissen.” Wat bleek: Toen de beste man vanuit het warme café in de koude buitenlucht kwam moest hij, wat niet verwonderlijk is na al die biertjes, nodig plassen. Hij deed dat gauw, althans dat dacht hij, op de hoek van het cafépand tegen de muur aan. Maar de beste man had niet in de gaten dat net om de hoek de dakgoot, het vele hemelwater niet zo snel kon verwerken, waardoor de dakgoot constant overliep.

In het tweede deel

In de volgende Boorn & Boerschop wordt het tij gekeerd en gaat het niet meer over drinken maar juist over afschaffen en geheelonthouding en de Bornse verenigingen die dit propageerden.

Met dank aan

Leo Leurink, Henk Woolderink, Henk en Thije en Jaap Grootenboer.

Verantwoording

  1. Gemeentearchief Borne. Inventaris secretariearchief gemeente Borne 1811-1919. Inv. nr. 943 Register van verleende vergunningen tot de verkoop van sterke drank in het klein, 1882.
  2. Informatie verstrekt door Jaap Grootenboer.
  3. Informatie verstrekt door Henk Woolderink.
  4. Bornsche Courant 12-08-1922.
  5. Bornsche Courant 26-05-1928.
  6. Gemeente Borne. Inventaris secretariearchief gemeente Borne 1929-1960, inv. nr. 530. Dagrapportenboek, opgemaakt door gemeenteveldwachters, (8-9) 1930 (4-2)1937.
  7. Bornsche Courant 1-11-1919 en 8-11-1919 en overlijdensregister gemeente Borne.
  8. Gemeentearchief Borne. Collectie Grootenboer, onderdeel Spanjaard.
  9. Bornsche Courant 19-06-1920 en bevolkingsregister gemeente Borne.
  10. Bornsche Courant 3-1-1920.
  11. Bornsche Courant 3-1-1920.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2016-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)