Auteur: E.T.J.T. Kwint
Het verhaal gaat dat op een ochtend in augustus 1952 het echtpaar Luns aan het ontbijt zat in New York. Luns was daar toen ambassaderaad bij onze PVVN, Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties. Plots zei toen mevrouw Luns: “Joseph, wat kijk je, wat is er?” Luns antwoordde direct snedig “Zo ben je niets en zo ben je minister”. Hij had namelijk de dag tevoren het verzoek gekregen of hij minister wilde worden in het kabinet Drees II en bleef minister tot 6 juli 1971.
Een soortgelijk gevoel hadden wij ook. Jaren lang hadden wij overal in Twente de fraaiste landweren bewonderd, maar niets op Weleveld. Theoretisch moesten ze er zijn, maar waar? En ziet binnen luttele maanden hebben we er plots twee. Het kan dus verkeren!
Op bijgaand kaartje zijn de beide herontdekte landweren ingetekend. De eerste landweer loopt in een kwart boog om het Jachthuis. Hij begint dicht bij de voormalige lijftucht Oud Esschering en eindigt in ’t Allee, de oude oprijlaan naar de havezate.
De tweede, wellicht interessanter omdat hij in 1623 met naam wordt genoemd, loopt zoals was te verwachten min of meer op de grens van de marken Hertme en Zenderen in het bouwland tegenover de boerderij Rabo Scheele aan de Hertmerweg. Hoogstwaarschijnlijk is het laatste stuk van een kleine veertig meter tot de Hertmerweg weggegraven toen landweren geen nut meer hadden.
Op enkele tientallen meters daar vandaan staat sedert 2009 een stukje reconstructie van een landweer met doorgang, waarbij dankbaar gebruik is gemaakt van een oud vergeten laantje, eens onderdeel van de weg Zenderen-Hertme. Bij de bouw van deze reconstructie werd gezegd dat deze nieuwe museale landweer binnen een straal van honderd meter moest liggen van de oude echte landweer. Dat blijkt nu met 50 meter (naar boven afgerond) dik te kloppen.
Deze landweer was bekend aan Sweder II Schele van Weleveld. Hij beschrijft de situatie in Twente in 1623, met name de plunderingen nadat Christiaan von Braunschweig (Protestanten) in de Dertigjarige oorlog op 6 augustus 1623 verslagen was door graaf Jean t’ Serclaes de Tilly (Katholieke Liga) bij Stadtlohn, op nog geen 20 km van Winterswijk. Von Braunschweig vluchtte met de hem resterende 5000 man Nederland in, gevolgd door een deel van Tilly’s krijgsvolk. Dit was dus voordat in 1626 Oldenzaal definitief in Staatse handen viel. Plunderen, brandstichten en stelen overal. Twente werd bedreigd en vele edellieden, onder wie Sweder II, vluchtten naar de vestingstad Oldenzaal. Sweder II kreeg daar een sauvegarde, vrijwaring van inkwartiering en bescherming tegen het vorderen van goederen. Daarmee gewapend ging hij met de huizen Almelo en Saasveld aan de slag.
Het relaas van Sweder II op pagina 906 van zijn Kroniek, zie kader op de volgende pagina, behoeft enige toelichting. Allereerst de datum van 22 augustus. Dat moet zijn 1 september omdat Sweder als overtuigd Lutheraan nog de inmiddels afgeschafte Juliaanse tijdrekening volgt. Hetzelfde geldt voor de andere datum.
Met die Blockfort na Alberge doelt Sweder op Blokvoorde richting Albergen, met Peggenfort Piggenvoorde, dat is bij de Piggelanden en slaat dus op de hierboven beschreven landweer. Harinkfort is Harinkvoorde (De Haar). De Bihelt of Bifelt, het manuscript is voor meerdere interpretaties vatbaar, is de (Oude) Bieffel en Rokendick is de Koekendijk. Uit historische overwegingen had Oude Bieffel na de doorsnijding van de Bieffel door de Rondweg beter alleen Bieffel kunnen blijven waarbij het korte stukje tussen de rondweg en de Prins Bernhardlaan Nieuwe Bieffel of anders gedoopt had kunnen worden.
Uit de Kroniek van Sweder II Scheele:
Wardt ook van wegen ’t land schrifflijke sauvegarde van graff Jan van Zerclaes end Tilli en van graff Johan Jacob van Anholt te wege gebracht met concessie om stropers te mogen doetslaan end sick so verweren.
Darom dan die landweren hin end her weder opgemaket worden, insonderheit om Almelo, Saesveld end Weleveld. Sweder schrijft hier in de marge een glosse: Die huiszluiden van Gildehuisz, Oetmarsen lagen hier veel in ’t broek met hare beeste; Onder Oldenzell lag ’t so völl als gaen konde.
De hoofdtekst gaat door met: Om Welvelde wardt den 22 augusti opgegraven die Blockfort na Alberge, item Peggenfort end Harinckfort an Bihelt, Engelberdick-stege, item die Rokendick; end werden die slagbome om Borne weder gehangen; darto die van Borne van mi eenig marcken-holet gebeden den 23 augusti;
Bij een bezoek aan de Piggenfort trok Woolderink de terechte conclusie dat indien de landweren in 1623 hersteld werden ze eerder moeten hebben bestaan en hoogstwaarschijnlijk al vele eeuwen daarvoor. De hele marke Zenderen, waarvan het dorp Borne maar een klein onderdeel vormde, was omgeven door een sterke landweer, waarvan ook de landweren op Weleveld onderdeel uitmaakten. De doorgangen in de landweren konden met (draai)bomen worden afgesloten, zie ook de reconstructie op Weleveld. Omdat de doorgangen nauw waren, was er voor de bewaking en verdediging slechts een beperkt aantal soldaten nodig. Zo kon de buurschap hermetisch worden afgesloten en waren beide daarin gelegen dorpen, Zenderen en Borne, makkelijker te beschermen. Bekend is ook dat daarom de Ridderschap van Twente sedert de middeleeuwen veelal bijeen kwam in Borne in de Halve Maan of in Zenderen in de Denneboom.
Beide landweren hebben redelijk oud hout. Omdat ze beide midden in het boerenland liggen zijn ze niet te betreden, maar alleen uit de verte te bewonderen. Ze hebben hun taak volbracht. Wij gunnen ze daarom rust en daarmede ook rust aan de daar verblijvende dieren.
Noot
Kaartje en foto zijn vervaardigd door de auteur
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2016-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)