Auteur: Hennie Kok
De ruim 700 Twentse militairen die dienst hebben gedaan onder Napoleon hebben weinig schriftelijke sporen achtergelaten. Dat komt omdat het analfabetisme onder deze jongelingen meer regel dan uitzondering was. Ook is er veel post zoekgeraakt tussen het thuisfront en het werkelijke front. Twee uitzonderingen waren Bertus Lansink en Johannes (Jan) Spekreijse en uit tweede hand Hendrik ter Brugge. Van de eerste twee is een zakboekje bewaard gebleven waarin de route werd genoteerd die ze met een legeronderdeel hadden afgelegd. Van Bertus Lansink is slechts de reis naar het depot, waar hij zijn opleiding zou krijgen, beschreven. Hij werd afgekeurd en was daarna teruggekeerd(1).
In een artikel in De Waarheid uit 1948 verhaalde de dochter van Hendrik ter Brugge hoe haar vader verteld had wat zijn belevenissen waren. In Borne en haar bewoners in vroegere jaren(2), is het reisverslag van Spekreijse als uitgangspunt gekozen. De auteur heeft het verslag uitgebouwd met zijn eigen interpretatie over de Napoleontische tijd. Dit verhaal neemt het verhaal van Spekreijse ook als uitgangspunt maar ondersteunt het met bronneninformatie.
Familiegegevens van Jan Spekreijse
Jan Spekreijse werd op 21 september 1791 geboren te Ambt Delden als zoon van Egbertus Spekreijse en Hendrieka Kamp. In het Quotisatieregister(3) van 1809 staat vermeld dat er sprake was van twee families Spekreijse. De ene woonde op no. 113 en is wonner en behoorde tot de een na goedkoopste klasse en wel 40. De ander woonde ernaast op no. 112 en behoorde tot een middelgrote klasse namelijk 37. Tot die klasse behoorden de middelgrote boeren die normaliter hun zonen het rekenen en schrijven lieten leren. Ze waren echter niet kapitaalkrachtig genoeg om hun zonen vrij te kopen van militaire dienst. Het geld dat neergeteld moest worden varieerde tussen de ƒ 1000,– en ƒ 2400,–. Het inkomen van een dagloner lag in die tijd rond de ƒ 120,– jaarlijks.
De keuring
Degene die in het kanton Delden in 1791 waren geboren, werden op zondag 11 oktober 1812 in die plaats zelf gekeurd en moesten ook loten. Jan trok een ongunstig lot: no. 25, werd goedgekeurd en als beroep werd hij gekwalificeerd als dienstknecht. In die maand leek politiek gezien alles nog gunstig. Dat er in Rusland voor de Fransen een catastrofe aanstaande was, werd in Nederland nog niet als zodanig ervaren. Het aandeel soldaten dat het department Overijssel moest leveren bedroeg 325 man. Het overgrote deel, 179 personen, ging naar het 123ste Regiment Infanterie van Linie(4). Ook Jan werd opgenomen in dat legeronderdeel. Op 7 november 2012 vertrok het gezelschap uit Zwolle om op 28 november 1812 in St. Omer (Jan noemt het St. Thomas) te worden geregistreerd. Dit eerste deel van de reis kan voor Jan niet eenzaam zijn geweest, naast vele Twentse leeftijdsgenoten waren er ook vier Deldenaren te weten Johannes Hendrikus Berkendam, Gerardus Johannes Wegink, Antonius ter Horst en Johannes ten Tije. Opmerkelijk was dat de nummering (het ‘Matricule’) direct afgeleid werd van de lengte van de militair. De 1 meter 80 lange Gerard van ‘t Reve uit Almelo kreeg nummer 4423 terwijl Jan Spekreijse no. 4499 werd toebedeeld. Hij was 1 meter 67 lang. Waarschijnlijk werd de nummering voor de exercitie gebruikt. Bij de Infanterie van Linie werd er gewisseld en gedraaid op basis van commando’s.
De tocht naar de vestingen
Napoleon had einde 1812 zijn dramatisch uitgeholde leger in Rusland verlaten en was snel naar Parijs teruggekeerd. Hij besefte dat hij een grotendeels nieuw leger moest opbouwen bestaande uit reserves, de net opgeroepen lichting van de jaargang 1791, artilleristen van de marine en latere lichtingen die versneld warden opgeroepen. Hij wilde de nieuwe legers, naar schatting ruim 140.000 man, in Oost Duitsland confronteren met de Russen en de in opstand gekomen Pruisen. Het verzamelpunt was Mainz, daar zouden nieuwe legeronderdelen gevormd worden die, afhankelijk van de situatie, op verschillende routes Duitsland zouden binnentrekken. De tweede tocht van Jan, van St. Omer naar Mainz, nam een kleine maand in beslag. Hij moest het doen zonder een leeftijdsgenoot uit Ambt Delden; Birkendam was op 24 januari 1813 in het militair hospitaal van Saint Omer overleden.
Begin juli had Napoleon zijn nieuwe legers geformeerd en trok zoals gezegd Duitsland binnen, het eerste hoofdkwartier was Erfurt in Thüringen. Het begin was hoopvol, Hamburg dat in opstand was gekomen, werd terugveroverd. De veldslagen bij Lützen en Bautzen zorgden ervoor dat het gehele gebied tot aan de Elbe weer in handen kwam van de Fransen. Napoleon verlegde zijn hoofdkwartier naar Dresden. De restanten van het leger van de veldtocht uit Rusland 113.000 militairen, werden met Napoleon herenigd. Bovendien waren er bijna 70.000 militairen gelegerd in vestingen langs de rivieren de Weichsel, de Oder en de Elbe. Begin augustus 1813 kwam het tot een wapenstilstand. Na enkele weken begonnen de vijandelijkheden opnieuw. Er waren nu tegenslagen. De poging om Berlijn, de hoofdstad van Pruisen, in te nemen mislukte. Half oktober werd Napoleon vernietigend verslagen bij Leipzig. Het leger trok zich terug richting de Rijn. De bezettingen in de vestingen bleven achter en verzetten zich manhaftig, zo ook in Wittenberg
Volgens het dagboek van Jan Spekreijse was het onderdeel van het 123ste Regiment, waarin hij zich bevond, naar de vesting Wesel gegaan, van daaruit was het via Münster, Osnabrück, Hannover, Maagdenburg, Leipzig naar de vesting Wittenberg gegaan. Jan doet geen melding van de veldslagen bij Bautzen en Lützen. Toch zijn er wel militairen van het 123ste Regiment daar om het leven gekomen. Johannes Hermannus Derking uit Haaksbergen, Johannes Greve uit Hengelo en Fredrik Johannes Hilberink stierven in de eerste helft van mei 1813 in het militaire hospitaal van Erfurt. Een vijftiental Twentenaren werden begin augustus 1813 overgeplaatst van het 123ste Regiment naar het 54ste Infanterie Regiment van Linie. Voor hen geen gelukkige maatregel want zij werden half oktober ingezet bij de volkerenslag bij Leipzig.
De vesting Wittenberg
Zoals gezegd Napoleon had een aantal vestingen langs de Elbe bezet met een groot aantal militairen. Het waren, los van Dresden en Hamburg, de vestingen Torgau, Spandau, Wittenberg en Maagdenburg. Zeer vele Twentenaren waren daar aanwezig. In de nacht van 13 op 14 januari 1814 bestormde de Pruisische generaal B.F. Emanuel Tauentzien Wittenberg en nam de stad in na een beleg van drie maanden. De gevangengenomen Nederlanders kregen de mogelijkheid om opgenomen te worden in het Oranjelegioen. Deze legereenheid was in het najaar 1813 opgericht in Schwedt, een plaats aan de Oder. Jan Spekreijse deed daar aan mee, logisch want daardoor was de reis richting thuisbasis vrij zeker. In februari 1814 kwamen twee groepen aan zowel in Enschede als in Groningen. De desertie was hoog, want de dienstplichtige ‘medereizigers‘ wilden maar één ding: weer naar huis. Zo ook Jan. In Bentheim nam hij de benen. Terug naar Bentelo. Hij was daarmede één van de eerste deserteurs van het nieuwe Nederlandse leger, net zoals zijn plaatsgenoot Willem Jan Nijhuis.
Verdere leven en samenvatting
Het verdere leven van Jan Spekreijse is snel verteld. Op 9 oktober 1816 trouwde hij in Borne met 51 jarige Janna Smit, van beroep winkelierse en weduwe van Jan Hulshoff. Hij overleed in Borne op 21 juni 1867. De reis die Jan beschreef was nauwkeurig met betrekking tot andere bronnen. Hij heeft het overleefd maar 35 van de 90 Twentenaren van het 123ste Regiment niet. En dat in een periode van iets meer dan een jaar. Vergeten wordt dat van de dienstplichtigen in de periode van Napoleon veel meer militairen in Duitsland zijn omgekomen dan in Rusland.
Noten
- H.H. Bolscher, Zakboekje van een ‘cannonier uit Vleeringe’.
- Bornse jongen werd gedwongen dienst te nemen in Napoleons’s leger in: Borne en haar bewoners in vroegere jaren, pag. 111-112. De lotgevallen van J. Spekreis in: Borne en haar bewoners in vroegere jaren, pag. 113-114; Samengesteld door B.W.M. Immerman en H.J. Ellenbroek, uitgegeven in 1982.
- HCO, toegangsnr. 21, Inventaris van de archieven van de kwartierdrost van Almelo (1807-1810) en de onderprefect van Almelo (1811-1813) inv. nrs. 1-56
- In een Regiment van Linie stonden de militairen schouder aan schouder en lijn bij lijn terwijl bij de Lichte Infanterie de militairen op vrije posities stonden of lagen.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2014-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)