Auteur: Jan F. Deckwitz
Het is rustig rondom een van de oudste leden van de heemkundevereniging; hij is inmiddels al 96 jaren oud en woont nog steeds op zichzelf, samen met zijn vrouw. Bijgestaan door kinderen en goede bekenden kunnen zij beiden zich thuis nog best redden. We hebben het hier over Jaap Hoogenboom, al tientallen jaren lid van de heemkundevereniging. Dat wij aandacht besteden aan een periode uit het leven van dit lid is mede ingegeven door de artikelen van Hans Gloerich over het gebeuren tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië in voorgaande afleveringen van Boorn & Boerschop. Acties die volgden kort na de Tweede Wereldoorlog. Een wereldoorlog waarin het gebeuren in Nederlands-Indië altijd min of meer is ondergesneeuwd door aandacht voor de bezetting van Nederland in die tijd. Nu dan even aandacht voor een episode uit het leven van Jaap Hoogenboom.
De eerste jaren thuis
Jaap is op 8 oktober 1916 geboren op een boerderij in Lemelerveld, de Eerste Wereldoorlog (1914– 1918) woedde volop. In de naweeën hiervan, was het in de jaren hierna hard werken om aan de kost te komen. Armoede was er, zeker onder de dorpsbewoners die van het land moesten leven.
In Lemelerveld doorloopt Jaap de lagere school. Zijn vader stimuleerde zijn kinderen om te studeren maar de kosten hiervoor waren, met een groot gezin, nauwelijks op te brengen. Er waren nog zeven broers en zussen die hier ook aanspraak op maakten.
Na de lagere school gaat Jaap naar de ambachtsschool in Deventer, hij wil graag doorstuderen maar dat kan hij wel vergeten. Hij werkt bij verschillende bedrijven, niet in de elektrotechniek, waarvoor hij had geleerd maar in andere beroepen. De crisis tijdens de dertiger jaren maakt dat je elk werk accepteerde om maar geld te kunnen verdienen.
In militaire dienst
In 1936 is Jaap in militaire dienst gekomen bij de Koninklijke Marine. Aanvankelijk wordt hij afgekeurd voor de dienst vanwege kleurenblindheid, maar bij een laatste keuring komt hij hier toch doorheen. Hij volgt, na een militaire training, een opleiding tot vuurleidingmonteur. De keuze voor de Koninklijke Marine werd hem ingegeven doordat hij op de ambachtsschool twee leraren had die van de marine afkomstig waren en regelmatig over hun avonturen vertelden. Kort na zijn opleiding scheept Jaap zich in voor het grote avontuur: de wereld verkennen!
Vanwege de Duitse dreiging volgt er in 1939 in Nederland een algehele mobilisatie. Jaap was op dat moment net met verlof thuis en moest zich onmiddellijk in Den Helder melden. Ook in Nederlands-Indië was er een zekere spanning, hier verkenden Duitse en Japanse oorlogsschepen de Indische wateren.
Vanuit Nederland vertrokken verschillende oorlogsschepen richting Nederlands-Indië; ook Jaap is voorbestemd om naar Nederlands-Indie te gaan. In Amsterdam begint Jaap zijn grote reis naar Soerabaja op Java. Verschillende havens worden onderweg aangedaan, met een wat langer oponthoud in Italië. Via het Suezkanaal gaat de reis door tot de Indische wateren. Sabang, een eiland bij Noord Sumatra, wordt hier als eerste aangedaan. Vervolgens gaat de reis via Medan en Batavia op Java naar Soerabaja. Hier vervolgt Jaap zijn opleiding als vuurleidingmonteur en wordt kort hierna op “Hr. Ms. De Ruyter” geplaatst. Met deze majestueuze kruiser vaart hij in de Indische wateren, een enkele maal ook wat verder. Soerabaja blijft de thuishaven, hier keren ze voortdurend terug. Onderweg worden verschillende havens aangedaan waar ze soms kort, soms ook wat langer verblijven. Bij een langer verblijf worden de manschappen in kampementen ondergebracht: hier worden ook connecties met de lokale bevolking gelegd.
Oorlogsdreiging en oorlogsverklaring
Nadat in 1940 de Tweede Wereldoorlog definitief in Europa is begonnen, wordt het ook rondom de Indische eilanden spannender. De oorlogsdreiging in Nederlands-Indië neemt toe, Japan komt dichterbij, de Filipijnen zijn reeds bezet. In de Indische wateren worden met regelmaat Duitse en Japanse oorlogsschepen en raiders gesignaleerd. De Japanners worden brutaler, waakzaamheid blijft geboden.
De aanval van de Jappen op Pearl Harbor op 7 december 1941 was een directe aanleiding voor de Verenigde Staten van Amerika (USA) om betrokken te geraken bij de Tweede Wereldoorlog. Nederland verklaart Tokyo op 8 december 1941 de oorlog. De gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Jhr. Mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, maakt dit via de radio aan de bevolking bekend. Hij kondigt een algehele mobilisatie aan.
Grote delen van Borneo en Celebes worden eind 1941 door de Jappen bezet. De Nederlandse marine opereert vanuit Soerabaja op Java. De Javazee en de (zee)straten bij de eilanden Bali en Lombok worden beheerst door de Nederlanders. De patrouilles in deze gebieden worden steeds intensiever. In Nederlands-Indië is de zaak gericht op de verdediging. Tot 1942 zijn hier hier nog geen ernstige incidenten geweest. Wel worden voorbereidingen getroffen om de strijd aan te gaan, mocht Japan tot de aanval overgaan.
De voorbereiding op een aanval
Begin januari 1942 beheersen de Jappen de zeeën rond Celebes en Borneo en hebben grote delen van deze eilanden bezet. Japanse schepen komen steeds vaker in de Javazee en in de buurt van de kleine eilanden (Bali en Lombok) ten oosten van Java.
Op 15 januari 1942 wordt ABDACOM (het American-British-Dutch-Australian-Command) operationeel. Op 3 februari 1942 wordt een geallieerd konvooi samengesteld. Dit geallieerde eskader bestaat uit de zware kruisers “HMS Exeter” en “USS Houston”, drie lichte kruisers “Hr. Ms. De Ruyter”, ”Hr. Ms. Java” en “HMAS Perth” en negen torpedojagers “HMS Electra”, “HMS Encounter”, “HMS Jupiter”, “Hr. Ms. Kortenaer”, “Hr. Ms. Witte de With”, “USS Alden”, “USS John D. Edwards”, “USS John D. Ford” en “USS Paul Jones”.
De kruiser “Hr. Ms. De Ruyter”, met ruim 400 man aan boord, wordt als vlaggenschip aangemerkt. Op dit schip bevindt zich het commando van het konvooi onder leiding van schout-bij-nacht Karel Doorman en met scheepscommandant kapitein-luitenant ter zee E. B. Lacomblé. Jaap Hoogenboom is als korporaal-vuurleidingmonteur werkzaam op dit schip. Het konvooi levert diverse keren slag bij Kangean, Gasparstraten en bij straat Bandung, de gebieden rond de eilanden Bali en Lombok. Bij deze korte operaties gaan enkele schepen verloren, zowel aan Japanse als aan geallieerde zijde.
Bij gebrek aan succes wordt ABDACOM op 25 februari 1942 weer ontbonden. Het commando in Nederlands-Indië wordt overgenomen door de commandant van de zeemacht, de viceadmiraal C.E.L. Helfrich. Incidenteel wordt hulp geboden door de geallieerden, voor de rest moesten de Nederlandse schepen zichzelf maar zien te redden. Het konvooi van Doorman blijft min of meer in stand, regelmatig vaart dit konvooi voor meerdere dagen uit. Belangrijk is het onschadelijk maken van de zogenaamde “raiders”, koopvaardijschepen omgebouwd voor spionage- en sabotage- doeleinden.
De slag in de Javazee
Op 26 februari 1942 is er in de Javazee weer een kort treffen met de Jappen. Die worden hierbij vanuit de lucht ondersteund, dat is hun kracht die de Nederlanders ontberen. Karel Doorman wil een doorbraak forceren en zoekt de Jappen op.
Op 27 februari is er in de namiddag een eerste treffen ten zuidwesten van het eiland Bawean op ruim 110 km afstand van Soerabaja. De Jappen zijn superieur, hebben betere en zwaardere bewapening, maar Doorman denkt een slag te kunnen winnen. Aan geallieerde zijde worden “Hr. Ms. De Kortenaar” en een torpedojager van de USA tot zinken gebracht. Enkele andere schepen worden zwaar beschadigd. Doorman rest nog vier kruisers. Hij trekt zich terug, maar hoopt in de avond zijn slag te kunnen slaan.
In de eerste avonduren worden de geallieerde zeestrijdkrachten verder verzwakt toen Amerikaanse jagers terugkeerden naar de marinebasis om brandstof en munitie te laden. Een Britse torpedobootjager, “HMS Jupiter”, ging ten onder toen zij op een eigen zeemijn liep, terwijl de overgebleven jager, “HMS Encounter” werd bevolen om terug te keren naar Soerabaja met de overlevenden van de tot zinken gebrachte “HMS Kortenaer”.
De vier overgebleven kruisers zetten hun zoektocht naar de Japanse invasievloot voort. Het is volle maan en rond 22.00 u. komen het Nederlandse en het Japanse konvooi weer met elkaar in aanraking. Een hevige strijd volgt. Enkele vijandelijke granaten beschadigen het voor- en achterdek van “Hr. Ms. De Ruyter”. Op het achterdek bevinden zich kisten met 4 cm-lichtspoormunitie, die worden geraakt. De hel breekt hier los door exploderende munitie.
Omstreeks 22.30 uur wordt “Hr. Ms. De Ruyter” achterscheeps getroffen door een Japanse lange-afstandstorpedo. De motoren en de elektriciteit vallen uit waardoor de sloepen niet te water kunnen worden gelaten. Slechts één sloep aan bakboordzijde op het achterdek is ter beschikking. Die kan met handbediening te water worden gelaten. De “Hr. Ms. De Ruyter” blijft nog enkele uren drijven en maakt zwaar slagzij. Kort hierna krijgt ook “Hr. Ms. Java” de volle laag door een torpedo-inslag. In twintig minuten tijd worden de twee schepen aan geallieerde zijde tot zinken gebracht.
Door de torpedo-inslag in de “Hr. Ms. De Ruyter” zijn de brandstoftanks geraakt en vloeit de brandstof in zee. Men is bang dat de olie vlam zal vatten, een groot gevaar voor de bemanningsleden die het schip moeten verlaten. Door gebrek aan sloepen moet gebruik worden gemaakt van vlotten om van het schip af te komen. Zo’n vlot van 3 bij 5 meter bestaat uit een brede kurken of balsahouten omlijsting met aan de binnenkant een net waarop planken liggen, en waar zo’n 15 man op plaats kan nemen. Een aantal vlotten ligt al in de zee. Veel bemanningsleden zijn in het water terechtgekomen en proberen zwemmend bij de vlotten te komen. Haast is geboden, de olie verspreidt zich op het water.
Op het moment dat “Hr. Ms. De Ruyter” door de vijandelijke torpedo wordt geraakt bevindt Jaap zich in het seinstation, ergens onderin het schip. In het pikdonker zoekt hij zich een weg naar boven. Als hij aan dek komt weet hij niet wat hij meemaakt, rondom veel paniek. Rondrennende bemanningsleden die met vlotten in de weer zijn, een aantal vlotten ligt al in zee. Veel bemanningsleden zijn overboord gesprongen en proberen zwemmend de vlotten te bereiken. Bij gebrek aan een zwemvest realiseert Jaap zich dat er in de werksloep nog een aantal zwemvesten zijn. Hij begeeft zich naar het achterdek en ziet de werksloep waarin zich enkele gewonden bevinden. Men heeft getracht de sloep te strijken maar dit is niet gelukt. Hij weet een collega zo ver te krijgen hem te helpen, terwijl de ontploffende lichtspoormunitie voor het nodige vuurwerk rondom zorgt. Met veel moeite lukt het hen de sloep neer te laten, maar voordat ze het weten, is de sloep vol met bemanningsleden, wordt los gemaakt van de trossen en drijft weg. Jaap blijft met zijn maatje achter en moet een andere vluchtweg zoeken……..
Er is nog een vlot boven bij de brug. Met veel moeite kan dit vlot naar het dek en in het water worden gebracht. Met het vlot drijven ze weg. Onderweg worden enkele zwemmende collega’s opgepikt. Aanvankelijk worden een aantal vlotten aan elkaar en de werksloep verbonden. Door bij elkaar te blijven zullen ze eerder worden opgemerkt door mogelijke redders. Men kan echter niet snel genoeg vooruit komen, de trossen worden na verloop van tijd gekapt en alleen moeten ze zich een weg zoeken op hun vlot. Ze zien allerlei schepen langsvaren, maar door de hoge golven zien deze het vlot niet. Zonder voedsel en zonder drinken drijven ze ruim 30 uren op zee in de koude nacht en de brandende zon overdag.
Een Japanse landingsmacht met veel schepen voor een landing op Java komt langs. Eén van de laatste Japanse torpedojagers, de “Hatsukaze” merkt hen op, stopt, maar vertrekt vrijwel onmiddellijk. Ruim een half uur later keert deze terug en neemt op de morgen van 29 februari de drenkelingen aan boord. Ze krijgen droge werkkleding, worden gevoed en krijgen een slaapplaats.
De behandeling aan boord van de vijand valt alleszins mee. Vervolgens wordt opgestoomd naar Java, waar nog een aantal drenkelingen aan boord wordt genomen. Hierna vertrekt het schip naar de baai van Bamjarmasin op Borneo, waar deze op 2 maart 1942 aankomt.
De slag in de Javazee is verloren! De commandant Karel Doorman en de kapitein-luitenant ter zee La-comblé zijn achtergebleven en met het schip “Hr. Ms. De Ruyter” ten onder gegaan. In de zeeslag in de Javazee sneuvelden ruim 1100 man aan geallieerde zijde, waaronder ongeveer 900 Nederlanders. De hoge verliezen aan Nederlandse zijde waren vooral te wijten aan de ontploffing van de munitie op het dek, wanneer hun schepen vergingen.
In de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 landt het Japanse leger op de kust van West Java bij Merak, in de Bantambaai en bij Eran Wetan. Het KNIL probeerde de vijand tegen te houden maar de Jappen waren superieur. Op 5 maart 1942 trekken de Japanse troepen het onverdedigde Batavia binnen. Het is vooral de luchtsteun die de Jappen hadden, die het mogelijk maakte snel in te grijpen. Op 8 maart capituleert Nederlands-Indië.
Krijgsgevangene
Op Borneo worden de gevangenen van boord gebracht en moeten hier, opgesloten in een overvolle gevangenis, bijna een week verblijven. Daarna worden ze ondergebracht op het hospitaalschip “Op ten Noort”, dat direct na de slag in de Javazee, 40 mijl ten zuiden van het eiland Bawean, door de Jappen is veroverd. Er is onvoldoende eten en drinken aan boord en de zwemvesten worden als hoofdkussen gebruikt.
De “Op ten Noort” komt met ruim duizend overlevenden van de slag op 10 maart 1942 aan in Makassar op Celebes. Na ontscheping moeten de krijgsgevangenen met de bajonet in de rug ca. 5 km op blote voeten lopen naar een voormalige KNIL-kazerne. Hier verblijven ze ruim twee jaar.
De dagelijkse werkzaamheden die de gevangenen moeten verrichten bestaan uit corvee, stenen bikken, schoonmaken, wallen opwerpen of in de haven helpen bij het verladen van schepen. Op allerlei plaatsen worden ze ingezet. Soms moesten ze uren lopen om op een werkplek te komen. Het regiem is streng, om het minste vergrijp krijg je slaag: je wordt hierbij bijvoorbeeld met je armen achter de rug opgehangen en met stokken geslagen. Het eten en drinken is minimaal, je moet om te overleven zelf voor alternatieve oplossingen zorgen.
In het kamp worden ze geconfronteerd met bommen die door geallieerde vliegtuigen worden afgeworpen. Het is voortdurend uitkijken. Door extreem systematisch geweld, ondervoeding en lichamelijk letsel breken ziekten uit: malaria, pellagra, diarree, dysenterie en beriberi zijn aan de orde van de dag. Jaap heeft vooral last van zwerende benen en zenuwpijn en bij een derde keer dat hij dysenterie krijgt, kijkt hij de dood in de ogen. Geneesmiddelen zijn er nauwelijks, dus moet je het maar uitzoeken. Veel jongens gaan er aan onderdoor en sterven een eenzame dood. Een aantal gevangenen tracht het kamp te ontvluchten. Na opsporing worden ze genadeloos geslagen en uiteindelijk onthoofd.
In twee jaar tijd bouwen de gevangenen op een zeer drassige bodem ten zuiden van Makassar een bamboekamp als alternatief voor het infanteriekamp waar ze zijn ondergebracht. Circa 30 gebouwen worden er gebouwd en in 1944 wordt dit kamp in gebruik genomen. Totaal heeft Jaap zo’n 3½ jaar in gevangenschap doorgebracht.
Capitulatie en terugkeer
Na de capitulatie van Japan, eind 1945, krijgen de Japanse militairen de opdracht het kamp te blijven bewaken. Het merendeel van de krijgsgevangenen is ernstig verzwakt. Jaap weegt in die dagen ca. 48 kg en is nauwelijks in staat om te lopen. Kort hierna komen Nederlandse vliegtuigen uit Australië met voedsel en geneesmiddelen.
Na enige weken worden de gevangenen per schip opgepikt en overgebracht naar Australië. Via Sydney komen ze in Melbourne en worden hier tijdelijk ondergebracht in oude hotels. Hier krijgen ze even de tijd om bij te komen van de ontberingen in Nederlands-Indië. Na een aantal weken worden ze in een Amerikaans depot, een soort herstellingsoord, ondergebracht. Hier komen ze weer op krachten en kunnen ze bijkomen van de ontberingen in gevangenschap. Tijdens het verblijf in Australië is slechts éénmaal iemand van de Nederlandse ambassade bij hen geweest, ze kregen toen per persoon een pakje sigaretten.
Na enige maanden krijgen ze bericht van de Nederlandse ambassade dat ze naar Sydney moeten, om vandaar vervoerd te worden naar Nederland. Met “Hr. Ms. Tromp” worden ze gerepatrieerd en komen op 3 mei 1946 in Amsterdam aan. Tijdens een parade, de volgende dag in het Olympisch Stadion, weet Jaap er even uit te breken om zijn vader te ontmoeten, die hij al die jaren niet heeft gezien. Voor deze vermetele daad wordt Jaap gestraft. De volgende dag moet hij met het schip mee naar Rotterdam voor groot onderhoud. Naar huis en naar familie gaan is er niet bij. Tijdens de reparatie van het schip moeten ze hulp bieden bij reparaties en worden ze ingezet bij de bewaking van het schip. Ruim zes weken nadat ze in Nederland zijn teruggekeerd is de tijd aangebroken voor terugkeer naar huis en familiebezoek.
Weer in dienst
Na verloop van enige tijd moet Jaap weer terug naar Den Helder van waaruit de marine opereerde. Zijn eerste taak is werk bij de mijnopruimingsdienst. Kort hierna wordt hij naar Engeland gestuurd voor bijscholing op nieuwe vuurleidingssystemen. Enkele jaren heeft hij hierna nog gevaren op “Hr. Ms. Heemskerk”. Ook heeft hij enige tijd in de bewapeningswerkplaats in Den Helder gewerkt waarna hij op de “nieuwe” “Hr. Ms. De Ruyter” wordt geplaatst.
De vrede is teruggekeerd, het Nederlandse leger likt haar wonden en krabbelt met steun van de Amerikanen langzaam op. De militairen hebben wat meer gelegenheid om naar hun heem en familieleden te gaan. In die periode ontmoet Jaap een meisje waar mee hij verder wil gaan. Op 16 november 1949 treedt Jaap in het huwelijk; hij en zijn vrouw krijgen drie kinderen, een zoon en twee dochters.
Er komen steeds nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bewapening. HSA (Hengelose Signaal Apparaten) in Hengelo krijgt opdracht voor de ontwikkeling van een nieuw vuurleidingssysteem. Tot 1960 heeft Jaap hier zijn bijdrage geleverd. In 1962 wordt hij bevorderd tot vak-officier.
Bij de installatie van het nieuwe vuurleidingssysteem op de schepen heeft Jaap een controlerende functie. Twee jaar vaart hij hierbij mee op “Hr. Ms. De Zeven Provinciën”.
In 1971 verlaat Jaap de Koninklijke Marine. Dit is ook het jaar dat Jaap met zijn gezin in Borne komt wonen. Hij wordt door het Ministerie van Defensie aangesteld tot technisch hoofdambtenaar bij HSA in Hengelo. Hier heeft hij vooral een controlerende functie bij de productie van vuurleidingssystemen. In 1981 gaat hij met pensioen.
En toen
Wat doe je als je na een bewogen leven thuis komt te zitten? In Borne wordt Jaap geconfronteerd met de Oude Kerk. Een kerk met een interessante geschiedenis. Jarenlang fungeerde hij als kerkmeester. Ook het kerkarchief heeft hij met enkele andere gepensioneerden geordend. Al snel wordt hij lid van de heemkundevereniging en neemt actief deel aan allerlei activiteiten: onderzoek naar de kerkgeschiedenis, organiseren van open monumentendagen. Een aantal artikelen van zijn hand verschijnt in het verenigingsblad Boorn & Boerschop.
Elk jaar was er een nieuw programma. Onvermoeibaar kon hij doorgaan. Ook een zorgboerderij in Zenderen kreeg zijn aandacht waarvoor hij zich optimaal heeft ingezet. Totdat dit allemaal niet meer gaat, je gezondheid en je lichamelijke gesteldheid gaan langzaam achteruit. Dan komt er een tijd van afbouwen.
Noten
Voorgaand artikel is geschreven met behulp van:
- enkele interviews met Jaap Hoogenboom;
- informatie over de slag in de Javazee op Wikipedia (Internet);
- het boek “Hr. Ms. Kruiser De Ruyter” 1933–1942;
- fotobewerking m.m.v. Leo Congert.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2013-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)