Boorn & Boerschop 2010-01: Bruisend katholiek leven leidde driekwart eeuw geleden tot een tweede parochie in Borne

Auteur: Harrie Filart

“Het rijke roomse leven”, zo pleegt men de periode te noemen toen iedereen, jong en oud, getrouw de zondagsplicht vervulde. Overal zag men uitpuilende kerken met ,,beminde parochianen’’. Dit was in de jaren dertig van de vorige eeuw in Borne niet anders. Ook in de Stephanuskerk gonsde het op de Dag des Heren al vanaf ’s morgens half zeven, en dit ging met vier H. Missen door, tot de laatste beginnend om 11 uur. Door al het in en uitvliegen leek de kerk wel een bijenkorf. Het was de reden voor de oprichting van een tweede parochie in Borne. De zielenherders van de ,,moederkerk’’ – eerst pastoor Elskamp en later pastoor Frank – hadden nogal moeite met het opdelen van de Bornse katholieken. Zij zagen niet graag een deel van hun ,,schapen’’ naar een andere ,,kudde’’ verdwijnen. Toch kreeg Borne zijn bouwpastoor.

Op 9 mei 1933 kwam op de pastorie van Schalkwijk (Utrecht) een schrijven binnen van de aartsbisschop. Dit was gericht aan kapelaan H.J. Scholten Reimer en had de volgende tekst: “benoemd tot bouwpastoor te Borne. Voor bespreking gelieve u zich in verbinding te stellen met de zeer eerw. heer deken A.J. Weijenborg te Hengelo (O.). Brief volgt. Aartsbisschop J.H.G. Jansen”

Het toeval wilde dat net op die dag kapelaan Herman Scholten Reimer in Hertme was om de zilveren bruiloft mee te vieren van het echtpaar Misdorp, wonende aan de Kruisselbrink, waar de bruid zijn zus was. Pastoor Ashmann van Schalkwijk vond de boodschap echter zo belangrijk dat hij meteen een telegram richting Hertme stuurde. Dit luidde als volgt:
“Belast met oprichting nieuwe parochie onder Borne, maar blijf voorlopig kapelaan te Schalkwijk. Brief volgt. Hartelijk proficiat, namens heele pastorie met de benoeming uwer uitverkiezing. Ashmann”.

Kapelaan Scholten Reimer dacht aanvankelijk aan een grap van zijn familie, want wie houdt nu op een bruiloft rekening met een benoeming tot bouwpastoor. Het
gevoel dat het om een geintje ging werd nog versterkt toen er de volgende dag geen bericht van de bisschop in de bus lag. Die kwam een paar dagen later. Zoals wel vaker gebeurde was deze eerst verzonden naar Born in Limburg voordat hij in ons dorp terecht kwam.
De nieuwbakken bouwpastoor werd niet met trompet- en bazuingeschal in Borne ontvangen. Met name pastoor Elskamp van de Stephanusparochie had nogal moeite met de benoeming van een bouwpastoor. Hij zag veel liever een uitbreiding van de Stephanus als de ene grote kerk van Borne. Hoe het ook zij, pastoor Scholten Reimer ging energiek aan het werk. Zijn streven was het verkrijgen van de drie grote G’s, namelijk: de G van God, voor onontbeerlijke steun bij dit grote werk; de G van Grond, want dat was als eerste nodig om te kunnen bouwen en de G van Geld, een ruilmiddel dat ook toen al erg in trek was.
Met de eerste G zat het natuurlijk wel goed. Met de schenken onder voorwaarde dat daarop de nieuwe kerk gebouwd zou worden. Dat was ook de reden waarom het bedehuis, tot ergernis van velen, voor die tijd wat op een uithoek kwam te staan.

Afb. 01:

Kapelaan Van Wijk zorgde tevens voor collectrices, die bij de Bornse katholieken een jaar lang elke week een offertje gingen vragen voor de ongetwijfeld hoge kosten. De favoriete bedeldag was de maandag omdat dan de weeklonen uitbetaald werden.

Op 21 augustus 1933 kreeg kapelaan Scholten Reimer zijn werkterrein gelukkig wat dichterbij. Hij werd als tijdelijk kapelaan benoemd te Bornerbroek. Eenmaal in de buurt van zijn levenswerk fietste hij dagelijks naar Borne voor zijn eervolle missie. Zo draagt hij al op 27 september 1933 zijn kandidaten voor het kerkbestuur voor aan de aartsbisschop van Utrecht.

Een pastoor die een kerk wil bouwen gaat zich vooraf oriënteren. Zo ook pastoor Scholten Reimer. Kijken en vergelijken en afwegen wat de mogelijkheden zijn. In het Munsterland had hij een kerk gezien zoals hij die graag zou willen bouwen.
Over de naam van de nieuwe kerk hoefde hij niet lang na te danken. Als patrones koos hij al op 17 mei 1933 – een week na zijn benoeming tot bouwpastoor – voor de H. Theresia van Lisieux. Architect Wolter ter Riele kreeg de opdracht voor een tekening van het project.

Er werden plannen gemaakt om een kerk te bouwen met 1300 zitplaatsen. Het bisdom stak hier echter een stokje voor. Dit was financieel niet haalbaar. Uiteindelijk kwam men overeen dat dit aantal gereduceerd moest worden tot 1000. Ook moest om die reden de geplande toren – de fundering werd wel gelegd – het ontgelden. En verder werd een heuse
pastorie nooit gebouwd. Men volstond met “een hoofdenhuis als pastorie ingericht”.

Afb. 02:

Toen men op 6 november 1933 – het regende die dag pijpenstelen en er waaide een gure wind – begon met de uitzetting en de grondboring kwam men tot de ontdekking dat men moest bouwen op klei, vermengd met veen. Daarom moesten 233 palen in de grond worden geheid. Dit gebeurde in de maand juni van het daarop volgende jaar. Bij het slaan van de eerste paal werden de bouwvakkers getrakteerd op een glas bier en een sigaar.

Dat de zorg voor de grote werkloosheid ook het kerkbestuur niet ongemoeid liet, blijkt uit de eerste kerkbestuursvergadering van 29 december 1933. Toen al pleitte de heer J. Leuverink ervoor dat er zoveel mogelijk Bornse bouwvakkers bij de bouw van de kerk te werk gesteld moesten worden. Pastoor Scholten verzekerde hem dat dit als eis in het bestek zou worden opgenomen.

Voor een bedrag van fl. 13.840,00 werd een gewapend betonfundering gelegd door de Bredase Betonmaatschappij. De bovenbouw van de kerk werd gegund aan de fa. Foks te Hengelo. Deze aannemer bouwde de kerk voor fl. 63.562,00 en het woongedeelte voor fl. 9.240,00.

Afb. 03: De heren Drenth en Westerbeek bezig met de graafwerkzaamheden ten behoeve van de Theresiakerk

De eerste steenlegging was op 2 september 1934 en dit ging met enig ceremonieel gepaard. Alle katholieke jeugdverenigingen waren aan de Hengeloschestraat aanwezig met hun vaandels en natuurlijk zorgde de Stephanusharmonie voor de passende feestelijke klanken.

De bouwpastoor hield nauwkeurig een oogje in het zeil of alles verliep volgens het bestek. Elke dag was hij op de bouwplaats te vinden. Hij beklom zelfs eens de ladders tot in de gewelven. Na zich overtuigd te hebben dat alles naar wens ging had hij Gods hulp en die van enkele potige bouwvakkers nodig om, door hoogtevrees bevangen, heelhuids te kunnen terugkeren op aardse bodem.
De bouw verliep gestadig en op 15 februari 1935 werden de kerkbanken aanbesteed. Deze werden gegund aan de firma Hulsbeek te Wierden.

Op dinsdag 11 juni 1935 kon pastoor Scholten Reimer de pastorie gaan bewonen. De pastoor wilde van dit feit geen drukte maken en er stil intrekken. Hij had enkel zijn zuster uit Hertme gevraagd een paar pannenkoeken extra voor hem te bakken. Dat moest voldoende zijn. De parochianen hadden wel begrip voor de wens om feestelijkheden weg te laten, maar boden hem toch een kostbaar missaal aan.

Inzegening

Op zondag 18 juli 1935 werd de Theresiakerk ingezegend door deken A.J. Weijenborg van Hengelo. Deze werd geassisteerd door de kapelaans J. en H. Groothuis, beiden familieleden van pastoor Scholten Reimer. Doordat de aartsbisschop, Mgr. Jansen, ziek was kon de kerkconsecratie toen nog niet plaatsvinden.
De plechtige H. Mis ter gelegenheid van de inzegening werd opgedragen door de deken met assistentie van pastoor J. Frank, sinds maart 1934 opvolger van pastoor Elskamp, van de Stephanusparochie en oud-kapelaan G. te Hagen.
Diezelfde avond ook werd de bouwpastoor geïnstalleerd als de nieuwe pastoor van de Theresia-parochie. “Pastoor Scholten Reimer is een stoere werker en zal voor u blijven arbeiden’’. Deze woorden van deken Weijenborg zijn later voor de volle 100% waargemaakt.

Afb. 04: De consecratie van de Theresiakerk op 19 augustus 1936 door de aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Dr. J. de Jong

Een week na de inzegening, op zondag 25 juli 1935, werd er meteen ook leven in de parochie geblazen. De eerste neomist werd verwelkomd. Theo Morselt, afkomstig uit de Brinkstraat, had zijn priesterstudie volbracht en in zijn geboorteplaats, in de nieuwe Theresiakerk, droeg hij zijn eerste H. Mis op. Pastoor Scholten Reimer vond dit een prima gelegenheid om de mensen over de drempel te krijgen. De ietwat afgelegen stek, waarop het kerkgebouw stond, gold voor velen nog als een belemmering om overstag te gaan. Dit was eveneens te merken bij de eerste bankverpachting, op 7 augustus 1935 toen de zitplaatsen nog niet zo’n gretig aftrek vonden. Geleidelijk werden meer plaatsen aan de man gebracht. Op het eind van het jaar 1935 had de H. Theresia ca. 1800 parochianen.

Afb. 05: De oorspronkelijke tekening van de Theresiakerk door architect Wolter ter Riele. Hier ziet u duidelijk de torenbovenbouw en de pastorie. Dit zo te bouwen was financieel niet haalbaar

Kerkconsecratie door de aartsbisschop van Utrecht

De inwijding van het hoofdaltaar, welke door ziekte van Mgr. Jansen destijds werd uitgesteld, vond plaats op 19 augustus 1936. De inwijding werd uitgevoerd door diens opvolger Mgr. Dr. J. de Jong. Na vele dagen van voorbereiding werd aan de vooravond van de plechtigheid de ‘kerkvorst’ in Borne, verwelkomd door burgemeester Schaapman.

Rijen dik stond het in de straten toen de open landauer naar de St. Theresia reed. Het feest werd nog meer compleet omdat de parochie die dag tevens mocht kennismaken met het “eerste hulpje”. Het was kapelaan L.L. Lampe die nauwelijks een week na zijn wijding als priester zich dienstbaar mocht maken voor de parochie. Het werd voor de parochianen die dag een lange zit. Na de consecratie-plechtigheid volgde nog een Hoogmis, gecelebreerd door “drie heren”. De feestpredikatie werd verricht door kapelaan Theo Morselt.

Pastoor Scholten Reimer priester in hart en nieren
Ruim dertig jaar is Herman Scholten Reimer als pastoor werkzaam geweest in de Theresiaparochie. Zijn rotsvast geloof diende voor velen als grote steun. Hij was geliefd om zijn eerst behoudende maar later meegroeiende instelling. Hij was als een vader voor zijn parochianen. Door zijn rustige houding dwong hij veel respect af. Hij maakte totaal geen onderscheid tussen rang of stand. Het was de eenvoud die hem sierde als mens.
De pastoor stond slechts een mooie doelmatige kerk voor ogen waar alle voorwaarden aanwezig moesten zijn om met godsvrucht en aandacht de H. Eucharistie te kunnen vieren. Daaraan heeft hij steeds gewerkt. Blij was de parochieherder met elk toegeschoven offertje, dat hij dan steevast voor
“Klein Treeske” – zoals hij de kerk graag noemde – bestemde.
Met pastoor Scholten Reimer ging de Theresia-parochie ook de oorlogsjaren door. In de meidagen van 1940 was hij niet eerder gerust gesteld als alle militairen uit zijn parochie terug waren.
Op 15 augustus 1942 vierde pastoor Scholten Reimer zijn 25-jarig priesterjubileum. Hij wenste geen feest vanwege de oorlog. Toch werd een comité gevormd dat geld wilde inzamelen voor een nieuwe preekstoel. Dit konden de parochianen, in die benarde tijd, niet helemaal opbrengen. De uit het hart gegeven feestgave werd daarom bestemd voor een bestrating rondom de kerk.

Afb. 06:

In de tweede helft van de jaren vijftig werd ook Borne niet gevrijwaard van de golf van t.b.c. die over ons land trok. De pastoor, maar ook de toenmalige kapelaan Strijbosch, leefden volop mee met de slachtoffers van deze ziekte die langdurig verpleegd moesten worden in verspreid liggende sanatoria. Bij het 40-jarig priesterjubileum, in 1957, schonken de parochianen hun zielenherder drie glas-in-lood ramen voor de kerk.

In 1963 was de pastoor, na een ziekenhuisopname, tijdelijk rustend in Delden. Tijdens zijn absentie werd de kerk gehuld in rook en roet. De witte H. Theresia was een “zwarte madonna” geworden. Een gesprongen waterleiding had kortsluiting gemaakt in de verwarmingskelder. De pastoor had grote huiver voor het reinigen van het kerkplafond. Elders was iemand hiermee eens verongelukt. Gedurende 20 jaar was er dan ook geen bezem langs geweest.

Noodgedwongen nu en op aandringen van kapelaan Terhorst, die toen de parochie alleen leidde, gaf hij toestemming om de gehele kerk te reinigen, inclusief de gewelven.

Pastoor Scholten Reimer werd op 9 juli 1965 opgenomen in het Gerardus Majella Verpleeghuis te Denekamp waar hij op 26 juli 1978 overleed.

Noten

Dit verhaal – weliswaar in aangepaste vorm – werd eerder door mij geplaatst in de Bornse Courant van 6 juni 1985 t.g.v. het 50-jarig jubileum. Ik heb toen materiaal verzameld via de heer Struik die het jubileumboek “Gouden Theresia” verzorgde.

Afb. 07:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2010-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)