Boorn & boerschop 2010-01: 111 jaar zuivel uit Borne

Auteur: Anja Tanke

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond een geheel nieuwe industrie: de zuivelindustrie. De eerste melkfabrieken in Nederland werden in 1879 opgericht en in 1891 namen de gebroeders Koning het initiatief voor de eerste Bornse ‘botterfabriek’. Tot die tijd verkochten de boeren hun melkproducten aan lokale winkeliers, die deze op hun beurt doorverkochten aan inwoners van Borne. Met de opkomst van de zuivelfabrieken zou dat gaan veranderen.

Opkomst van de zuivelfabrieken

Door het baanbrekende werk van de Parijse wetenschapper Louis Pasteur in de tweede helft van de negentiende eeuw werd hygiëne het moderne toverwoord: schoon drinkwater, de aanleg van riolen en beerputten in dichtbevolkte gebieden én zuivere voedingsmiddelen. Aan dat laatste mankeerde het nogal.

Melk was toen een bijproduct voor de boeren, die op hun gemengde bedrijven het rundvee vooral voor het vlees en de mest hielden. Melken was vrouwenwerk. Drie keer per dag stapte de boerin of de meid de vuile potstal in en molk de even vuile koeien. De vuile potstallen waren er de oorzaak van dat de melk vaak verontreinigd was. Bovendien nam men het in die tijd met de hygiëne niet zo nauw. Doordat vooral kleine kinderen en zieken steeds meer melk gingen drinken, liepen juist deze kwetsbare groepen vaak darminfecties op.

De boerin zeefde de melk en bewaarde deze op een koele plek, totdat er genoeg was om gekarnd te worden. Als de boter ‘groot’ was – zoals dat heette – werd ze in een houten ton gewassen, gekneed met zout en eventueel bijgekleurd met saffraan. De boter werd in een Keulse pot bewaard en in kleine hoeveelheden verkocht op de markt of aan winkeliers.

Het Twentse platteland werd gekenmerkt door hechte sociale structuren. Noaberschop was normaal. In 1848 waren de marken opgeheven, maar boeren bleven overleggen over teeltplannen, elkaar helpen en van elkaar leren. In de jaren van de landbouwcrisis rond 1880 bereikte de zelforganisatie van boeren, veelal geholpen door notabelen en geestelijken, een hoger, professioneel niveau. Boeren waren nu in staat voor eigen rekening en eventueel met organisatorische kennis van derden, een coöperatie op te richten(1). Zo was schoolmeester Thien betrokken bij de oprichting van de Bornse boerenbond.
Overal in Twente kwamen na 1886 zuivelfabrieken van de grond, waar de melk mechanisch tot boter en ondermelk werd verwerkt. De boer kreeg bij de melkfabriek een kwart tot de helft meer voor zijn melk dan voorheen. Bovendien kreeg hij de ondermelk terug, die in het varkensvoer werd verwerkt. De zuivelfabriek betaalde de melkleveranciers royaal, maar eiste en controleerde op hygiënische bedrijfsvoering. Boeren werden daarom aangezet om hun potstal te verbouwen tot een grupstal. Daarin kon de gier via een goot worden afgevoerd naar een gierkelder. Dit soort stallen was veel beter schoon te houden dan het oude type(2).

Afb. 01: Overzichtstekening uit de Hinderwetvergunning voor de roomboterfabriek aan de Ennekerdijk van de gebroeders Koning(3). Linksonder: ontvangruimte; Rechtsonder: kantoor. Midden: de werkplaats. In deze ruimte werd de melk verwerkt tot boter. Linksboven: machinekamer. Rechtsboven: bergplaats

Niet alleen de boeren werden beter van de melkfabriek, ook de consumenten kochten een beter product. De zuivelfabriek garandeerde haar klanten de levering van veilige drinkmelk en goede boter.

Afb. 02: De melkfabriek aan de Ennekerdijk rond 1926. Van links naar rechts: Veldhuis, Temmink, Ans Röling, Ziel en Te Kiefte

De initiatiefnemers van de zuivelindustrie hadden de tijd mee. Ten gevolge van de industriële revolutie kwamen nieuwe technieken beschikbaar, zoals machines voor karnen en kneders voor boter. De individuele boer kon hierdoor zowel in kwaliteit als in verwerkingstempo niet meer concurreren met de zuivelfabriek. En niet onbelangrijk: het prikkeldraad werd uitgevonden: de koeien gingen de wei in.

Stoomzuivelfabriek Borne

In 1891 vragen de gebroeders Koning, kooplieden te Goor, het gemeentebestuur van Borne om een Hinderwetvergunning voor de vestiging van een roomboterfabriek. De machines zullen worden aangedreven door stoomkracht. De broers kopen een stukje bouwland aan de Ennekerdijk, schuin tegenover de Doopsgezinde kerk. Het bestuur van de kerk was echter niet zo gelukkig met het plan, omdat men vreesde dat de godsdienstoefeningen op zondag zouden worden verstoord, aangezien de fabriek ook zondags in bedrijf was. Het bezwaar van het kerkbestuur werd gehonoreerd en in de Hinderwetvergunning werd opgenomen dat in de fabriek niet mocht worden gewerkt tijdens godsdienstoefeningen op zon- en feestdagen.

Of de zaken goed liepen is onbekend, maar lang heeft de fabriek niet bestaan. In opdracht van J.A. Koning wordt op 9 juli 1904 de Stoomzuivelfabriek Borne publiekelijk te koop aangeboden. Notaris Van Uden laat daarvoor een advertentie in de Bornsche Courant plaatsen. De fabriek wordt aangeboden inclusief ijshuis en varkensstal. De inventaris bestaat uit een stalen stoomketel, een stoommachine gebouwd door de Bornse Gebr. Ledeboer, een taptemelk-pasteuriseur met opvoervermogen, een kneder en twee karnen. Op de publieke verkoop wordt de fabriek gemijnd door J.H.B. Scholten voor ƒ 2.960,–. De inventaris gaat in verschillende handen over en brengt ƒ 1.032,50 op.

Coöperatieve Vereniging tot Exploitatie eener Zuivelfabriek met handkracht

J.H.B. Scholten koopt de fabriek namens twaalf veehouders uit Borne en omgeving. Dat zijn: W.J.J.A. Barendszen, B.H. Rientjes, F.J. Hassels Mönning, M. Huiskes, H. Meulenbroek, H.H. Scholten, D.J. ter Braak, R.L. Weernink, G.J. Ensink, G.C. Knuif, J. Huiskes en J. Misdorp. Deze veehouders roepen hierna een voorlopig comité tot oprichting van een “Coöperatieve Vereniging tot Exploitatie eener Zuivelfabriek met handkracht” in het leven. Er sluiten zich nog meer boeren uit Borne en omgeving bij hen aan. Op 18 juli 1904 wordt in het logement van mejuffrouw de weduwe Ensink (de Keizerskroon) de eerste ledenvergadering gehouden en komen de statuten tot stand.

Spoedig daarna werd de fabriek, eerst met twee en daarna met drie arbeiders als “handkrachtbedrijf” in bedrijf genomen. Een handkrachtbedrijf, ook wel werkplaats genoemd, was een klein type boterfabriek waarbij alle werktuigen manueel werden aangedreven. De kwaliteit die door deze categorie bedrijven geleverd werd, was minder constant dan van de toen steeds meer in zwang zijnde stoomzuivelfabrieken. Het bedrijf van de gebroeders Koning was voor die tijd dus heel modern. Waren de verenigde boeren financieel niet in staat om de inventaris van Koning over te nemen?

Afb. 03: Hendrik Klumpers, met op de achtergrond zijn woning in de Grotestraat, haalt melk bij een onbekende melkventer van de Coöp. Melkinrichting Borne

Tijdens het eerste volle boekjaar verwerkte het bedrijf ruim 361.000 liter melk, waarvoor de boeren netto 3.1 cent per liter kregen uitbetaald. Die hoeveelheid steeg in 1906 tot 800.000 liter, waarna werd besloten van handkracht op stoomkracht over te gaan.
In de eerste jaren brachten de boeren de melk zelf naar de fabriek met paard en wagen, maar ook vaak met een hondenkar. De honden met hun karren zorgden voor veel hilariteit. Vooral als er veel bij elkaar waren en als ze ook nog eens werden opgehitst door schooljongens. Bij melkfabriek de Hoop in Zenderen hing een bord met 10 gebodsregels voor de boeren. Eén van die regels was dat het ten strengste verboden was honden te laten loslopen in en om de fabriek.

Later ging de fabriek het halen van melk organiseren. Daarvoor werden melkrijders ingezet. De ritten werden aanbesteed en de goedkoopste melkrijder kreeg de ritten gegund.

Afb. 04: De fabriek aan de Bornerbroeksestraat in de jaren ‘50

De fabriek groeit en breidt het assortiment uit

De ‘botterfabriek’ zoals de Coöperatieve Roomboterfabriek Borne in de volksmond heet, doet goede zaken. Korte tijd na de oprichting werd toestemming verkregen voor het gebruik van het rijksbotermerk. In de jaren die volgden, steeg de hoeveelheid verwerkte melk steeds verder. In 1911 besloot het bestuur niet langer alleen boter te maken, maar ook melk te gaan verkopen. Het werd een succes en door de groei van het inwoneraantal breidde de melkverkoop zich zo uit, dat kon worden begonnen met venten. Aanvankelijk was er maar één venter, die met een soort hondenkar door de Bornse straten trok.

In 1917 verleenden burgemeester en wethouders een vergunning voor het bijplaatsen van een stoomketel. In de loop van de jaren twintig werd het assortiment uitgebreid. Naast boter en gewone melk begon het bedrijf ook gepasteuriseerde melk, karnemelk, karnemelkse pap, room en yoghurt te verkopen. Nadat in 1921 naast de fabriek een moderne directeurswoning was gebouwd, werden in 1923 de fabrieksgebouwen flink uitgebreid en deden moderne machines, zoals een koelinstallatie en een waterreinigingstoestel hun intrede.
De groei zette door, wat blijkt uit het feit dat in 1929 al acht venters met moderne melkwagens door Borne trokken. In 1920 brachten de boeren ruim 2 miljoen liter melk binnen. Eind 1929 was dat gestegen tot ruim 4 miljoen liter, afkomstig van circa 320 leveranciers. Het zogenaamde ‘binnenpersoneel’ bestond toen uit acht personen: waaronder een directeur, een controleur en drie monsternemers.

Een nieuwe fabriek

In 1933 steeg de melkaanvoer van de Coöperatieve Zuivelfabriek Borne tot ruim 5 miljoen liter en moesten maatregelen worden genomen om deze enorme hoeveelheid melk te kunnen verwerken. De fabriek aan de Ennekerdijk werd ondanks diverse uitbreidingen te klein. Het bestuur besloot elders in het dorp een plaats te zoeken voor de bouw van een nieuwe fabriek. In de ledenvergadering werd om een krediet van ƒ 100.000,– gevraagd voor de verwezenlijking van dit plan. Hoewel de boeren wel overtuigd waren van de noodzaak een nieuwe fabriek te bouwen, aarzelden zij toch om de oude vertrouwde plek aan de Ennekerdijk te verlaten. Er werd heel wat onderzoek verricht voordat het besluit viel aan de Bornerbroeksestraat grond te kopen en nieuw te bouwen. De oude fabriek werd in 1935 aan de heer Liedenbaum verkocht.

De nieuwe melkfabriek werd veel groter dan voorheen en het assortiment werd uitgebreid. Naast allerlei soorten melk werden ook 14 soorten kindervoeding in de handel gebracht.
Toen in de Tweede Wereldoorlog ondermelk niet meer mocht worden gebruikt als veevoeding, werd een melkpoederinstallatie aangeschaft, waarmee in de jaren vijftig tussen de 15.000 en 20.000 kilo melk werd verwerkt. In die tijd was de melkaanvoer gestegen tot boven 7 miljoen liter per jaar.

Kwaliteitsverbetering van melkproducten door goede zorg voor de levende have

In het spoor van de coöperatie ontstonden tal van verenigingen en activiteiten, bijvoorbeeld een cursus in melken.
In 1923 ontstond een melkvee controlevereniging, waarbij in de jaren vijftig een kleine 200 boeren met zo’n 2.000 koeien waren aangesloten. Aanvankelijk bestond die uit 14 leden, die samen 120 melkkoeien bezaten. In 1930 telde de vereniging al 80 leden, die bij elkaar goed waren voor 700 melkkoeien.

Naast de hygiëneproeven op de aangevoerde melk, begon men in 1928 met tuberculosebestrijding onder rundvee. Hiervoor werden ongeveer 500 stuks vee onderzocht, waarvan er 11 positief werden bevonden en onmiddellijk moesten worden afgemaakt. Er kwamen twee fokverenigingen, één voor roodbont en één voor zwartbont vee. Negen stierenhouderijen in het verzorgingsgebied van de fabriek gingen samen tot de Coöperatieve Vereniging voor Kunstmatige Inseminatie, waarbij in de jaren vijftig het overgrote deel van de melk leverende boeren was aangesloten. De verenigingen streefden onder andere naar het verbeteren van het veeslag, productieverbetering, goede bedrijfsvoering, oordeelkundig fokken, uiervorm en haarkleur.

Afb. 05: Feest bij de M.R.IJ. (=Maas Rijn IJssel) Fokvereniging Borne. Op boerderij de Pieper in Hertme schetst J.H. Kwast(4) het tienduizendste kalf. Het is één van de verenigingen die is ontstaan in het spoor van de coöperatie. J.H. Kwast zorgt ook voor de inschrijving in het register voor jongvee.
Het verenigingsbestuur biedt de familie Russchenkamp een krentenwegge aan. Op de voorgrond de eigenaar J.G. Russchenkamp. Van links naar rechts staand: secretaris G.F. Besselink, G.J.H. Nijhuis, H.G.B. Hesselink, J.H. Kwast, mevrouw Russchenkamp, voorzitter B.J. ter Braak en W.J.W. ter Keurs.
Foto: Hengelo’s dagblad 20 april 1966

De coöperatie besteedde veel geld aan de verbetering van de gezondheidstoestand van het rundvee. In 1952 kon worden geconstateerd dat de hele veestapel tuberculosevrij was. Daarna werd de strijd aangebonden met abortus bang, mond- en klauwzeer en runderhorzel.

Samenwerking met Coberco

In 1957 werd de naam van de coöperatie veranderd in Coöperatieve Zuivelfabriek en Melkinrichting Borne. In 1970 trad de fabriek toe tot de Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco. De Bornse fabriek stootte in 1970 alle melkproducten af en deed in de volgende jaren hetzelfde met de kaas en boter. In 1974 werd de melkaanvoer van de boeren uit Borne en omgeving omgebogen naar Coberco- vestigingen in Wierden en Vriezenveen. In 1983 produceerde de fabriek alleen nog kwark en had 68 mensen in dienst.

Overname door Campina

In 1997 neemt Campina de fabriek over ten behoeve van haar kwarkdivisie Mona. Het bedrijf heeft grote plannen met de Bornse fabriek. Maar al snel komt er toch een eind aan de productie van kwark. Campina wil haar vestigingen zoveel mogelijk concentreren en Borne past niet in dat plaatje. De productie moet goedkoper en wordt daarom verplaatst naar Frankrijk en Duitsland. Op 4 januari 2002 kwamen de laatste toetjes van de band, 57 mensen verloren hun baan(5).

De fabriek met het omliggende terrein is verkocht aan Woonbeheer Borne. Nu staan er appartementencomplexen. Eén daarvan draagt de naam La Laiterie, Frans voor melkfabriek. Zo blijven we herinnerd aan de ‘botterfabriek’.

Andere zuivelfabrieken in de gemeente Bornerbroek

In de jubileumgids die ter ere van het 40-jarig bestaan van de fabriek is uitgegeven, wordt beknopt de geschiedenis van de fabriek vermeld(6).
De Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Concordia werd in 1913 opgericht. Initiatiefnemer was pastoor Osse. Nadat de boerenleenbank was opgericht gaf hij sturing aan de oprichting van de boterfabriek.

Afb. 06: Alfons Slagers, Hans Peeze en Gerard Kerkdijk met de laatste Mona toetjes die het bedrijf geproduceerd heeft. Foto: Dagblad Tubantia 5 januari 2002
Afb. 07: Bestuur en commissarissen van de Concordia, gefotografeerd bij gelegenheid van het 40 jarig jubileum in 1954. Wie kent de namen van deze personen?

De fabriek stond aan de Pastoor Ossestraat 10. Op 16 februari 1914 werd deze in gebruik genomen.

In 1921 is T. Röling directeur. Het bestuur bestaat uit H. Tijink (voorzitter), G.J. Mentink (secretaris),
M.H. Stamsnijder, J. Eskes, W.G. Wilmink, G.J. Schuttenbeld en J. Semmekrot.
Aanvankelijk werd alleen boter gemaakt, de ondermelk en de karnemelk gingen terug naar de boerderij. Een aantal jaren later is gestart met de verkoop van consumptiemelk. Deze situatie duurde voort tot 1953. Vanaf dat jaar wordt de melkverkoop voor gezamenlijke rekening verzorgd door de Coöperatieve Melkinrichting Hengelo. In 1954 wordt in de fabriek boter, kaas en melk verwerkt. Voor zover nodig wordt melk geleverd aan “het westen” en voor industriële verwerking.

Afb. 08: De Concordia rond 1920

Ook in Bornerbroek ontstonden in het spoor van de coöperatie verenigingen met als oogmerk het verbeteren van de kwaliteit van het product en dierenwelzijn. In 1954 zijn er: een stieren-houderij en een controlevereniging (118 leden met 150 koeien); veefokverenigingen: M.R.IJ (35 leden met 450 koeien) en Zwartbonte (16 leden met 150 koeien) en een K.I.-vereniging (85% van de leden met ca. 1200 koeien). Het gehele werkgebied is tbc vrij.

In 1969 is de fabriek gesloten, in het gebouw wordt de NV Productenhandel Twente gevestigd. Het definitieve einde komt in 1985 als het gebouw wordt gesloopt. Net als in Borne herinnert nieuwbouw op dezelfde plek nog aan de fabriek: de Zuivelhof.

Zenderen

In Zenderen stonden aan de Hoofdstraat zelfs twee zuivelfabrieken. Aan de Hoofdstraat, gezien vanaf Borne, stond ter hoogte van huisnummer 23 de Coöperatieve Roomboterfabriek De Eendracht (1901-1917?).
Een stukje verderop, ter hoogte van huisnummer 47 stond zuivelfabriek De Hoop. De exacte naam is niet bekend, het zal vermoedelijk ook een coöperatie geweest zijn. Dit is de oudste van de twee fabrieken. Schoolmeester Engelbertink had de dagelijkse leiding.
Waarom stonden er in Zenderen toch twee botterfabrieken, nog geen honderd meter van elkaar?
Tot 1917 lag aan de Hoofdstraat een tol. Het tolhuis stond tussen de Albergerweg en het huidige restaurant Old Coopers Hall (vroeger hotel Haarhuis). Voor het passeren betaalde men voor een paard met wagen 10 cent, voor een dubbelspan 30 cent, voor een paard en een koe elk 5 cent. Boeren kwamen dagelijks langs de tol om hun melk naar De Hoop te brengen.

Afb. 09: Links de Eendracht, ernaast schuur van Scheuten en vervolgens het café van G.J. Winkelman. Nog net zichtbaar: op het laadplatform staan twee mannen met twee tonnetjes boter

Om tolgeld uit te sparen hadden ze een oplossing bedacht. Er werd nog een fabriek gebouwd: de Eendracht. Deze bediende de boeren uit Hertme en de Hoop uit het gebied ten noorden van Zenderen. Beiden waren handkrachtbedrijven.

Rond 1914 fuseerde de Hoop met de Eendracht. De productie zal vermoedelijk in dezelfde periode zijn verplaatst naar de Eendracht. In het verslag van de Bornse Kamer van Koophandel over 1916 wordt de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek de Eendracht genoemd. Er is vier man personeel; één beheerder en drie arbeiders. De fabriek verwerkt 836.916 liter melk en produceert 28.125 kg boter. Er wordt gewerkt met één motor. Verder gebruikt men een stoomketel, een centrifuge en een karnkneder. In het verslag van de Bornse Kamer van Koophandel over 1917 wordt nog vermeld dat de boter ƒ 2,47 per kilo opbrengt. Vanaf 1918 is er niets meer te vinden in deze verslagen.
Vermoedelijk is de fabriek in dat jaar gesloten en de productie overgebracht naar Borne.

Verantwoording

  1. http//www.frieslandfoods.com/nl/ frieslandfoods/pressreleases/ Pages/Pewrs.aspx?guid= 17f388eb-890f-4e79-a4c1-c3cf6fbff410&iid=18
  2. Bron: Ach lieve tijd. Duizend jaar Twente, Twentenaren en hun boeren. Waanders uitgeverij in samenwerking met de Twente-Akademie en de Oudheidkamer Twente.
  3. Archief gemeente Borne. Hinderwetvergunning t.n.v. gebr. Koning 1891
  4. Zie ook Boorn en Boerschop 2007 nr. 2 over J.H. Kwast in dienst van de melkfabriek.
  5. Dagblad Tubantia 5 januari 2002.
  6. Jubileumgids 40 jaar Coöperatieve Stoom-zuivelfabriek Concordia. Zie documentatie-collectie gemeentearchief Borne, nr. 147.

Foto’s

tenzij anders vermeld, zijn afkomstig uit de collectie van het gemeentearchief Borne.
Bornsche courant 9 juli 1904
Hengelo’s Dagblad 8 januari 1983, artikel van G. ter Braak en H. Noordhuis.
Grepen uit de historie van Borne, door M.G.E. van Harten-Fransen
Verhalen uit vorige eeuwen rond de gemeente Borne; deel 5 de Zenderse-Es, door M.G.E. van Harten- Fransen.

Afb. 10:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2010-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)