Auteur: Redactie
Mensen in Twente worden aangeduid met Tukker. Kom maar eens in een voetbalstadion of op regionale manifestaties, de uitdrukking tukker schreeuwt je toe van spandoeken of via de luidspreker. Spreek je de inwoners van Twente aan met de vraag: “Waar komt de uitdrukking Tukker vandaan?”, dan hebben velen hier geen direct antwoord op. Ga je op zoek naar het antwoord in de bibliotheek, documentatiecentra of op het internet, dan zijn er verschillende verwijzingen, zekerheid over de uitdrukking vind je echter niet. Toch is het aardig te weten wat onderzoekers menen te hebben gevonden.
H.L. Bezoen schrijft in zijn boek Taal en volk van Twente(1), dat in 1870 Enschedese bedevaartgangers met beengebreken(2) in Stadtlohn werden begroet als “tukkers”. In zijn verdere verklaring geeft hij aan dat in Oost-Nederland (en in West Duitsland) vanouds het woord tukker bekend is als de naam voor het vogeltje, de kneu. Deze kneu, met als lokroep tuk-tuk, een aardig lid van de vinkenfamilie, wordt ook wel aangegeven met heikneu of hiekneuter, wat ook weer een minder vleiende uitdrukking was voor boerenpummel of provinciaal.
Dit slaat dan weer terug op het gedrag van de wat eenzelvige bewoners van afgelegen streken. En bedenk dat Twente in voorgaande eeuwen een afgelegen streek was.
Dat de Twentenaar met enige trots de naam tukker hanteert voor leden van “eigen volk” komt ook voort uit het feit dat een invloedrijke Twentenaar Schaepman, een groot politicus, zichzelf betitelde als tukker; omstreeks 1900 was de uitdrukking “Tukkers” voor jongens uit Twente reeds populair op de katholieke seminaria. Maar ook vandaag de dag is het zo dat wanneer je een Twentenaar elders in het land tegenkomt en hem dan betitelt met tukker, hij met enige trots zegt: “Inderdaad ik ben een tukker”!
L.J. Hekkert geeft in zijn boek Oostnederlandse familienamen(3) ook aan, dat niet met zekerheid is vastgesteld waar de aanduiding tukker vandaan komt. Toch heeft hij een verwantschap gevonden met de Tuckerman [= wever]. Reeds in 1236 was Tuckere en Tuckerman in Engeland bekend. Er is zelfs een stad naar hen genoemd, Tuckerton in Somerset, een weverscentrum. Het Duits kende tucher en tuchwalker voor linnenwever. Het was een beroepsnaam uit het textielvak, ook bekend als “fuller” dat in het Nederlands “voller” werd en iemand aanduidde die door kneden of treden (in een kuip) een wollen weefsel een bepaalde bewerking deed ondergaan. In Twente zou het beroep van wever en linnenbereider dus als tukker bekend zijn geweest en het woord is, evenals wever een eigennaam geworden.
Noten
1 H.L. Bezoen, Taal en volk van Twente, 1948
2 Tukkeren betekent in Duitsland hinken
3 L.J. Hekkert, Oostnederlandse familienamen, Enschede 1996
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2009-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)