Boorn & Boerschop 2009-01: Onze oude schoolmeester

Auteur: Gé Nijkamp

’t Was elke schoolmorgen het vaste ritueel op de jongensschool aan de Oude Almeloseweg, de straat die de oudere Bornsen nog altijd ’n Esch noemen. Terwijl talrijke leerlingen zich al vóór of op de speelplaats aan de voorkant van de school bevonden, kwam het hoofd der school, de heer G.J.H. Dijkhuis met veel sleutelgerinkel uit een smal tuinpoortje aan de overzijde van de straat, dat hij weer secuur afsloot. Daarachter lag een tuinpad dat door een zeer grote tuin liep en waarlangs hij de achterzijde van zijn huis binnendoor kon bereiken. In onze ogen was hij toen al een oude broze man, die de straat en de speelplaats overstak en onderwijl soms even bleef staan om een opmerking of een praatje te maken met een groepje leerlingen.

Ik heb een jaar bij hem in de 7e klas gezeten, het laatste jaar voor hem aan de school waar hij tientallen jaren leiding aan gaf, voordat hij met pensioen ging. Hij was een groot voorstander van schrijfwijze in blokletters en je moest dan ook niet proberen op een andere wijze iets op papier te zetten. ’n Ander onderdeel van zijn leerplan waar wij moeilijk mee konden omgaan, was zijn grote bewondering voor de Vlaamse priester-dichter Guido Gezelle; hij las bijna elke dag wel met trillende stem iets voor van deze werkelijk grote schrijver. Als hij de naam met eerbied uitsprak, gruwden wij alleen al bij het horen hiervan. En het ergste was dat wij elke week wel een gedicht van hem uit het hoofd moesten leren. In ons dorp worstelen nog enkelen met een ‘Gezellecomplex’ en worden midden in de nacht badend in het zweet wakker, omdat ze in een nare droom dachten op het bankje vóór het bord te staan en hakkelend de tekst niet meer wisten van het bekende ‘Schrijverke’. Ook mij is dat meermalen overkomen; toen heb ik de gewijde schrijver meermalen iets toegewenst, maar hij vertoeft al sinds 1899 niet meer onder de mensheid. Gelukkig heb ik nu de acht dikke delen van zijn verzameld werk op de plank, naast diverse andere boeken over deze bijzondere persoon. ‘Het kan verkeren’ zei Gerbrant Bredero ooit en ook hij had groot gelijk.

Afb. 01: R.K. Jongensschool St. Jacobus

In het genoemde schooljaar ging het met de gezondheid van onze meester bergafwaarts en op een goede morgen bleef het sleutelgerinkel uit en het poortje gesloten. Een stille vreugde nam bezit van ons, zijn leerlingen der hoogste klas; wij dachten al aan schoolvrij. Maar tot onze grote teleurstelling moesten we gewoon in het lokaal plaatsnemen, de tussendeur werd opengezet en meester Spoek van de vijfde nam ons ook onder zijn gezag. Een – zou alras blijken – niet uit te voeren te zware taak. Hij zette ons aan het figuurzagen en boetseren, maar als hij zich van de deur verwijderde, vlogen de kluiten klei door het lokaal, werden ware veldslagen gehouden met stroken triplex. We hebben vele vierkante meters hout en kubieke meters klei verknoeid. Onze toezichthouder begreep dit niet; als hij in de deuropening verscheen, waren allen druk met hun taak bezig. Omdat hij mank ging, kon je hem op de planken vloer aan horen komen en dan was het zaak je rap van de goede kant te laten zien. Voor meester Spoek was deze dubbele taak niet lang op te brengen en op een dag zagen we hem na schooltijd niet naar huis, maar de andere kant op gaan, aanbellen bij het schoolhoofd en naar binnen verdwijnen. Wij bleven buiten op afstand achter met een vreemd voorgevoel. De volgende morgen, toen de schoolbel alle leerlingen in de rij riep, zette de schoolcongiërge, Gerhard Oude Mönnink, zich met meester en even later iets dat op ‘oorvijgen’ leek, een begrip dat nu niet meer bekend is.

De absentielijst aan het hoofd van onze rij en als een sergeant-majoor marcheerde hij ons af. “t Kon d’r oe-leu wal ’s helder opwaejn”, was alles wat hij zei. Dat klonk niet erg bemoedigend, vooral toen wij voor huize Dijkhuis halt hielden en zijn vrouw ons ernstig kijkend in de vestibule liet. De praatjes waren er toen wel af, vooral toen de marsleider zijn boek opende en de eerste, wiens naam met een A. begon, naar boven verwees. Het slachtoffer begon onzeker aan zijn klimmende tocht, en ondanks dat de uitvoerder van de strafexpeditie hem nog nabeet: “too meer, hee vrett oe nich op”, zag hij het duidelijk niet zitten. Wij bleven in stilte achter en hoorden daarboven gedempt de verzwakte stem van de meester en even later kwam de gestrafte snikkend afdalen. Hij moest op de knieën vóór meester’s echtelijke bed de tuchtiging ondergaan, die echt wel meeviel omdat de uitvoerder in pyjama na enkele ‘strijkers’ al uitgeput in de kussens zeeg. Nummer twee werd afgeroepen en ging zonder enthousiasme zijn straf tegemoet. Begrijpelijk, maar alles viel voor hém mee, omdat Dijkhuis met een zwak handgebaar aangaf dat hij weer ongestraft naar beneden kon gaan. Na enig overleg in de staf, liepen we opgelucht weer terug naar de school. “De aandern kriegt ’n aander moal ne buurt”, zei onze leider nog, maar dit is er nooit van gekomen omdat het schoolhoofd sneller dan verwacht zijn plaats in de klas en als hoofd van de school weer innam. Door deze gebeurtenis lijkt het misschien dat onze goede meester door deze tuchtiging een grote bruut was, maar niets is minder waar. Hij was een zachtaardig en beminnelijk man met een enkele maal natuurlijk wel een schoolmeesters-trekje. En het is begrijpelijk dat, als het bij zijn afwezigheid op school niet helemaal goed gaat, even uit de pedagogische slof schiet. Maar wij hebben daar – op één na – niet onder geleden.

Afb. 02: Meester Dijkhuis getekend door Hans Leuverink

Aan het eind van dat schooljaar ging hij met pensioen en heeft daar lang van mogen genieten, want ondanks zijn zwakke gezondheid is hij bijna 96 jaar oud geworden. Hij heeft zijn beroemde woordenboek “Twents in woord en gebruik” samengesteld. Telkens als ik dit tussen mijn boeken zie staan, denk ik aan deze bijzondere schoolmeester, die ons niet alleen liet declameren, zoals hij dat noemde, maar naast al het andere goede, ook de liefde voor onze geboortestreek heeft bijgebracht. Hij heeft een fors woordenboek nagelaten, maar heeft tegen ons nooit één letter Twents heeft gesproken. Dat deden de meeste schoolmeesters vroeger niet, maar desondanks denk ik met grote genegenheid en dank terug aan “oonzn meester Diekhoes”.

Afb. 03:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2009-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)