Auteur: Hans Gloerich
In het eerste nummer van Boorn en Boerschop van 2008 stond een artikel van mijn hand over het verzoek van David Spanjaard aan het bestuur van de Bornse R.K. Werkliedenvereeniging om de bruiloft van zijn dochter Elisabeth Jacoba in het Josephgebouw aan de Ennekerdijk te mogen vieren. Deze stond gepland op 8 april 1896. Het bestuur ging soepel akkoord, maar een luidruchtig deel van de achterban was er fel op tegen. Deels vanwege het groeiende zelfbewustzijn van de arbeidersbeweging in die tijd, maar ook – het mag niet verzwegen worden – vanwege sentimenten tegen het feit dat de grootste werkgever van Borne tot het joodse deel van de bevolking behoorde.
Dat het verhaal niet in de vergetelheid is geraakt, danken we aan een brief, die kapelaan Bentla, die ook geestelijk adviseur van de R.K. Werkliedenvereeniging was, over de kwestie aan de aartsbisschop van Utrecht schreef. Dat hij hiermee zijn directe chef, pastoor Hendriks passeerde, is hem opgebroken, zoals u in het artikel hebt kunnen lezen. Bentla’s brief blijkt niet de enige bron te zijn waarin het conflict is beschreven.
Na de publicatie van het artikel stuurde mevrouw Thea Schoenmaker-Mulder uit Termunten hierop een reactie. Ze is in het bezit van een schriftje van haar oudoom Jan Knuif (1865-1939). Zijn voor- namen waren voluit Joannes Caspar Melchior Balthasar, want hij was op Driekoningen (6 januari) geboren. Hij was o.m. de oprichter van de Bornse Boerenleenbank. In het schriftje legde hij afschriften vast van de brieven die hij aan familieleden stuurde. De brieven hielden hen op de hoogte van het laatste nieuws uit de familie en het dorp Borne. Jan Knuif schreef de brieven aan een broer en een zuster die uit Borne waren vertrokken. Zijn broer was W.L.S (Willem) Knuif (1870-1948), die toen kapelaan was in Veenhuizen. Bij zijn overlijden was hij pastoor in Denekamp. Zijn zuster was S.G.S. (Susanna) Knuif, geboren in 1873, die als Zr. Anastasia was ingetreden in het klooster van de franciscanessen in het Brabantse Heythuyzen. Deze persoonlijke documenten geven een aardig inkijkje in de gebeurtenissen en de felheid waarmee de opposanten tegenover elkaar stonden, evenals een jaar of tien daarvóór bij de strijd over de bouwplaats van de Stephanuskerk.
Op 7 maart 1896 schrijft Jan Knuif aan zijn broer Willem in Veenhuizen het volgende over de kwestie met Spanjaard:
“Er heerscht hier tegenwoordig ontzettende ruzie. Zie hier de aanleiding. David Spanjaard heeft van het Bestuur der Arb. vereeniging op zijn verzoek toestemming gekregen om de bruiloft van zijn dochter in april a.s. in het [St. Joseph]gebouw te houden. Zodra dit bekend werd, waren er onder de eereleden die dit afkeurenswaardig vonden en plan hadden te bedanken. Daarop zijn Hendrik Scholten en G.J. Braakhuis verleden week met eene lijst bij eereleden [rond]gegaan inhoudende een protest tegen het besluit van het bestuur, en met mededeeling dat zij bedankten indien het besluit niet werd ingetrokken.
’s Avonds hebben zij dit geteekend door 30 eereleeden, in het gebouw aan den Adviseur [kapelaan Bentla] ter hand gesteld, waarbij onmiddellijk het onweer uitbrak. Beiden even driftig hebben ze elkaar uitgescholden en de kapelaan en het Bestuur gezegd dat ze het besluit niet intrekken. De arbeiders waren woedend op de 30 onderteekenaars, zelfs zoo dat de bakkers den volgenden dag geen stoete meer konden verkoopen, kleermakers besteld werk uit huis werd gehaald, enz.
Verschillende onderteekenaars, beducht voor de wraak van de arbeiders en ook van de Spanjaards, die ook reeds van alles op de hoogte waren en (zeer laakbaar van het Bestuur) de lijst in huis hadden, trokken hunne handteekening in.
Ik heb ook geteekend en zie wel in dat het beter was geweest dit niet te doen, maar met terugtrekken kan men m.i. niets meer aan de zaak veranderen. M. Mulder [Matheus?] en meer anderen denken er ook zoo over.
De pastoor is op de zijde der protesteerenden, zoodat de verhouding tusschen pastoor en kapelaan zeer gespannen is. De kapelaan moet naar men zegt de pastoor wel om raad hebben gevraagd aangaande het verzoek van Spanjaard waarop de pastoor heeft gezegd: “Ik geef geen advies, je doet om mij toch wat je wilt”, daarbij doelende op het Besluit van de arbeiders dat bij de vastenavond uitvoering ook jonge meisjes zijn toegelaten waar de pastoor zeer tegen was.
De kapelaan is dinsdag plotseling op reis gegaan, waarheen weet men niet. ’t Is te hopen dat de gemoederen spoedig tot kalmte komen.”
Op 8 juli 1896 schrijft Jan Knuif een brief aan zijn zuster Susanna, Zr. Anastasia, in Heythuyzen. Ook hier komt de kwestie Spanjaard-Hendriks-Bentla weer aan de orde. En passant verraadt hij zijn positie in het politieke spectrum van die tijd:
“Tot kapelaan te Hengelo is benoemd Mijnheer Heerschop van Vinkeveen en te Vinkeveen … Kapl. Bentla. Dat was weer (’t is ongeveer veertien dagen geleden) een hele drukte in Borne. De arbeiders waren erg rumoerig en gaven natuurlijk de Pastoor, M. Mulder, Braakhuis en H. Scholten de schuld van de verplaatsing des Heeren Bentla.
In de tuin van de pastorie en bij H. Scholten hebben ze ’s nachts eenige roozestruiken erg vernield, waarop de marechaussee’s eenige nachten bij genoemden hebben opgepast en bij de Pastoor een vijftal belhamels hebben betrapt die plan hadden de ruiten in te gooien. Jammer dat ze er maar een in handen hebben gekregen, een jongen van H.
De arbeiders hebben hun vertrekkende adviseur een cadeau aangeboden ter waarde van ƒ 70,-. Ook de firma Spanjaard heeft hem met een geschenk vereerd.
Eenige burgers (’t ging uit van Rientjes en Schoemaker) hebben ook een collecte gehouden voor een cadeau. We hebben gedacht aan Uw gezegde dat de onzijdige mogen[d]heden in de beste conditie verkeeren, [en] onze neutraliteit bewaard.
Onder ons gezegd vind ik het goed dat kapl. Bentla verplaatst is. De verhouding tusschen de Heeren was niet zooals die moest wezen, en de arbeiders waren onder zijne leiding te brutaal geworden.
We zitten nu zonder kapelaan en de arbeiders hebben geen adviseur. Tot opvolger van Bentla was benoemd de Eerw. Heer Welling, assistent te Doesburg, maar diens benoeming is door Mgr. ingetrokken, naar men zegt op verzoek van de Pastoor (of Deken) van Doesburg die hem graag wilde houden. We hebben nu als tijdelijk assistent Mijnheer de Laat, die vroeger in Hengelo is geweest. Voor 15 augustus zal er waarschijnlijk geen benoemd worden. (…)
Tijdens het veertig uren gebed is in de vroegmis van maandag (voor de arbeiders) door het vreeselijk gedrang de helft van de Communiebank aan gruzelementen omgeworpen. De schade bedraagt f 500 à ƒ 600,-. Persoonlijke ongelukken kwamen er niet bij voor, stond in de courant.”
In een tweede schrijven aan Susanna van 7 augustus 1896 schijft Jan Knuif dat de communiebank weer in orde is en dat Femia Tusveld de schade op zich genomen heeft, zodat de pastoor de opbrengst voor een ander doel kan besteden.
Eerder dan Jan Knuif verwachtte, kreeg kapelaan Bentla al op 30 juli 1896 een opvolger in de persoon van kapelaan Ledel, die tot 13 juni 1902 in Borne zou blijven.
Uit het notulenboek van de R.K. Werkliedenvereeniging dat wordt bewaard in het gemeente-archief van Borne blijkt, dat het verzoek van Spanjaard is besproken in de bestuursvergadering van 11 februari 1896. Daarbij werd met algemene stemmen goedgevonden de zaal in het St. Joseph-gebouw “vrij af te staan, zonder daarvoor huur te vragen”. Zoals reeds gemeld vond dit besluit niet bij alle leden evenveel instemming.
Secretaris J. Jeursen heeft er in het notulenboek een memorie aan gewijd, waarin wordt gesteld dat Hendrik Scholten het initiatief heeft genomen om met een protestlijst bij de ereleden langs te gaan. Het bestuur hield echter voet bij stuk, ook toen Scholten op 26 februari 1896 de handtekeningen had aangeboden.
Zoals Jan Knuif aan zijn zuster Susanna schreef, kwam Spanjaard al snel een en en ander ter ore en hij zag ervan af de bruiloft in het St. Josephgebouw te houden. En hiermee is de vraag van de nieuwsgierigen beantwoord.
Bronnen
Boek Bonje in Borne; auteur: Hans Gloerich;
Archief: Thea Schoenmaker-Mulder;
Foto’s: archief Thea Schoenmaker–Mulder en het gemeentearchief
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2008-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)