Auteur: Robert J. Platenkamp
Ten zuiden van de provinciale weg van Bornerbroek naar Borne, vlak na Aannemersbedrijf Platenkamp, vindt men in een dennenbos nog een aantal stille getuigen uit de oorlogsjaren. Het zijn betonpoeren, die eens het fundament vormden van een V1 afvuurstelling. De stelling is aangelegd in januari en februari 1945 en is tot de bevrijding in gebruik geweest. De poeren vormen een dubbele rij en zijn gericht op het zuidwesten. Vanaf hier werd Antwerpen met V1’s bestookt.
Op zoek naar een geschikte locatie
Op 4 september 1944 bevrijdde de 11de Britse tankdivisie de Belgische havenstad Antwerpen. Midden september trokken Canadese troepen Zeeland binnen. Na felle gevechten zuiverden zij het Scheldegebied van Duitsers, zodat de zeehaven van Antwerpen weer gebruikt kon worden voor de grootscheepse aanvoer van troepen, materieel en wapens. De Duitsers waren niet meer bij machte om de havenstad weer in handen te krijgen.
In de herfst van 1944 zochten de Duitsers in onze regio naar plekken van waar het vuur met behulp van V1’s op Antwerpen zou kunnen worden geopend. Nodig waren afvuurgebieden die een goede camouflage boden tegen geallieerde luchtaanvallen en die tegelijkertijd goed bereikbaar waren zowel per spoor als over de weg. Op 11, 12, 13 en 14 december 1944 deden Duitse officieren in Azelo onderzoek naar locaties die geschikt waren om afvuurstellingen te bouwen. Onder andere vonden ze zo’n plek in Bornerbroek, nabij café Platenkamp. De afvuurstelling bij Platenkamp lag in de buurtschap Azelo, destijds nog net op het grondgebied van Ambt Delden. De keuze viel op het dennenbos nabij het toenmalige café annex aannemersbedrijf van Hendrikus (“Dieks) Platenkamp, Bornerbroeksestraat B5, Ambt Delden. Het bosperceel was eigendom van barones Marie van Heeckeren van Wassenaer van Twickel.
De mensen in de omgeving
Het terrein en de naaste omgeving daarvan werd tot Sperrgebiet verklaard. De buurtbewoners moesten op stel en sprong huis en haard verlaten. Op dinsdag 2 januari 1945 kreeg aannemer Platenkamp het bevel om binnen twee en halve dag met zijn gezin naar elders te vertrekken. Hij moest zelf maar zien waar naar toe. Ook de naburige bewoners van de Bornsestraat, de gezinnen H. Roesink en J. Asteleijner, werden gedwongen om te evacueren. De officier die de leiding had over de Azelose stelling vorderde de burgerwoning van Sam de Jonge, ook wel “de Valkerij” genoemd. Waar Sam de Jonge in die periode verbleef is niet bekend. Het gezin Roesink verhuisde naar de boerderij van Harink aan de Braamhaarsstraat in Azelo. Een eindje verder richting Bornerbroek, aan de huidige Stobbenhorst, kregen Lute Santen, zijn vrouw Anna en zijn zoon Stefanus onderdak op de grote boerderij van Arkink. Daar was het echter niet minder gevaarlijk, zoals later zou blijken.
Dieks Platenkamp ging met zijn gezin tijdelijk inwonen bij zijn broer Engbertus (“Bets”) Platenkamp en diens vrouw aan de Almeloseweg B5 te Ambt Delden. Vier weken later, op 2 februari 1945, voegde zich ook de jonge Tonnie Bokelman uit Amsterdam bij hen. Voedselschaarste was in het westen aan de orde van de dag. Een groot aantal kinderen uit de randstad kwam bij gastgezinnen weer op krachten, waaronder ook Tonnie Bokelman.
De inrichting
Italiaanse dwangarbeiders bouwden de fundamenten van de afvuurstelling. Ze kapten bomen, groeven funderingen uit en stortten beton. Italianen zijn van oudsher zeer bedreven in het vervaardigen van betonwerken. Van 20 tot 31 januari 1945 vroor het matig tot streng, zodat de bouw stil kwam te liggen. Op 31 januari viel de dooi in en konden de werkzaamheden worden hervat. De dwangarbeiders waren ondergebracht in de R.K. school in Zenderen. Volgens overlevering werden ze door de Duitsers slecht behandeld en leden ze honger. In elk geval kwam één Italiaan bij de bouwwerkzaamheden om het leven. Hij werd begraven op de R.K. begraafplaats in Zenderen.
De werkzaamheden vonden in het geheim plaats. Grote camouflagenetten schermden de bouwplaats af. De weg van Bornerbroek naar Borne was op twee plaatsen afgezet. Aan de Bornse kant was een slagboom geplaatst ter hoogte van Roesink en aan de Bornerbroekse kant bij de boerderij van Huisstede (nadien woonde hier de familie B. Kenkhuis-Huisstede). Gerard Arkink, wonend aan de Stobbenhorst, vertelt dat Herman Braakhuis, de mulder uit Bornerbroek, geen toestemming kreeg om met paard en wagen door te rijden. Hij mocht het paard wel door laten lopen maar hijzelf moest via een omweg verder gaan. Het paard kende de weg goed en Braakhuis haalde het later weer in. Zodra de betonnen fundamenten gereed waren monteerden Duitse technici de stalen opbouw. De baan was opgebouwd uit stalen elementen van elk 2½ meter die aan elkaar waren gemonteerd tot een baan van 46,5 meter lengte. Het begin van de baan lag min of meer op maaiveldhoogte, het eind liep 5 meter omhoog. De werking van de afvuurstelling was gebaseerd op een katapult. Over de gehele lengte van de startbaan bevond zich direct onder de bovenste plaat een stalen pijp. Daarin bewoog zich een grote stalen zuiger, ook wel plunger genoemd. Over de totale lengte van de baan bevond zich in de bovenzijde van de pijp en de afdekplaat een gleuf. Bij het afschieten werd de V1 vastgeklikt aan de haak . Vervolgens werd de plunger met behulp van stoomkracht met grote snelheid door de stalen pijp geperst. Vlak voor het einde van de startbaan koppelde de V1 zich los van de haak en schoot het luchtruim in waarna het toestel op eigen kracht verder vloog. Tenminste, als het functioneerde. De “stoomkracht” werd opgewekt door een chemische reactie tussen calciumpermanganaat en waterstofperoxide. Bij het afschieten werd in 0,6 seconde een snelheid bereikt van ongeveer 394 km per uur. De V1 zelf was een geleid projectiel, een voorloper van de kruisraket. De officiële naam was Fieseler Fi 103. Het projectiel had de vorm van een klein vliegtuigje met een lengte van ongeveer 8 meter. Door een opening stak een haak die verbonden was aan de plunger. Achterop de romp was een straalpijp gemonteerd met daarin de straalmotor. In de neus, die gemaakt was van hout en licht staal, bevond zich de springstof. Hiervoor gebruikten de Duitsers trotyl, later ook wel TNT genoemd. De V1 was verder voorzien van persluchtballen, een gyrokompas, een automatische piloot, ontstekers en een kleine servomotor voor bediening van de trimvlakken. Zijn topsnelheid bedroeg 655 km per uur en de reikwijdte was 250 tot 370 km. Het projectiel had een donkergroene kleur. De fabricage vond plaats door dwangarbeiders in het Volkswagenwerk Fallersleben en in de Kohnsteinberg te Niedersachswerfen. Het transport naar de afvuurgebieden verliep per spoor. Op het station Borne werden de wagons met hun explosieve lading onder andere naar het terrein van textielfabriek Spanjaard gerangeerd. Menigeen zal zich nog de spoorrails in de Parallelweg kunnen herinneren. Tegenover het station bevond zich een Romneyloods waar de projectielen werden geassembleerd en opgeslagen. Vandaar werden de projectielen in speciale vrachtwagens geladen en naar de diverse afvuurstellingen vervoerd.
Nabij de Bornsestraat in Delden, niet ver van de Noordmolen, bevond zich eveneens een opslagplaats. Het depot lag in een eiken-/beukenbos aan de zijde van de Twickeler Boerderij Brinkhuis. De Bornsestraat was afgesloten voor al het verkeer De aangevoerde projectielen misten nog vleugels. Montage daarvan vond elders plaats. Van deze opslagplaats ging het transport met vrachtwagens naar de afvuurstellingen in Azelo en het Nijrees.
Bemanning van de afvuurstelling
Ongeveer 60 soldaten van het tweede Flakregiment bemanden de afvuurstelling. Op 22 januari 1945 werden ze afgelost door hun collega’s van het eerste Flakregiment. De commandopost van de groep Bolkshoek–Nijrees–Platenkamp was gevestigd in de R.K. pastorie van Hertme. De bevelvoerend officier, Hauptmann Kasparek, was, tezamen met enkele luitenants, ingekwartierd bij pastoor Van de Grootevheen.
De lancering
Op 12 februari 1945, toen het einde van de oorlog met rasse schreden naderde, vond in Azelo de eerste V1-lancering plaats. Vrijwel direct bleek de boerderij van Bets Platenkamp aan de Almeloseweg B5 in de gevarenzone te liggen. Bij de lancering van de V1 schoot de plunger met grote snelheid uit de afvuurstelling en kwam daarna enkele honderden meters verder neer op de Braamhaar-Es, op de akker van Bernard Groothuis (“Van de Wal”). Het gevaarte stuiterde daarna nog tientallen meters verder, naar het erf van E. Platenkamp. Een van de plungers baande zich moeiteloos een weg door de volle hooischuur. Een andere liet een appelboom afknappen als een luciferhoutje. Bertus Platenkamp, de jongste zoon van de aannemer en toen 15 jaar oud, herinnert zich dat een Duitse soldaat, hij heette Nusmeijer, zijn vader en oom aanraadde zo snel mogelijk te vertrekken. Nusmeijer sprak goed Twents, want hij woonde net over de grens bij Gronau. Ze hadden wel de gelegenheid gekregen om de kapschuur die direct in het schootsveld stond te demonteren. Zodra bij de lanceerinrichting een fluitsignaal klonk, zo vertelt Bertus Platenkamp, moesten we direct naar de rand van de es lopen om daar de lancering af te wachten. Dat was de plek die volgens Nusmeijer veilig genoeg was. Daarna mochten ze weer verder werken.
Na de bevrijding bleken de plungers een groot gat in de akker van Bernard Groothuis te hebben geslagen. De meeste plungers misten de boerderij van oom Bets, aldus Bertus Platenkamp, en kwamen uiteindelijk terecht in de wei achter het erf. Wel sloeg een plunger een gat in de buitenmuur aan de voorzijde van de woning, dicht bij de buitendeur. De beide broers Platenkamp verhuisden half februari tijdelijk naar boerderij De Braamhaar, Almeloseweg B3, Ambt Delden, waar hun oudste broer Herman met zijn gezin woonde. Ook de Amsterdamse logé Tonnie Bokelman ging mee.
Bertus Platenkamp keek daar ’s avonds wel eens naar het afschieten. Hij herinnert zich als de dag van gisteren hoe een V1 met een grote staartvlam het luchtruim koos en achter de wolken verdween. Op een gegeven moment keerde het lawaai van de straalaandrijving echter terug en uit de wolken schoot het toestel recht op hem af. “Ik dacht dat mijn laatste ogenblikken waren aangebroken” vervolgt Bertus, “maar het toestel veranderde op het laatste moment van richting”. De V1 kwam neer achter de boerderij van Ten Duis, op een heideveldje aan de zandweg van de zessprong naar Arkink – de Kötte. Het afschieten vond altijd ’s avonds en ‘s nachts plaats. Bertus Platenkamp weet nog dat er op een nacht maar liefst zestien lanceringen plaats vonden.
Wat is nog bruikbaar na een mislukte lancering
Met de regelmaat van de klok mislukten lanceringen. Het projectiel kwam dan niet ver van de afvuurstelling terecht. De Duitsers verwijderden dan meteen de ontsteking uit de neus van het toestel, zodat er geen gevaar meer voor ontploffing bestond. Het toestel werd vervolgens door de Duitsers in brand gestoken. Gerard Arkink, nu wonend aan de Stobbenhorst, weet te vertellen dat de hele wei tussen Arkink en Bets Platenkamp vol lag met ondeugdelijke projectielen.
Het kwam ook voor dat buurtbewoners de benzine aftapten en het toestel, voor zover mogelijk, demonteerden. De Duitsers stonden dat ook toe: “We hebben ongeveer vier of vijf toestellen uit elkaar gehaald”, zegt Bertus Platenkamp. “In de neus zat gele springstof (trotyl), die we dan thuis gebruikten voor het stoken van de fornuispot”. “De springstof kon je in kleine blokjes verdelen, zodat je het gecontroleerd kon laten branden”. “Een te grote hoeveelheid liet de fornuispot langzaam maar zeker doorbranden en dat was nou ook weer niet de bedoeling”. “Een klein beetje was voldoende voor een flink vuur. Een paar persluchtballen, ca 60 cm in doorsnede, hebben we doormidden gebrand”. “Later gebruikten we die als buitendrinkbakken voor de kippen en de varkens”.
Bertus Platenkamp herinnert zich verder dat zich achterin de romp van het toestel een dikke rol met flyers bevond. Daarop stond de tekst “The first of May”. Hoe de tekst verder verliep is niet meer bekend. Bijzondere aandacht had hij ook voor de straalaandrijving. Onderdeel van de inlaatpijp vormde een radiator die voorzien was van allerlei slangetjes.
Mislukte lanceringen
De familie J. Asteleijner, die tegenover het café Platenkamp woonde, was begin januari 1945 tijdelijk verhuisd naar de boerderij van Arkink. De boerderij lag in de gemeente Borne, al liep de gemeentegrens tussen Borne en Ambt Delden dwars door het hoofdgebouw. Ook het gezin Santen had hier onderdak gekregen. Lute, Anna en hun zoon Stefanus bewoonden het voorste gedeelte van de schuur naast het hoofdgebouw. Achterin stond wat vee, een paar pinken en enkele varkens.
Op dinsdag 20 februari 1945 boorde zich een V1 door de schuur. Dat gebeurde rond 11 uur ’s ochtends. Het projectiel ontplofte niet, maar van de schuur bleef weinig meer over dan een rokende puinhoop. Het dak was verdwenen, slechts een paar muren stonden nog overeind. Riek Engbers – Asteleijner, toen een kind van een jaar of tien, bevond zich in de boerderij maar werd door de luchtdruk tegen een gemetselde bak geslingerd waarin melkbussen werden gekoeld. Ze herinnert zich dat Anna Santen uit de puinhopen te voorschijn kwam met tot krulletjes verbrande haren. Jan Ensink, die bij Arkink als knecht werkzaam was, lag achterin de verwoeste schuur languit op de grond. “Ik dacht dat hij verongelukt was, zegt Gerard Arkink, destijds 21 jaar”. Ensink is korte tijd opgenomen geweest in het ziekenhuis, maar hij bracht het er gelukkig goed af. De Duitsers waren snel ter plaatse. Ze maakten de gewonde pinken en varkens met een paar schoten af, aldus Arkink. De evacuees besloten een veiliger plek te zoeken. De Asteleijners gingen naar Vlaskamp op het Tusveld. Het gezin Arkink vertrok met de levende have naar de grote boerderij van Demmer (bijnaam Geerman) in de Wateregge in Albergen.
De laatste lancering
Op Witte Donderdag 29 maart 1945 vond in Azelo de laatste V1 lancering plaats. Deze kwam neer bij de boerderij van Bokdam (Röttink) in Bornerbroek. Bij de nadering van de Canadezen bliezen Duitse Sprengkommando’s de afvuurstelling op. Dat gebeurde op Goede Vrijdag 30 maart 1945 rond 20.00u. De Duitsers informeerden de bewoners van het Tusveld van tevoren. Riek Engbers – Asteleijner vertelt dat ze samen met de families Meulenkamp en Vlaskamp in een zelfgemaakte schuilgelegenheid op het Tusveld de ontploffing meemaakte. Bertus Platenkamp zegt op de Braamhaar niets van de explosie te hebben gehoord. Het waaide die avond flink, er stond een stevige zuidwestenwind. Vandaar dat de explosie op het Tusveld wel werd waargenomen, maar ten zuiden van de lanceerinrichting niet of nauwelijks. De afvuurstelling was doormidden gebroken en wees recht omhoog. De boerenwoning van Asteleijner bleek bij terugkeer van het gezin behoorlijk beschadigd. De ruiten lagen aan diggelen, de deuren lagen eruit en verschillende kozijnen waren weggebroken.
Ook de schade aan de woning, het café en de aannemerswerkplaats van Dieks Platenkamp bleek aanzienlijk. Alle planken van de timmerloods waren verdwenen, aldus Bertus Platenkamp. Het zou heel goed kunnen zijn dat de planken zijn gebruikt voor het maken van de bekisting voor de betonfundamenten. Het kan haast niet dat de Duitsers al die planken hebben opgestookt.
De Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting, afdeling Financiën en oorlogsschade, keerde een schadevergoeding uit. De laatste termijn daarvan werd overigens pas in 1956 uitbetaald.
Eén stalen cilinder, afkomstig van de lanceerinstallatie en onderdeel van een compressor, bleef bewaard op het erf van Bets Platenkamp. Jarenlang werd de zware stalen rol daar gebruikt als grondwals. Het agrarisch gebruik is allang gestaakt, maar de onverwoestbare rol ligt er nog steeds. De stalen opbouw van de afvuurstelling werd gedemonteerd en als oud ijzer afgevoerd. Zo getuigen in het bos aan de Bornsestraat alleen nog de betonpoeren van de grimmige vergeldingsacties uit de laatste maanden van de oorlog. Stille getuigen, die de herinnering aan het oorlogsgeweld levend houden.
Bronnen
- In verdrukking, verzet en vrijheid (H. Noordhuis, G.P. ter Braak en M.F.S. Kienhuis)
- In de schaduw van de adelaar (C. Cornelissen, J. Slettenhaar)
- Ambt Delden 1940-1945 (B. Wennekink)
- Van V1 tot ruimtevaart (G.J.I. Kokhuis)
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2008-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)