Boorn & Boerschop 2008-02: De betekenis van de Zusters van Schijndel voor het onderwijs in Borne

Auteur: Henk Hassink

In 1769 stond er in Borne al een school en daar werd lesgegeven op grondslag van de officiële Nederduits Gereformeerde staatsgodsdienst. Aan het eind van de 18e eeuw konden ook katholieken hun geloof, zij het eerst nog beperkt, weer in het openbaar belijden. Er kwam ook landelijke regelgeving. Vooral dankzij de “Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen”, de Wet 1797 en de Onderwijswet 1806 werden landelijk gemengde scholen gesticht voor alle standen en toegankelijk voor alle gezindten van de lagere volksklassen. Naast de leervakken was er ook veel aandacht voor maatschappelijke en christelijke deugden. De rooms-katholieken en de orthodox-protestanten in het land protesteerden, omdat zij vreesden voor verlies van de eigenheid in het onderwijs. Dit leidde tot erkenning van het bestaansrecht van de bijzondere scholen; overigens zonder toekenning van overheidssubsidie (1857).

Twee scholen


Van 1815 tot 1857 werd in Borne lesgegeven door meester Jordens. De school stond tegenover de Oude kerk. Kinderen van alle gezindten gingen er naar toe. Na het overlijden van meester Jordens werd in 1858 een katholieke meester, Egidius Wientjes, aangesteld, wat al spoedig leidde tot het oprichten van een bijzondere school voor niet-katholieke kinderen. Deze school werd financieel ondersteund door vele particulieren en stond onder leiding van meester G. te Veldhuis. Zo bestonden in Borne twee scholen naast elkaar. De bijzondere school groeide nauwelijks in de volgende tientallen jaren en toen meester Te Veldhuis in 1891 stierf dreigde de school te worden opgeheven. Toen dat ook werkelijk gebeurde stuurde de schoolopziener de burgemeester een brandbrief met als slot de volgende tekst: Ik vertrouw dat de raad zal beseffen dat de dorpsschool thans, meer dan vroeger, door kinderen van verschillende gezindten zal bezocht worden en dat het vertrouwen der bevolking op die school zal stijgen, door aldaar niet uitsluitend onderwijzers van één godsdienstige gezindte te benoemen. De raad nam het advies ter harte en zorgde voor uitbreiding van de accommodatie van de dorpsschool, die inmiddels 420 leerlingen telde, door lokalen van de katholieke school te huren en de neutrale school uit te breiden met 4 lokalen.

Afb. 01: De Stationsstraat in de jaren ’30, op de voorgrond het Johannesgesticht

De komst van de zusters

Tijdens de 19e eeuw was op maatschappelijk en godsdienstig gebied zo veel veranderd (de verzuiling) dat de stichting van bijzondere scholen voor protestante en katholieke kinderen niet uit kon blijven. In dorpen en steden kregen pastoors van de verschillende parochies de opdracht zorg te dragen voor het tot stand brengen van voorzieningen voor katholiek onderwijs. In Borne was dat de pastoor J.H. Hendriks van de Stephanuskerk aan de Stationsstraat/hoek Grotestraat, die in 1888 werd gebouwd. Deze pastoor had vernomen van zijn collega in Rijssen dat enkele zusters van de Congregatie uit Schijndel in diens parochie onderwijs gaven aan de meisjes. Na intensief overleg met Schijndel, met de bisschop van Den Bosch en de aartsbisschop van Utrecht, kreeg hij tenslotte in 1894 toestemming om een taal-, bewaar- en handwerkschool op te richten. De bisschop van Den Bosch verleende de Congregatie van de Zusters van Liefde te Schijndel toestemming tot het oprichten van een nieuwe afdeling van het klooster te Borne.
Pastoor Hendriks gaf architect Nicolaas Molenaar, leerling van bouwmeester Cuypers, de opdracht een ontwerp te maken voor een Plan voor ene Bewaar- en Leerschool met Woonhuis en Kapel. Het ontwerp werd goedgekeurd en op 12 juni 1894 werd de vergunning verleend voor de bouw van het “St. Johannesgesticht” in de Stationsstraat naast de pastorie. Met veel moeite kreeg pastoor Hendriks de financiering rond en op 7 en 8 mei 1895 vestigden zich acht zusters in Borne om zich zowel voor het onderwijs als voor andere diensten binnen het klooster in te zetten.

De school startte met 96 leerlingen in vier lokalen: 2 klasselokalen, een lokaal voor bewaarkinderen en een lokaal voor handwerken. De “naaischool” werd bezocht door even veel joodse en protestante als katholieke meisjes. De inrichting van de school was erg schamel, maar op 1 juli was het allernoodzakelijkste in de school aanwezig. In de Akte van Overeenkomst van 1895 was overeengekomen dat het kerkbestuur ook schoolbestuur zou zijn en o.a. dat de zusters les zouden geven aan jongens en meisjes tot zes jaar en daarna alleen aan meisjes. Dit omdat co-educatie na het zesde jaar door de katholieke kerk toen nog werd afgewezen. De oudere jongens gingen soms naar de openbare school of kregen helemaal geen onderwijs, omdat er nog geen leerplicht bestond.

De school groeide flink: in 1918 b.v. telde de school al 248 leerlingen, zodat er regelmatig bijgebouwd moest worden: in 1921 beschikte de school dan ook over elf lokalen. Dat de zusters niet alleen veel invloed hadden op de leerprestaties van de kinderen en hun houding, maar ook op het sociaal gedrag van jongens en mannen blijkt uit het feit dat ze wisten te bereiken dat in korte tijd het wildplassen op de openbare weg in het dorp tot het verleden behoorde! De zusters werden vanaf die tijd dan ook door velen, mannen, vrouwen en kinderen op straat met veel respect begroet.

Ontstaan van de u.l.o. en de st. Jacobusschool

De onderwijswet De Visser van 1920 maakte een eind aan de financiële ongelijkheid tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs en bovendien werden de zgn. kopklassen van het lager onderwijs losgekoppeld, om als “u.l.o.”, (uitgebreid lager onderwijs), verder te gaan. Zo ontstond de R.K. u.l.o.-school voor meisjes “Het St Johannesgesticht” aan de Stationsstraat. Pastoor Elskamp, begon, na de invoering van genoemde wet, met de voorbereiding van een nieuwe school voor katholieke jongens. Het gebouw, ontworpen door architect Elsberg, bevatte tien lokalen, en werd in december 1922 als “St.Jacobusschool” aan de Oude Almeloseweg geopend. In 1921 was er ook al een neutrale jongens-u.l.o. opgericht, maar dat was geen optie voor de katholieke knapen. Daarom werd de eerste u.l.o.-lichting 1921-1922 voor één keer “bij de zusters” toegelaten. Of de zusters dat erg vervelend vonden, vermeldt de geschiedenis niet.

Een nieuwe bewaarschool

De bewaarschool, die intussen ook uit het Johannesgesticht gegroeid was, kreeg, na eerst in het gebouw van de Werkliedenvereniging “St Jozef” gebivakeerd te hebben, een plek in de moestuin van de pastoor. De nieuwe bewaarschool bestond uit vier lokalen en de bouwkosten bedroegen fl. 28.000,–. Eén van de bronnen van die bekostiging was de opbrengst van de “Penningvereniging”. Elk katholiek gezin moest wekelijks een “penning” in dit fonds storten. Deze bijdrage werd steeds geringer, veel grote gezinnen konden het niet opbrengen, en in 1939 hield het fonds op te bestaan.

Uitbreiding van het onderwijs voor meisjes

Na hun twaalfde verjaardag verlieten vooral veel meisjes de school. De leerplicht gold toen nog voor kinderen tot die leeftijd en voor jongens vond men intellectuele ontwikkeling belangrijker. De “Nijverheidswet” van 1921 schiep, ook voor meisjes, de mogelijkheid langer en meer beroepsgericht onderwijs te volgen. De zusters waren hun tijd al vooruit: zij gaven vanaf 1918 al “privaatlessen” in de vakken Frans, Duits, Engels en in handelskennis, machineschrijven en stenografie. Bovendien hadden de zusters in 1920 al eigen plannen om de bloeiende naai- en breischool om te vormen tot een volledige huishoudschool!

Afb. 02: Leerlingen van de ‘fraaihandwerkschool’ met zuster Hubertinia

Het rijk verleende geen subsidie, maar dankzij een gemeentelijke bijdrage kon de school op 1 mei 1921 toch van start gaan. Er werd ook ’s avonds les gegeven van kwart over vier tot kwart over zes en van kwart voor zeven tot kwart voor negen. De zusters maakten lange dagen!

De Industrie- en Huishoudschool “St. Johannesgesticht” groeide en bloeide: in 1925 bedroeg het aantal 251. Van de 64 examenkandidaten slaagden er 61, 2 trokken zich terug en slechts èèn zakte er. Op 1 september 1926 werden de losse cursussen omgezet in een reguliere dag- en avondhuishoudschool, maar er waren ook nog steeds losse cursussen.

Afb. 03: Huishoudschool Sancta Maria aan de Grotestraat

Huishoudschool Sancta Maria

De toeloop van meisjes uit de wijde omgeving werd inmiddels zó groot, dat nieuwbouw plaats moest vinden. En zo werd in 1932 aan de Almeloschestraat, de huidige Grotestraat, de Industrie- en Huishoudschool “Sancta Maria” geopend. Vrouwen van werkloze mannen konden ook op deze school van de zusters terecht voor huishoudlessen! Ze betaalden “10 cents” per les. In 1946 had de school ruim 400 leerlingen, waarvan meer dan de helft uit de omliggende gemeenten.

Na de oorlog hebben diverse uitbreidingen plaatsgevonden. In 1947 startte de opleiding tot assistente in de huishouding; in ’48 begon de “Mater Amabilisschool” en onder de leiding van Zr. Clementina van Helvert kwamen daar nog bij: de opleiding tot kinderverzorgster, de vormingsklas, de I.n.a.s.-opleiding en in 1964 zelfs een opleiding tot huishoudlerares. Deze opleiding trok zelfs “studenten” uit de wijde omtrek, wat nog eens te meer aantoonde hoe belangrijk de rol van de zusters van Schijndel was in het Bornse onderwijs.

Groei van de u.l.o.

Terug naar de (m)u.l.o. in Borne. In 1920 was het u.l.o. losgekoppeld van het lager onderwijs. De u.l.o. telde minstens drie leerjaren en er moest in minstens elf vakken les gegeven worden. Na enig landelijk getwist over onderwijs door religieuzen en gelijke behandeling m.b.t. de salarissen en hun positie in het onderwijs kon, ook in Borne, aan de u.l.o.’s gewerkt worden. Nog tot 1936 was het hoofd van de lagere school van het “St.Johannesgesticht” tevens hoofd der u.l.o.-school. In dat jaar, op 3 februari, werd zr. Gerarda Majella Buskens benoemd tot hoofd van de (m.)u.l.o.. Het aantal leerlingen op de meisjes-u.l.o. was niet erg hoog, omdat veel meisjes na de tweede klas de ulo verlieten om thuis te helpen of buitenshuis te werken. In 1922 waren er 39, in 1937 werd de top bereik met 48; in 1939 waren er 41. Ook landelijk volgde slechts 35% van de meisjes tussen 13 en 15 onderwijs!

Niet-religieuzen voor de klas

Door de gelijke subsidiëring in het onderwijs steeg het aantal leerlingen op de bijzondere scholen na 1920 snel. De “zusters van Schijndel” in Borne kregen dan ook een groot personeelsgebrek, zodat ze lekenleerkrachten moesten aantrekken. Dit leidde tot een conflict met pastoor H. van Harten, die, als hoofd van het schoolbestuur, alleen religieuzen wilde benoemen. Die onenigheid had bijna tot gevolg dat de zusters, met al hun personeel en diensten, Borne zouden verlaten. Dankzij het ingrijpen van de aartsbisschop bleef katholiek Borne dit bespaard. Ook in de ziekenzorg en de zorg voor de Bornse ouden van dagen in “Huize Maria”, gelegen aan de Stationsstraat, speelden de zusters een belangrijke rol.

Onderwijs in de Tweede Wereldoorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden de scholen het niet gemakkelijk, omdat ze namens de bezetter, vooral na 1941 te maken kregen met ontruiming van gebouwen, waardoor ze in noodlocaties hun werk moesten doen. En de zusters werden onder druk gezet door de Duitsers en de N.S.B.-ers, omdat de Nazi’s uit waren op Liquidierung dieser konfessionellen Machtstellung, die jede Wendung zum National Socialismus und zu Deutschland verhindert. In september 1944 werden alle lokalen gevorderd door het Duitse gezag. Op 7 mei 1945, werd herdacht dat de zusters 50 jaar in Borne gevestigd waren; aanleiding voor hen om hun onderwijs-werkzaamheden gesterkt te hervatten. Het aantal u.l.o.-leerlingen op de “St Johannesstichting” was tussen ’39 en ’45 gestegen van 41 naar 86. De u.l.o. werd draaiende gehouden door de zusters Gerarda Majella en Hubertina. Het team werd na 1946 uitgebreid met mevr. M. Schurink in 1946, met mevr. G. Aarninkhof in 1953, in 1956 met zr. Josephine, die al vanaf 1954 les gaf aan de lagere meisjesschool. Van 1958 tot 1978 was zr. Adriana Marie, directeur van de u.l.o.- resp. m.a.v.o.-school.

Stella Maris

Eind jaren 50 werd het duidelijk dat de meisjes-u.l.o. niet langer ondergebracht kon worden in het gebouw aan de Stationsstraat. Aartsbisschop B.J. Alfrink gaf de zusters toestemming een aanvraag in te dienen bij de gemeente. Maar ook het het R.K. kerkbestuur had inmiddels een aanvraag ingediend voor de bouw van een “gemengde” u.l.o. Na veel geharrewar en (on)nodige misverstanden werd op 4 november 1966 de enige nieuwe meisjes-u.l.o. ‘Maris Stella’ aan de Woolderweg 108 in gebruik genomen!

Gemengd onderwijs

Het Tweede Vaticaans Concilie, gehouden tussen ’62 en ’65 leidde tot een andere visie op de opvoeding van jongens en meisjes en op gemengd onderwijs, en al bij het begin van het schooljaar 67/68 werden er jongens tot de eerste klas toegelaten. Met ingang van het schooljaar 70/71 was de school dus volledig gemengd. Toen op 1 sept. 1968 de mavo met brugklas startte, waren er in totaal 248 leerlingen.

Afb. 04: Stella Maris vlak na de opening in 1966

Invloed op het onderwijs

De zusters hadden tot het eind van (m)ulo-periode een grote invloed op het onderwijs: bijna de helft van de leerkrachten was religieus. In 1978 ging directeur zr. Adriana Marie Peters met pensioen. Met het vertrek van zr. Josephine van Amersfoort, als laatste religieuze leerkracht op de mavo in 1989, kwam er een einde aan de verbondenheid van de congregatie van de zusters van Schijndel met het Bornse katholieke onderwijs.

Zusters actief in de samenleving

Ook na hun onderwijsperiode bleven de zusters actief in diverse organisaties, zoals de Zonnebloem, Amnesty International en Vluchtelingenwerk. Ze waren, bleven tot op de huidige dag, ook betrokken bij het wel en wee van de asielzoekers in Azelo en het lot van de daklozen in ons land.

Bronnen

Foto’s uit het gemeente-archief Borne
Zusters over het Voetlicht , Riet Mariën-Oude Groeniger.
Honderd Jaar Stephanus Parochie Borne, Jubileumboek 1888-1988.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2008-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)