Auteur: Jan Deckwitz
In 1873 werd door Stork en Co in Hengelo de honderdste stoommachine afgeleverd. Hieraan werd gerefereerd in de Hengelose Fabrieksbode van 2 september 1893 tijdens het 25 jarig bestaan van het bedrijf. De toespraak die de heer C.T. Stork, directeur-eigenaar van het bedrijf, toen hield werd in het blad afgedrukt. Hieronder is het artikel weergegeven. Het spreekt voor zich.
Het feit van de aflevering der honderdste machine in Hengelo vervaardigd, achtte de firma gewichtig genoeg om feestelijk te worden herdacht. Dit had plaats in het jaar 1873. Weliswaar had de fabriek in de vijf jaren sedert 1868 geen goede zaken gemaakt, maar het was gelukt haar ook buiten Twenthe eenigen naam te doen verkrijgen, ja zelfs werden groote machines voor het buitenland vervaardigd, in het bijzonder groote polderbemalingswerktuigen voor Italië. Er was dus reden tot tevredenheid en hoop voor de toekomst. Bij gelegenheid van de feestviering ter eere van de 100ste machine hield de Heer C.T. STORK een toespraak, die wij thans nog belangrijk genoeg achten om haar hier een plaats te geven. Zij luidde ongeveer als volgt:
Als gij eenige oogenblikken naar mij hooren wilt, zou ik wel eens een woord tot u willen spreken. Ik zie u wel elken dag maar dan hebben wij het te druk om met elkander te praten. Ik zou gaarne eens zeggen hoe ik meen, dat de verhouding tusschen de fabrikanten en hunne arbeiders behoort te zijn. Eerst doe ik u opmerken dat de fabrikanten óók arbeiders zijn; dat schijnt u niet zoo toe, maar het is toch waar; zij arbeiden met de pen en met het hoofd, dat nog moeilijker is dan met de handen en zij hebben dikwijls zorgen die gij niet kent; daarvan zou ik u veel kunnen vertellen maar dat komt nu hier niet te pas. Niemand behoeft zich te schamen dat hij arbeider is. Daar zijn menschen die nooit gewerkt hebben voor anderen, dat zijn veelal rijke en voorname heeren, maar die staan lager op de maatschappelijke ladder, dan de geringste arbeider die vlijtig is, en de dichter zegt met recht:
“Arbeid is des burgers glorie,
Zegen is des arbeids loon,
Roemt des legerhelds victorie,
Roemt den koning op zijn troon,
Arbeid schendt de burgerkroon!”
Nu wil ik u zeggen hoe ik meen dat de verhouding moet zijn tussen fabrikanten en arbeiders. Er zijn er die meenen dat die vijandig tegenover elkander staan, maar die hebben het glad mis; als het is zoo als het behoort te zijn, dan moeten we als goede vrienden met elkander omgaan. De werkman moet vertrouwen dat de fabrikant bij wien hij werkt, het goed met hem meent, dat hij den goeden en oppassenden arbeider acht, als zijn naasten beschouwt, als een mensch door God geschapen en niet als een machine. En den arbeider moet hart hebben voor het werk dat hem wordt toevertrouwd, hij moet er een gewetenszaak van maaken dat werk goed te doen, hij moet de fabriek waar hij werkzaam is, beschouwen alsof die hem mede toebehoort, hij moet helpen ze tot bloei te brengen, omdat hij en zijne kinderen er een eerlijk stuk brood kunnen verdienen en vooruitkoomen, hij moet er naar streven om op te klimmen tot den hoogsten rang. Het spreekwoord zegt: “geen goed soldaat, die geen generaal wil worden”. Begrijpt gij dat jongens! die nog alles kunt worden? Het wil zeggen: past goed op, leert vlijtig in de school en op de fabriek, dan kunt gij het ver brengen in de wereld. Daar zijn rijke en voorname mannen in Engeland, in Duitsland, in Amerika en ook wel in ons land, die arme ouders hadden en als arbeider op de fabriek werkten, maar door oppassen vooruit zijn gekomen en nu zelf eene groote fabriek hebben, nog veel grooter dan de onze, maar die waren spaarzaam ook en gingen niet naar de kroeg, maar veelal als ze uit de fabriek kwamen in de boeken lezen over hun vak. Die daar liefhebberij voor heeft moet maar bij ons komen, die kan van ons ook wel boeken krijgen, waar wat goeds uit te leeren valt. Maar wij behoeven zoover niet te gaan, de directeur van onze fabriek, de Heer PARMENTIER, heeft ook met zijne handen gewerkt even als gij, als bankwerker; dat kunt gij nog wel zien als hij bij u komt om uw werk na te zien of als hij u wijst hoe gij doen moet; eerst was hij bankwerker, toen monteur zooals VISSER en VAN GASTEL, en ROBBERS en GERRIT SCHOLTEN en TEXTOR en al die anderen en nu is hij directeur over 300 man en willen wij hopen dat hij het over 10 jaar over 1000 man zal zijn. Over 10 jaar moeten wij de duizendste machine hebben gemaakt.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2008-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)