Auteur: Berend Jager
Het geloof in wonderen was in de middeleeuwen wijd verbreid. De meeste mensen in die tijd waren analfabeet en ze luisterden gretig naar verhalen waarin engelen, duivels of de meest wonderlijke dieren voorkwamen. Heel veel van deze verhalen hebben de functie van exempelen, geschiedenissen die een stichtelijk voorbeeld geven met betrekking tot een diepzinnige geestelijke wijsheid of de mens vertellen hoe hij leven moet. Ook Maria was in deze verhalen ruimschoots vertegenwoordigd. Het is dan ook niet vreemd dat er talloze boeken bestaan waarin wonderen ter stichting worden verteld. Een van de meest bekende is wel de Dialogus Miraculorum van Caesarius van Heisterbach. In een interessant artikel van G. Groenhuis, getiteld Een vroege vermelding van Borne (1), vertelt de auteur een verhaal van de monnik Caesarius na. Hij gaat vooral in op de figuur van Caesarius en op het feit dat Borne al in het begin van de dertiende eeuw met name wordt genoemd. Over het verhaal van de monnik en de achtergronden van dit verhaal valt echter nog heel wat boeiends te melden.
Caesarius van Heisterbach
Caesarius was een cisterciënzer monnik die leefde van 1180 tot circa 1240. In 1199 trad hij toe tot de orde en gedurende de rest van zijn leven verbleef hij in het klooster te Heisterbach gelegen in het Zevengebergte niet ver van Bonn. Zijn taak was de novicen, jongens die monnik wilden worden, de eerste wijsheden van het monnikendom bij te brengen. Daartoe waren wonderverhalen een probaat middel. Vandaar dat hij alle verhalen die hij hoorde noteerde, ordende en rond 1221 het licht deed zien onder de titel Dialogus Miraculorum. Het boek heeft de vorm van een dialoog tussen een geestelijke en een leergierige novice. De dialoog als didactische vorm is al heel oud; ook Plato bediende zich ervan.
Uit hoofde van zijn functie reisde Caesarius ook veel. In gezelschap van een visiterende abt bezocht hij ook cisterciënzer kloosters in Nederland, bijvoorbeeld het klooster Klaarkamp, gesticht in 1165, en gelegen in de buurt van Dokkum. In die tijd was oostelijk Nederland nog zeer sterk op de Duitse landen georiënteerd. Het is bijvoorbeeld bekend dat uit Nederland afkomstige mannen monnik werden in het klooster in Heisterbach. Dat zal wel de reden zijn dat er in Caesarius’ Dialogus ook een aantal mirakelen voorkomen die in onze streken spelen. Een van deze verhalen is dus gesitueerd in Borne dat met naam en toenaam wordt genoemd.
Begin 13de-eeuw
Het eerste kwart van de dertiende eeuw was in deze streken een roerige tijd. De bisschop van Utrecht zwaaide hier uit naam van de Duitse keizer de scepter. Paus Innocentius III had bedacht dat er na de verovering van Jeruzalem door Saladin en na een mislukte poging de Heilige Stad te heroveren nodig een nieuwe kruistocht moest komen. Ook in deze regio’s waren de predikers ruim vertegenwoordigd. De beroemde Olivier van Keulen, door de paus zelf als kruisprediker gewijd, trok door Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland om in vlammende betogen de mensen op te roepen zich in te zetten voor de goede zaak. In Borne was pastoor Arnold aangesteld van wie bekend is dat hij een leerling was van Olivier van Keulen. Ook weten we dat hij door de paus zelf was gewijd en de opdracht had aanvaard in de Saksische landen de kruistocht te prediken. De oproep tot de kruistocht speelt in het Bornse verhaal een belangrijke rol.
Het is niet waarschijnlijk dat Caesarius zelf in Borne is geweest, zoals de heer Groenhuis betoogt, maar vermoedelijk heeft hij het mirakelverhaal gehoord van een uit deze streken afkomstige broeder Bernardus, medemonnik in het klooster Heisterbach. Dit is althans de mening van Van Moolenbroek (2).
Het verhaal
Ik geef het verhaal hier integraal weer. Het komt voor in Deel 4, kapittel 11, van het bovengenoemde wonderenboek.
Hoe een oude vrouw die met haar dansen de kruisprediking van magister Arnold belemmerde en bespotte, binnen drie dagen stierf.
Arnold was pastoor van Borne, een dorp in Twente. Op de feestdag van de apostelen Petrus en Paulus vierden zijn parochianen weer zoals elk jaar een feest met reidans en instrumentale muziek. Arnold, die toen al gemachtigd was te preken, ging met het kruis op de dansende schare af, en vermaande, verzocht, beval allen het duivelse feest te staken. Ter plekke begon hij zijn preek af te steken. Sommige mensen gehoorzaamden en kwamen naar zijn prediking luisteren. Anderen weken hevig ontstemd terug, en gingen tegenover de dansers staan. Nog weer anderen gingen hardnekkig door, onder wie een dwaze, hoogmoedige oude vrouw. Telkens wanneer ze in de rondedans bij de priester des Heren kwam, keek ze hem recht in het gezicht en stak al zingend de draak met hem. Binnen drie dagen stierf ze onverwacht. De heilige man beweende haar alsof hij haar met zijn eigen handen had gedood.
Botsing van twee culturen
In dit verhaal zien we een botsing tussen twee culturen: de christelijke en de Germaans-heidense. Pastoor Arnold vertegenwoordigt de christelijke cultuur en de oude vrouw de heidense.
Het feest van Petrus en Paulus was op 29 juni. Bij dat feest werd de marteldood van de twee apostelen herdacht. Het feest kreeg een extra dimensie omdat de plaatsvervanger van Petrus de mensen opriep tot een nieuwe kruistocht. Maar omstreeks diezelfde tijd vond er in Borne een totaal ander feest plaats: het midzomerwende-feest.
Vanouds was dat een feest waarbij gezongen en gedanst werd en … veel gedronken. Het feest had een diep religieuze betekenis. Vooral de reidans, die centraal stond bij die happening, had een sacrale functie als middel de goden vriendelijk te stemmen in de hoop op een goede oogst. Het was dus een vruchtbaarheidsfeest. Vaak vonden de dansen plaats bij de heidense begraafplaatsen om ook de geest van de voorouders bij het gebeuren te betrekken en hun ‘voorspraak’ in te roepen. Het spreekt vanzelf dat de reidans door de Kerk als duivelse activiteit werd beschouwd. Er bestaan heel wat bronnen waaruit blijkt dat de Kerk er fel tegen fulmineerde. F. E. Farwerck geeft er in zijn monumentale studie Noordelijke mysteriën en hun sporen tot heden een interessante opsomming van (3), pag. 203 e.v.
Pastoor Arnold was, zoals blijkt uit het verhaal, van deze sacrale betekenis van de reidans op de hoogte, want hij begon in de open lucht met zijn kruisstaf in de hand te preken. Uit het verhaal blijkt ook dat het christendom in die tijd nog niet onverdeeld op ieders steun kon rekenen. Velen keerden zich van hem af en de muziek en dans gingen gewoon door.
De oude vrouw
Bijzonder interessant is de rol van de oude vrouw in dit geheel. De wijze waarop ze zich opstelt, zou kunnen aangeven dat ze iemand was die in de dorpsgemeenschap een belangrijke rol speelde. Het is bekend dat in de heidense gemeenschappen aan de vroedvrouwen vaak magische krachten werden toegedicht. Vroed betekent wijs. Niet alleen hielpen ze bij bevallingen maar ze stonden de mensen ook met raad en daad terzijde en zeiden geïnspireerd te zijn door de hogere machten. Van zulke vrouwen moest de Kerk natuurlijk al helemaal niets hebben. Men verkondigde dat ze rechtstreeks met de duivel in verband stonden en in de loop van de tijd werden ze geïdentificeerd met heksen en met witte wieven, die immers ook verbleven in en bij de oude heidense graven. In ons verhaal wordt verteld dat de oude vrouw de priester recht in het gezicht keek.
Dit is een mededeling van bijzondere betekenis die de gedachte dat we met een vroedvrouw te doen hebben, nog versterkt. De blik van een machtige vrouw die in contact staat met de goden heeft een magische kracht. Het elkaar wederzijds aankijken is hier de ultieme uiting van de botsing van twee culturen. In de ogen van de christelijke kerk was hier sprake van het boze oog, het oog van de duivel, dat een dodelijk effect zou moeten hebben.
In ons verhaal werkt het echter averechts. Niet de priester sterft, maar de oude vrouw. Niemand zal er in die dagen aan getwijfeld hebben dat het God zelf was die als een rechtvaardige rechter diegene strafte die zijn dienaar had beledigd. God laat niet met zich spotten, was de boodschap. Het was een echt godsgericht. En dat in het Borne van 1216!
Geraadpleegde literatuur en noten
G. Groenhuis, Een vroege vermelding van Borne; in: Boorn en Boerschop, maart 1994 (1)
Jaap van Moolenbroek, Mirakels historisch, Hilversum 1999 (2)
F.E. Farwerck, Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden, Deventer 1978 (tweede druk) (3)
Caesarius van Heisterbach, Boek der mirakelen, delen 1 en 2, ingeleid en vertaald door G.J.M. Bartelink, ‘s-Hertogenbosch, 2003
J.G.M. Oude Nijhuis, Wat deu Caesarius van Heisterbach in Oldenzaal? In: Jaarboek Twente 19
Pentekening van Willemien Holterma(4)
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2008-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)