Geschil over een sloot in Borne in de achttiende eeuw
Auteur: Gerard A.B. Nijhuis
In het vorige artikel hebt u over het geschil kunnen lezen dat Herman Helmich, de hofmeier van de Hof Borne, had met Jan Bussemaker bij het erf Stroonboer in Hertme. Het onderstaande proces, over de sloot binnen het dorp, loopt een aantal jaren gelijktijdig met dat over het geschil bij het erf Stroonboer. Nu liggen weer dezelfde personen met elkaar in de clinch, alleen zijn de juridische adviseurs andere personen. Hermen Bos uit Oldenzaal, heeft plaatsgemaakt voor de Bornse rechtsgeleerde G. W. Westerlo(1) en Bussemaker heeft nu F.C.W. Rühlein als pleiter. Dit geschil speelt zich binnen Borne af en wel op een gebiedje gelegen tussen de huidige Ennekerdijk en de Abraham ten Catestraat.
Het geschil
Het geschil begon in juli 1771 en betrof het bezit van een zekere Hof of Gaerden gelegen binnen Borne, t’ eyndens aan (aan het eind van) de gemeene beeke of waterleydinge lopende door Borne en naast den Hof van gedaagde (= Bussemaker), door een sloot afgescheyden. Dese gehele sloot hoort Helmich, want dese scheidde een weg hebbende gelopen langs deze sloot tot aan de gemene beek. Deze weg is nu tot grond van Bussemaker geworden. Met andere woorden (valt nog eens in de stukken te lezen): dat Herman Helmich handhaving in zijn bezit vordert van een sloot, gelegen binnen Borne, tussen het land van hemzelf en van Jan Bussemaeker, in welk bezit hij door de laatste wordt gestoord.
Wat is er nu gebeurd?
In juli 1771 heeft de knecht van Helmich de sloot schoongemaakt en de uitkomende grond naast de sloot gedeponeerd(2). Bussemaker heeft hier niet tegen geprotesteerd. In november daaropvolgend hebben de knechten van Bussemaker, Jan Ossenbrink en Jan Princen, deze grond weer in de sloot teruggegooid. Bussemaker heeft wel van het voorval melding gemaakt, want tussen augustus en november 1771 worden hierover diverse personen ondervraagd: Gerrit ten Kate (79 jaar), Trijntje de weduwe van Jan Steffen ten Kate (70 jaar) welke naast Bussemaker wonen, Steven Princen (67 jaar), Gerrit ten Kate (79 jaar), Roelof Robers (ongeveer 40 jaar) en Cobus Slot (ruim 40 jaar). Hun verklaringen komen erop neer dat Helmich als eigenaar van de sloot wordt genoemd en deze sloot ook altijd heeft schoongehouden. De ouders van Steffen ten Cate hebben tientallen jaren dit stuk grond in huur gehad van Helmich. De partijen zijn het zodanig met elkaar oneens dat het Bornse gerecht geen oplossing kan bieden zodat ten langen leste de hoogste rechter, de drost, wordt ingeschakeld. De schriftelijke verklaringen van alle partijen gaan naar drost Sigismund van Heyden Hompesch in Ootmarsum. F. C. W. Rühlein en G.W. Westerlo hadden ondertussen hun confraters Benjamin Nagel ( in Oldenzaal) en Peter Hubert (in Ootmarsum) om advies gevraagd.
Noot
1 familie van de Bornse rechter A.W. Westerlo.
2 in hoeverre het geschil tussen de beide kemphanen bij het erf Stroonboer meespeelt in dit gedrag is mogelijk wel aanwezig, maar niet na te gaan.
Als in 1776 Herman Helmich overlijdt, neemt zijn schoonzoon G. L. Eenhuis (X Anna Walburgia Helmich) de zaak over(1) voor zijn schoonmoeder, zijn vrouw en zijn twee schoonzusters met name, Geertruid en Helene Margreta. Opnieuw worden, nu in 1777, een groot aantal mensen, over de ligging en het eigendom gehoord: Steven Princen(2), Jan Ossenbrink (47 jaar), Hendrik Hilberink (aan de 40 jaar), Jannes Holskate (60 jaar), zijn zoon Hendrikus (ongeveer 24 jaar), Hendrik Brummers (ruim 54 jaar), Bernardus Helmig (ongeveer 45 jaar), Jan Princen (ruim 30), Petrus Cappenberg (64 jaar) en Hendrikus Hamborg (ongeveer 40 jaar).
Waar de sloot zich bevond, die ongetwijfeld ongeveer haaks op de Bornse Beek moet hebben gelopen, kunnen we op de kadasterkaart niet vinden. Misschien dat de onderstaande tekst uit 1751 meer klaarheid kan verschaffen: terwijl tussen Steffen ten Kate namens het huis dat present (nu) Dietemer ten Cate(3) bewoont ter eener en Adam Bussemaker ter ander sieden, verschil is ontstaan over den grond tussen beyde gemeld haere huisen en ’t regt van ’t glind (het recht om een afscheiding te maken) dat endelinks (gelijklopend met) ten Katen brouwhuis staat als mede een weg van ’t huis van ten Cate tot aan den gemeenen Graven langs Bussemakers hof, so is’t eyndelijk door tussenwerking van vreedlievende mannes dusverre gebragt en in vrede gevonden, namelijk dat den grond tussen de huisen van voornoemde ten Kate en Bussemaker tot een gemeen gebruik om over te gaan of met een wagen te vaaren of hoe eenieder nodig heeft ’t zij met expresse beding dat den een den ander niets in de wege moge hebben oft setten, op dat elk bequamelijk met een wage of karre voor de boveneind van ’t huis kan varen. Het genoemde gemeen gebruyk zij versproken soo lange te continueren tot dat Dietmer ten Kate het huys, hij present bewoond, met de Dood ofte woonplaats koomt te verlaaten. Ten tweeden nae dat ontruymen van (door) Dietemer sal dien grond sijn en blijven gescheyden met vier paalen, drie tussen beyde huysen te weeten op jeder ende een en een in het midden en dan een met een schuyne streek na ten Kates brouwhuys en dan regt op ten Kates glind (afscheiding). En dewijl ten Kate hier eenige grond nodig hadde soo is door Bussemaker toegestaan, gelijk sulks gedaan is, waartegens ten Kate afstand doet van de geseyde weg nae den graven langs Bussemakers hof. Maar ten Kate word toegestaan om het geseyde glind endelijk (op het eind) an’t Brouwhuys staande, door het poortjen en over de grond van Bussemaker te repaseeren (passeren) sonder het minste regt aan die grond te hebben. Ten derde sal die grond aan de gemeene strate afgeglindet worden van ten Kates hookpost (hoekpaal) van het huys regelregt nae Bussemakers huys en dat in het midden twee poorten sullen gemaakt worden waartoe jeder den halfscheid (helft) sal betalen en dan jeder het ziene onderhouden. Ten vierden mag ten Kate geen iemenschoor (bijenstal) of stal op den grond hebben tussen het Brouwhuys en ten Kate sijn huys nae de kant van Bussemakers huys. Ten vijfde de goote in de gemeene straate zal op de scheying gelegt worden en van jeder half betaald en onderhouden worden. Ten sesden mag niemant tussen beyde huysen pooten, timmeren oft eenige verhinderinge toebrengen. W g Jan Pol, Gerrit Hulshoff, Adam Bussemaker en A.W. Westerlo.
Omdat dit stuk bij dit proces wordt aangetroffen is aan te nemen dat dit aanpalende stuk grond na 1751 door de hofmeier is gekocht(4).
Noot
1 toentertijd waren vrouwen niet gerechtigd een zaak te behandelen.
2 dezelfde als hier boven; nu zegt hij 62 jaar te zijn. In die tijd wisten de meeste mensen hun leeftijd niet precies.
3 mijns inziens is dit de huidige Abraham ten Catestraat.
4 HCO Drostenarchief 33 / 486. Een ongeveer 12 cm dik pak.
Het vonnis
Op 12 november 1771 ligt de zaak bij de hoogste rechter, de drost van Twente. G.L. Eenhuis verschijnt, namens zijn schoonmoeder Helmich met hun advocaat G.W.Westerlo. De drost doet op 9 december 1781 uitspraak, n.b. na 10 jaar procederen. De weduwe Helmich blijft eigenaresse van de sloot en mag deze blijven gebruiken. Jan Bussemaker mag niets meer ondernemen met betrekking tot de sloot. De weduwe moet alle kosten van deze procedure betalen, groot Fl. 342, 2, 8 (342 gulden, 2 stuivers, 8 penningen). Ook dus de rekeningen die Ad. Schneidler, procureur en rentmeester van de Drost (tussen november 1776 en 27 juni 1780) , en Westerlo resp. Fl. 124,15, – en Fl. 118, 6, – betalen. Naast dit laatste bedrag moet Helmich nog ongeveer Fl. 490 betalen aan Westerlo. Toch wel een groot bedrag voor die tijd, totaal bijna Fl. 750! Het enige wat de hofmeier heeft gewonnen is hetgeen hij vanaf het begin al beweerde.
Waar lag nu de sloot?
Meest waarschijnlijk is dat de sloot liep van de Bornse Beek naar De Horst (nu A. ten Catestraat, zie stippellijn X…Y) omdat er sprake is van een nabij gelegen brouwhuis.
Minder waarschijnlijk is, dat de sloot liep van de Bornse Beek naar de Ennekerdijk, dus langs het Bussemakerhuis (zie stippellijn). Dit, omdat er in de tekst sprake is van ….. mede een weg van ’t huis van ten Cate tot aan den gemeenen Graven langs Bussemakers hof. De sloot zou ook, meer noordelijk, langs (het kerkhof) de kerk kunnen liggen. Hier had hofmeijer Helmig in 1775 ook een stuk land.
A Bussemakerhuis (van 1655, verbouwd in 1796).
B Joodse school (1843) en C = synagoge (1896) waren er nog niet in de tijd van het proces!
Met cirkel omgeven kavels of huizen zijn van T. Bussemaker.
Met vierkant omgeven kavels of huizen zijn van A. ten Cate.
Gerard A.B. Nijhuis.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2007-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)