Auteur: Jan Stoop
Onder de vele activiteiten die Borne 800 tot een feestelijk jaar maakten, nam ongetwijfeld de schrijfwedstrijd een prominente plaats in. Meer dan dertig Bornenaren en oud-Bornenaren gaven aan de oproep gehoor hier aan mee te doen. Het aantal prozastukken was aanzienlijk groter dan de poëtische ontboezemingen. In de jury zaten burgemeester C. Brekelmans, G. Nijkamp en H. Willems. Opvallend is dat de drie inzendingen die door de jury gehonoreerd werden, prozastukken zijn waarin jeugdherinneringen worden opgehaald. De winnaars waren J. Kwast, J. Nijhof en R. Kloesmeijer. Hun inzendingen zijn inmiddels in de Bornse Courant verschenen op 23 november, 7 december en 4 januari.
Een inzending die niet in de prijzen viel, maar toch de moeite waard is om er kennis van te nemen, was die van Jan Stoop die met zijn lyrische impressie van de sfeer rond de Mariakapel een stukje boeiend Borne tot leven heeft gebracht.
Hieronder zijn ‘kleinood’.
Kleinood geschreven op een kerkhofje
September. Zomaar een doordeweekse avond. De toren van de katholieke kerk slaat zes uur. De Oude Kerk galmt zes keer na.
Er is nog een beetje zomer, nazomer. Afgezwakte bundels zonlicht vallen zwoel door de berken-, de beuken- en de eikenbomen die het kerkhofje bij de Mariakapel in Oud-Borne omringen. Septembergroen is anders dan het groen van de lente. Septembergroen is al klaar, voorjaarsgroen moet nog beginnen.
Maria bewaakt als een poortwachteres drie zerken. Ze staat er met de rug naar toe. Ze weet dat een 150 jaar oude beukenboom het echte werk doet. De negentiende-eeuwse zerken, waaronder een pastoor, een kapelaan en een geneesheer rusten, liggen aan de voet van de kolossale boom, waaraan sommigen geneeskracht toeschrijven. Maria knipoogt. Het zou waar kunnen zijn.
Een ander verhaal is, dat de skeletten onthoofd zijn. Jarenlang zou tenminste één schedel gestaan hebben in een nisje in de Klopjeswoningen. (Ja, ja. Klopjes. ‘Zij die aan de hemel aankloppen’, herinner ik mij uit een boekje.)
Maria staat in een in romaanse stijl opgetrokken kapelletje. Volgend jaar staat ze er al een halve eeuw. Er branden altijd kaarsen. Devoot kijkt ze altijd neer op tientallen bloemen. Onthoofd en onthand werd ze gevonden in een gebombardeerde kerk in het Duitse Vreden. Ze is getekend, gehavend. Zo ontdaan van kleur dat haar littekens opvallend zichtbaar zijn.
Ik zoek haar blikveld. Verbeeld me dat ze ja knikt als ik een tikkeltje zwaarmoedig mijmer over incomplete skeletten en littekens van het leven. Het zou wel eens waar kunnen zijn, lijkt ze te zeggen. Minutenlang, geknield op een bidstoel, kijk ik haar aan. Getekend droomgezicht. Indringend, onweerstaanbaar. Zelden ben ik zo liefdevol bejegend door een beeltenis. Als ik wegloop, begint het te regenen. Het maakt het kerkhofje tot wat een kerkhofje behoort te zijn. Een trieste bedoening. Zum Tode betrübt.
Betrübt? Blijmoedig komt er een deuntje in mij op. Ik fluit. Ave Maria.
Jan Stoop
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2007-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)