Boorn & Boerschop 2005-02: SPANJAARD HAD EEN BEDRIJFSSCHOOL

Auteur: Redactie

Zoals we reeds eerder schreven had de thans verdwenen textielindustrie “De N.V. Stoom­ spinnerijen en weverijen v.h. S.J. Spanjaard” te Borne al kort na Wereldoorlog II een eigen bedrijfsopleiding voor spinners en wevers. In het boekje van de firma met als titel “Samen klein …. Samen groot”, stammende uit de jaren vijftig of kort daarvoor, wordt een en ander uitgebreid beschreven. Wij laten hier de tekst van het hoofdstuk over de bedrijfsschool onverkort volgen:

De bedrijfsschool

Naast de praktijkopleiding is nu de Bedrijfsschool gekomen, waar de jongens gedurende twee jaar ongeveer 18 uur per week les krijgen. Voor de meeste jongens is ’t vaak een straf om weer in de bank te gaan zitten als de deur van de Lagere School net achter hen gesloten is. Daarom wordt nu een andere methode gevolgd De jongens op de Bedrijfsschool werken in kleine groepjes met elkaar en zijn binnen zekere grenzen vrij om zelf te kiezen wat ze doen. Elke week moet een bepaalde taak worden klaargemaakt, maar of ze nu op Maandag rekenen en op Donderdag spinnerijtechniek afwerken, of dat ze ’t precies in omgekeerde volgorde doen, mogen ze zelf bepalen.

Afb. 01: Het Spanjaardcomplex in de jaren vijftig. No. 13 is het nog bestaande deel van het kantoor aan de Stationsstraat. No. 14 was de bedrijfsschool

Doordat de fabriek in het bezit is van een filmprojector, kunnen verschillende onderwerpen op de meest moderne wijze worden toegelicht. Er wordt daar zoveel mogelijk geprobeerd om ze op te voeden tot zelfstandige mensen. Bovendien staan ze elke Woensdagmiddag achter de werkbank te schaven en te zagen. Voor het bedrijf een prachtig middel om na te gaan of een jongen een paar handige vingers heeft en of hij misschien voor ander werk geschikt is, bijvoorbeeld voor onderhoudsmonteur. Voor de jongens zelf een mooie vorm van vrije tijdsbesteding en in zijn later leven, als de strijkplank moet worden gerepareerd of een kippenhok wordt gebouwd, zal hij nog wel eens terugdenken aan de uren, die hij in de timmerwerkplaats heeft doorgebracht.

Daarnaast genieten de leerlingen van de school nog enkele voordelen. Zij gaan n.l. elke week naar het badhuis; de jeugdbibliotheek staat gratis voor hen open en de jongens worden reeds vanaf hun 14de jaar opgenomen in het pensioenfonds. Welke jongens kunnen nu op deze school geplaatst worden? In de eerste plaats gelden hier dezelfde toelatingseisen als voor het Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs (de V.G.L.0.-school) of voor de Ambachtsschool. Deze jongens zijn nog leerplichtig, maar doordat onze school staat onder toezicht van de Inspectie van het Nijverheidsonderwijs, kunnen zij ook hier de laatste jaren van hun leerplicht doorbrengen. Zij mogen niet werken en komen dus niet in de fabriek. Daarom ontvangen zij ook geen loon, maar als vergoeding voor de onkosten, die hun ouders toch hebben, krijgen ze per week een rijksdaalder uitbetaald; bovendien betalen zij geen schoolgeld.

In de tweede plaats staat deze school open voor alle jongens, die hun leerplicht achter de rug hebben. Na enkele weken komen deze jongens ’s morgens in het bedrijf en doen daar normaal hun werk. Zij krijgen dus wel loon, n.l. het basisloon over de volle 48 uur, terwijl ze over de uren, die ze in de fabriek werken, in aanmerking kunnen komen voor een prestatie premie. Zij betalen schoolgeld, n.l. 8 cent per week gedurende het eerste jaar en 15 cent per week over het tweede jaar. Voor deze jongens geldt nog een bijzondere regeling. Zij komen hier met een proeftijd van drie maanden en kunnen dan zelf kiezen ofze op de school blijven of hele dagen de fabriek ingaan. Natuurlijk heeft het bedrijf dezelfde rechten, maar als beide partijen na afloop van de eerste drie maanden accoord gaan, blijven zij gedurende twee jaar op de school.

Afb. 02: Enkele jongens druk doende met het opdoen van praktijkervaring tijdens hun opleiding

U zult misschien vragen: Waarvoor dient dit alles, waarom doet Spanjaard dit en welke vooruitzichten heeft een jongen door deze opleiding? Om dat te verklaren, moeten we even een klein uitstapje maken. Zoals U wel zult weten, moet de Nederlandse Industrie in de eerstkomende jaren een behoorlijk aantal nieuwe arbeidskrachten opnemen. Ook zal zij er rekening mee moeten houden, dat in andere gebieden – speciaal in Azië – nieuwe industrieën worden gevestigd, waardoor de concurrentie dus groter zal worden. Men zou een kwaliteitsproduct moeten maken, waar deze jonge industrieën nog niet aan toe zijn en dat bovendien veel bewerking en dus veel arbeidskracht vraagt.

Aan de ene kant eist dit veel fijnere en ingewikkelder machines, aan de andere kant arbeiders, die deze machines kunnen bedienen en van wie een beter inzicht en een grotere vakkennis wordt gevraagd dan voorheen.

Afb. 03: Ook aan theorie en maatschappij werd veel aandacht besteed tijdens de opleiding

Daarom is het nodig, dat aan de opleiding meer aandacht wordt besteed. Daar komt nog iets bij. Deze nieuwe machines geven ook veel grotere moeilijkheden in het onderhoud en de revisie. Over enkele jaren zullen we in de textielindustrie een nieuw beroep tegenkomen, n.l. dat van onderhoudsmonteur. De onderhoudsmonteur is een man, die de werking van de machine volkomen onder de knie heeft, die dus kan spinnen en weven, maar daarnaast een bankwerkersopleiding heeft gehad. De bedoeling is, dat uit de leerlingen van de school elk jaar een aantal geschikte jongens zal worden gezocht, die hun verdere opleiding in de smederij krijgen.

Ook de aanvulling van het toezichthoudend personeel brengt vaak moeilijkheden met zich mede. De eisen, die aan deze mensen worden gesteld, komen steeds hoger te liggen. Voor een prima arbeider, die misschien voor promotie in aanmerking zou komen, valt ’t niet mee om op latere leeftijd nog eens 5 jaar naar de Textielavondschool te gaan. Spanjaard stelt zich daarom voor om ook deze groep in de toekomst uit de school te halen. Twee jaar Bedrijfsschool plus 5 jaar Avondschool in Enschede is een goede opleiding. Maar ook jongens met een Mulo diploma, die hun boordje voor een overall willen verwisselen en daarbij behoorlijk willen studeren, kunnen zich een goede toekomst veroveren.

In kort bestek heeft U nu gelezen hoe op onze school gewerkt wordt, maar zoals het meestal gaat, een juist inzicht kunt U pas krijgen, als we er eens samen over praten, of nog beter: Komt U eens kijken; U bent op onze school altijd welkom. Dit wat de jongens betreft.

En de meisjes? Als ze de fabriek verlaten om te trouwen, zijn zij dan niet geheel onvoorbereid?
Kennen zij iets van de huishouding? Ja zeker, ook voor meisjes is er gelegenheid zich te bekwamen voor haar toekomst. Wanneer de meisjes niet meer leerplichtig zijn en zij komen dadelijk na de schooltijd werken in de fabriek, dan mogen zij gedurende 2 jaren des Zaterdagsmorgens de Vak- en Huishoudschool bezoeken. Zij krijgen de uren, welke zij op de Huishoudschool doorbrengen, doorbetaald en ontvangen het gemiddelde uurloon. Komen zij niet dadelijk na afloop van de leerplicht in de fabriek werken, dan kunnen zij ook minder van de Huishoudschool profiteren. Want.. Alléén de meisjes in de leeftijd: “tot ten hoogste twee jaren na afloop van de leerplicht” mogen van deze lessen genieten.

Schoolgeld wordt door de fabriek betaald. En wat leren onze me1s1es alzo? Allereerst natuurlijk naaien en verstellen en een voedzame maaltijd koken. Dan vernemen zij iets over kinderverzorging en opvoeding, over handenarbeid, enz. Verder horen zij hoe ze huiselijke feesten kunnen vieren, o.a. Pasen, Kerstmis, Sinterklaas en verjaardagen en hoe de huiselijke sfeer van alle dag te verzorgen. Dan zijn er nog de “praat/essen”! Wat er besproken wordt in die praat/essen? Nu, noem maar op:

Afb. 04: Ook meisjes en vrouwen werden na een gedegen opleiding bij de productie ingezet…

De behandeling van giro- en postwisselbiljetten. – Hoe lezen we de stand van onze elektriciteitsmeter af? Waarvoor moeten we sparen? – Wat wordt beoogd met verzekeringen? – Wat met sociale maatregelen? (b.v. rentezegels plakken), enz., enz. U ziet, alles is er op ingesteld van onze meisjes goed onderlegde jonge huisvrouwen te maken!

Dit wat de huishoudelijke vorming betreft. Maar ….. er is meer! Ook aan de financiële grondslag voor het huwelijk van meisjes wordt gedacht. Daartoe werd een spaarregeling ontworpen. De meisjes sparen zelf/ 1,– per week en als ze de fabriek gaan verlaten om te trouwen, geeft de Directie, na een bepaald aantal dienstjaren, op de spaarsom een aanvulling. Naar gelang van dit aantal dienstjaren kan deze aanvulling variëren van 10% tot 100%.
Een voorbeeld: Een meisje komt in de fabriek werken als ze 14 jaar is. Ze trouwt als ze 24 jaar is, ze heeft dus 10 dienstjaren. Zij krijgt 100% toeslag. In 10 jaren spaarde zij zelf f 520,­-. Zij krijgt er van de Directie f 520,– plus de rente bij. De zorgen die Spanjaard besteedt aan de belangen van de jonge arbeidsters, zijn er op gericht, ook haar verder levensweg gemakkelijker te maken. Komen zij dan eenmaal te staan voor de grote beslissing van het huwelijk, dan wil Spanjaard, dat zij met grote voldoening kunnen terugzien op de tijd dat zij hier werkzaam waren.

Redactie.

Afb. 05:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2005-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)