Boorn & Boerschop 2003-01: DE HOTTINGERKAART VAN BORNE(± 1786)

Auteur: H.J. Versfelt

Ruim tweehonderd jaar geleden hebben militaire ingenieurs de streek rond Borne en andere delen van Oost-Nederland gekarteerd. De door hen vervaardigde kaarten, die lang verborgen hebben gelegen in de voor buitenstaanders niet toegankelijke militaire archieven, zijn in vrijwel alle gevallen de oudste en meest betrouwbare en gedetailleerde kaarten van het gekarteerde gebied. Zij maken deel uit van de Atlas Topographique van het frontier des IJssels, Wedde en Westerwoldingerland. Deze als de Hottinger-atlas bekend staande verzameling van 112 handschriftkaarten van Noord- en Oost-Nederland, vervaardigd tussen 1773 en 1792, berust in het Nationaal Archief te Den Haag. Van deze kaartenserie hebben er 64 geheel of gedeeltelijk betrekking op Overijssel. Een van de kaarten geeft een fraai beeld van Borne en omgeving, omstreeks het jaar 1786. In dit artikel zal het ontstaan van de kaarten van Oost-Nederland worden beschreven. De kaarten uit de Hottinger-atlas zullen in juni 2003 door de Drentse Historische Vereniging als atlas worden uitgegeven (bron 1).

Afb. 01: De omgeving van Borne en Delden, omstreeks 1786. Het landschap werd door de militaire ingenieurs zeer nauwkeurig in kaart gebracht. Op de bij dit artikel opgenomen verkleinde zwart-wit kaart zijn de details niet goed te herkennen. In de atlas, waarin de kaarten op een veel grotere schaal en in kleur zullen worden opgenomen, zal dat wel het geval zijn

Militaire kartografie

Veel van de kaarten die in het verleden van ons land zijn vervaardigd hebben een militaire achtergrond. Voor de legerleiding is door de eeuwen heen een goede kennis van het gebied waarop de strijd zich zou kunnen afspelen van groot belang geweest. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en de tijd daarna waren de krijgshandelingen voornamelijk gericht op het veroveren van vijandelijke en de verdediging van eigen vestingsteden en schansen. Eenmaal in het bezit van dergelijke versterkingen viel het omliggende gebied welhaast automatisch toe aan de bezitter ervan. In die tijd was er dan ook vooral behoefte aan stadsplattegronden en tekeningen van schansen.
In de loop der tijd verschoven de krijgshandelingen echter steeds meer in de richting van een strijd tussen grote legereenheden te velde. Begin negentiende eeuw, ten tijde van de Napoleontische oorlogen, zouden dit soort veldslagen de uitslag van de oorlogvoering zelfs vrijwel geheel gaan bepalen. Door deze veranderingen ontstond er bij de militairen een toenemende behoefte aan gedetailleerde topografische terreinkaarten. In ons land betrof dat vooral kaarten van de gebieden die voor de verdediging van belang waren. Een aanzienlijk deel van het grondgebied van de Republiek werd omsloten door natuurlijke barrières, die voor een vijandelijk leger een flinke belemmering vormden. Van noord naar zuidwest waren dat de moerassen in het oosten van Groningen en Drenthe, langs de zuidgrens van Drenthe en verder door de IJssel, Maas, Rijn en Waal en de Zeeuwse wateren. Een relatief groot deel van de militaire topografische kaarten die in het verleden werden vervaardigd hebben daardoor op die gebieden betrekking. Ook andere grensgebieden, zoals het oosten van Overijssel en Gelderland, waren als mogelijk strijdtoneel van militair belang en werden dus gekarteerd.

De kartering van de rivieren

Zoals hiervoor genoemd, hebben de IJssel en delen van de Rijn en de Waal vroeger een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van ons land tegen aanvallen vanuit het oosten. Betrouwbare kaarten waren voor de legerleiding dan ook van groot belang. In juli 1773 gaf stadhouder Willem V aan luitenant ingenieur Herman van Hooff opdracht om Eene Kaarte te formeeren van het terrein tusschen Nijmegen, de Rivier de Whaal op, en de Rijn af, over Arnhem, langs den IJssel, over Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Campen, tot aan Zwarte-Sluis, met de situatie daar annex, bijzonderlijk de gefortificeerde Steeden en Forten, Rivieren, Watergangen, Dijken en Sluijzen (bron 2).
Van Hooff is ruim vijf jaar met het opmeten en tekenen van de kaarten bezig geweest. Het gebied dat hij karteerde bestond uit de rivieren en een strook land aan weerszijde ervan. De breedte van die strook wisselde, meestal bedroeg hij ongeveer één uur gaans, zo’n vijf kilometer dus. In februari 1779 kon hij het resultaat van zijn arbeid, een kaart met een omvang van maar liefst 630 x 270 centimeter, aan de Raad van State toezenden. Drie jaar later was ook het nette exemplaar van de kaart gereed. Hij tekende dit met hulp van de extraordinaris ingenieurs M.A. Snoeck en J.A. van Kesteren. Op 26 februari 1782 overhandigde hij deze Caart van een gedeelte der Whaalstroom, gedeelte van de rivier den Rhijn en den geheelen IJsselstroom met de situatie daar annex aan de Raad van State. Zowel deze nette kaart als de eerder genoemde brouillonkaart bevinden zich nu in het Nationaal Archief (bron 3).

Afb. 02: Het in Oost-Nederland gekarteerde gebied is op dit kaartje met lichtgrijs aangegeven. De rechte lijnen markeren de uiterste grens van de kaartbladen. De militaire ingenieurs vervaardigden tussen 1773 en 1787 in totaal 90 kaarten, allen op een schaal van honderd roeden op een Rijnlandse duim (1:14.400). De niet gekarteerde stroken langs de Duitse grens werden in 1812 alsnog door Franse militaire ingenieurs in kaart gebracht

Zijn werk moet in de smaak gevallen zijn, want de Raad gaf hem direct na ontvangst van de nette kaart opdracht nog een tweede exemplaar te vervaardigen. Ditmaal moesten de bladen een dusdanig formaat hebben dat zij in een atlas konden worden opgenomen. Zij moesten daar echter ook weer uitgenomen kunnen worden om ze desgewenst aaneen te kunnen voegen. Dit exemplaar was al in oktober 1783 gereed. De bladen van deze tweede nette kaart maken nu deel uit van de Hottinger atlas van de Graafschap Zutphen, Overijssel, Zuidoost Drenthe en Westerwolde, zoals die in de door de Drentse Historische Vereniging uit te geven atlas zullen worden opgenomen (bron 4).

De kartering van Salland en een deel van Twente

Het gebied ten oosten van de IJssel is in de loop der eeuwen herhaaldelijk het toneel van strijd geweest. Veel meer dan het westen van ons land heeft het in het verleden geleden onder invallen van vijandelijke legers, van belegeringen van vestingsteden en van verwoestingen op het platteland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog heeft Holland alleen in de beginperiode te maken gehad met Spaanse invallen. In Oost-Nederland daarentegen, is tijdens deze oorlog tot eind twintiger jaren van de zeventiende eeuw gevochten. Later in die eeuw heeft het gebied ook nog twee Munsterse en een Franse inval te verduren gehad. Voor de verdediging van de Republiek hadden deze delen van Overijssel en Gelderland een grote strategische waarde. Betrouwbare kaarten van het gebied waren voor de legerleiding dan ook van groot belang (bron 5).
De Raad van State gaf daarom in 1785 de ervaren ingenieur J.F. Wollant opdracht het oosten van Overijssel en de Graafschap in kaart te brengen. Hij moest zijn kaarten op de door Van Hooff vervaardigde rivierkaarten laten aansluiten. Na een jaar alleen aan het werk te zijn geweest kreeg hij versterking. In maart 1786 werd extraordinaris ingenieur M.A. Snoeck bij de werkzaamheden ingeschakeld en in het voorjaar 1787 kwam ook extraordinaris ingenieur H.J. van der Wijck de gelederen versterken (bron 6).

Afb. 03: Militaire ingenieurs bezig met een terreinopname. Een van hen kijkt door de vizierlineaal van de meettafel teneinde de ligging van een punt in het landschap te bepalen. Op de grond ligt een meetketting, welke voor het meten van de kortere afstanden werd gebruikt. Uit: Colonel Berthaut: Les ingénieurs géographes militaires (1624-1831)

Zonder problemen verliepen de terreinopnames niet. De ingenieurs werden door de inwoners van de streken waar zij hun werkzaamheden moesten verrichten soms zeer onvriendelijk bejegend. Zo schreef Wollant in september 1786 dat hij: te platten lande door de bewoonders op eene verregaand licentieuse wijse in deselve quartieren gemaltraiteert werd. Ondanks deze moeilijkheden kon Wollant de gereedgekomen kaarten in oktober 1787 bij de Raad inleveren. Tezamen bestreken zij de provincie Overijssel (met uitzondering van Noordwest-Overijssel en het oostelijke deel van Twente) en, op enkele stroken langs de Duitse grens na, de gehele Graafschap Zutphen. Ook de door Van Hooff c.s. vervaardigde rivierkaarten maakten er deel van uit. Deze waren, zoals in een voorgaand hoofdstuk beschreven, tijdens de kartering van de rivieren tussen 1773 en 1783 niet vol getekend. In de volgende karteringsfase werden de wit gebleven delen van de kaarten alsnog ingevuld. De door het drietal vervaardigde kaarten maken nu deel uit van de Hottinger atlas in het Nationaal Archief te Den Haag. Wel werden de 25 kaarten wegens het onhandig grote formaat – een van de kaarten had bijvoorbeeld een afmeting van 90 bij 180 cm – in een later stadium in 74 kleinere opgedeeld (bron 7). De niet gekarteerde stroken langs de Duitse grens in het oosten en zuiden van de Graafschap werden in 1812 alsnog door Franse en Nederlandse militaire ingenieurs onder leiding van chef d’escadron d’Epailly in kaart gebracht. De acht door hen op een schaal van 1:20.000 vervaardigde kaarten berusten in het militaire archief te Vincennes. In het Rijksarchief in Gelderland zijn foto’s van deze kaarten aanwezig (bron 8). In een volgende karteringsfase werden ook van het oostelijke deel van Twente, Zuidoost-Drenthe en Westerwolde kaarten vervaardigd. Dat gebeurde onder leiding van de van oorsprong Zwitserse kapitein ingenieur J.H. Hottinger, aan wie de kaartenverzameling zijn naam ontleent.

De atlas

In de door de Drentse Historische Vereniging uit te geven atlas zullen alle kaarten van de Hottinger-atlas van Noord en Oost-Nederland worden opgenomen. In totaal bestrijken deze kaarten Salland, Twente, de Graafschap, de streek rond Arnhem en Nijmegen, Zuidoost­ Drenthe en Westerwolde. Ook de zes tussen 1792 en 1794 door Hottinger c.s. vervaardigde kaarten van de omgeving van de stad Groningen zullen worden opgenomen.
De oorspronkelijke kaarten zijn allen op een schaal van honderd roeden op een Rijnlandse duim (1:14.400) getekend. In de door de Drentse Historische Vereniging uit te geven atlas zullen zij op een kleinere schaal worden afgebeeld. De details zullen echter goed herkenbaar blijven. De atlas, die een formaat krijgt van 33,5 x 24 cm, zal in kleurendruk worden uitgevoerd. Juist het kleurgebruik op de kaarten maakt details, zoals bijvoorbeeld de bebouwing, goed zichtbaar. Het kaartgedeelte zal worden voorafgegaan door een uitgebreide historische inleiding, waarin van elk van de gekarteerde gebieden een beschrijving zal worden gegeven van het militaire belang ervan en van de wijze waarop de kaarten tot stand kwamen.

De atlas kan besteld worden bij de Drentse Historische Vereniging, postbus 243, 9400 AE Assen. Tot juni 2003 bedraagt de voorintekeningsprijs € 40 (excl. verzendkosten). Een briefje of een e-mail naar dhv@dhv-drenthe.info met vermelding van Bestelling Hottinger-atlas en uw naam en adres is voldoende. U krijgt de atlas dan eind juni, begin juli met een acceptgiro voor de betaling toegezonden.

H.J. Versfelt.

Bronnen

  1. Nationaal Archief (NA), Geniearchief, OSK IJ 11 (en l la), W 17, OSPV G 41.
  2. F.W.J. Scholten, Militair topografische kaarten en stadsplattegronden van Nederland 1579-1795, Alphen aan de Rijn 1989, 115; NA, Geniearchief, Memoriën 4.OMM, inv. nr. 202, IJ 41, bijlage; NA, R.vSt., inv.nr. 329, resolutie 31.8.1773.
  3. Scholten, 115,116; NA, RvSt, inv.nr. 341, resolutie 3.9.1779; inv.nr.345 resolutie 29.11.1781; inv.nr. 346, resoluties 6.2.1782, 26.2.1782; Geniearchief, Memoriën 4. OMM, inv.nr. 202, IJ 41. De brouillon en de nette kaart worden onder nummer 4 OSK IJ 10 c en 4 OSK 10 in het NA bewaard.
  4. NA, RvSt, inv.nr. 346, resolutie 7.3.1782; inv.nr. 349, resoluties 3.10.1783,21.10.1783; Scholten 122.
  5. P.J. Meij e.a., Geschiedenis van Gelderland 1492-1795, Boek II, Zutphen 1975, l,09,131.
  6. NA, RvSt, inv.nr. 358, resoluties 28.3.1786; Scholten 118, 119.
  7. NA, RvSt, inv.n.r 1146, ingekomen stukken, 31.10.1786; Scholten 119.
  8. H.J. Versfelt, De Franse kaarten van Drenthe en de noordelijke kust, Groningen 2001, 36.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2003-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)