Boorn & Boerschop 2001-02: ONZE OUDE STEPHANUSKERK NADER BEKEKEN 11 en MIEN OALDERS HOES

Auteur: A.A. ten Kate

De Torenhaan

Deze keer blijven we nog even buiten de kerk staan en wel op enige afstand. De afsluiting van de torenspits wordt gevormd door een sierlijke, vergulde haan. Samen met de, ook al vergulde, bol vormt hij een fraai sluitstuk van de spits. Wat was/is de functie van deze haan, behalve dan te pronken daar boven in de lucht? Wel, zoals wij onze tijd belangstelling hebben voor het weerpraatje of het weerbericht, zo hadden boer en burger vroeger belangstelling voor de torenhaan: als windwijzer. De beweegbare constructie maakt de haan geschikt om de richting van de wind aan te geven. Het gebruik van de torenhaan stamt al uit de vroege middeleeuwen en kwam overal in Europe voor. Het is beslist geen protestante vinding.

Dat voor de windwijzer veelal de vorm van een haan werd gekozen, berust minder op de aan de haan in het volksgeloof toegeschreven kracht om met zijn gekraai boze geesten te verjagen of op zijn associatie met de verloochening door de apostel Petrus. De werkelijke reden is dat de haan, zich steeds tegen de wind in kerend, de nooit aflatende prediking tegen de weerspanningen en vijanden van het geloof symboliseert. De torenhaan als symbool van waakzaamheid, maar ook van boete.

Dat behalve de boeren, ook de burgers vroeger dagelijks met aandacht de stand van de weerhaan volgden, komt goed tot uitdrukking in het vroeger algemeen bekende gedicht van de Genestet: “Het haantje van de toren”(dec. 1857).Het is een lang gedicht: liefst 44 verzen van elk vier volzinnen. Het behandelt het verloop van een ziekte (t.b.?) die een jonge vrouw treft. Vanuit haar ziekbed keek zij uit op het kerkplein en hield zij steeds het haantje op de kerktoren in het oog om te zien of de lang verwachte lente al in aantocht was; d.w.z. dat de wind zou zijn gedraaid van Noord naar Zuid.

Want op haar hunk’ren naar de lucht
was ‘t antwoord keer op keer:
“De wind is Noord, de wind blijft Noord,
‘t is guur, ‘t is nog geen weer”.

Uiteindelijk legt de jonge vrouw zich er bij neer, dat ze niet meer beter zal worden. Ze overpeinst:
“De dagen gaan voorbij en lijken op elkaar,
het wordt geen zomer meer voor mij”.

In de maand juni komt ze te overlijden. En als zij op een dag “vol zomerglans en geur” wordt begraven door een kleine groep familie en vrienden, lezen we de aandoenlijke tekst:

Naar ‘t haantje van den toren keek
met droeve glimlach, één:
‘t blonk in de blauwe lucht en ‘t wees
naar ‘t zoele Zuiden heen.

Afb. 01:

Technische details

De torenhaan is boven op het torenkruis geplaatst. De uit twee helften bestaande bol is onder aan het kruis rondom de verticale kruisbalk geklemd. Het geheel is opgemeten bij de laatste grote restauratie in 1989. De afmeting van de haan is 68 cm hoog bij een breedte van 75 cm. Hij draait op een glazen knikker en geeft daardoor, zoals een torenhaan betaamt, bij voldoende wind de windrichting aan. Het kruis meet 275 cm bij een breedte van 200 cm. De verticale kruisbalk loopt nog 140 cm door in de torenspits. De “bol” is eigenlijk geen bol maar heeft een eivorm. Hij is n.l. 68 cm hoog en heeft een midden doorsnede van 54,5 cm. Zowel de haan als de bol zijn gemaakt van gedreven koper en beiden verguld met 14 karaats goud. De bol is in 1936, 1949 en 1989 voor reparatie en onderhoud beneden geweest. Bij de laatste restauratie is het takelwerk verzorgd door de firma Nijhuis uit Zenderen die met een grote kraan de versiering van de torensprits er af haalde en er later weer op terugplaatste.

Afb. 02: Het kruis met de bol waarop de haan is geplaatst

A.A. ten Kate.

MIEN OALDERS HOES

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2001-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)