Auteur: G.A.B. Nijhuis
Inleiding
In het Oldenzaalse stadsarchief bevindt zich het “Manuaal van Th. B. Koek van zijn particuliere administratie” (Lit. 1). De familie Th. B. Koek gebruikte dit als aantekenboek voor hun handel in huiden en leer (vanaf 1760) en na 1785 ook voor de handel in bakstenen en pannen. Tevens staat hierin hun bezit aan erven, landerijen en het uitstaande geld genoteerd. Het is een drie centimeter dik boek in folio-formaat, dat halverwege omgekeerd moet worden om de daar op de achterzijde van de pagina’s geschreven tekst te kunnen lezen. Het boek zo hanterend, leest men dan op de eerste pagina “Boeck van de compagnie van den heer Van den Clooster” (Lit. 2). Omdat papier en daarmee naast gedrukte boeken ook blanco registers, die vooraf of naderhand werden gebonden tot een boek, erg duur en dus kostbaar waren, werden (gedeeltelijk) gebruikte exemplaren voor andere doelen gebruikt. Zo zal het ook zijn gegaan met dit exemplaar. De familie Koek, al eeuwen handelaren in Oldenzaal, had dit boek verworven. De familie Van den Clooster heeft van 1660 tot 1762 op het Everlo in Volthe gewoond (Lit. 3).
Voor de geschiedenis van Oldenzaal is het ene deel te gebruiken. Het andere deel bevat voor de geschiedenis van Borne bruikbare gegevens en dan met name over Lambert Joost van Hambroick jr. Hij diende een periode als vaandrig en later als luitenant voor de Republiek der Nederlanden. De “Rolle” uit Lit.2 (= register van manschappen) van de Compagnie van de kapitein Jan Hendrik van den Clooster” (◊ 1688) bestrijkt o.m. de jaren 1727- 1747 en geeft ons enig zicht op het toenmalige krijgswezen. Het bevat een naamlijst van 230 soldaten, uitbetalingen aan luitenants en
rekeningen van uitrusting van kleding aan vaandrigs en luitenants.
Het boek begint met de inschrijvingen van de 230 soldaten rond 1740. Het zijn voornamelijk tieners en twintigers en enkele personen tot 40 jaar die ingeschreven staan. Naast hun naam wordt de geboorteplaats vermeld (afkomstig uit het gehele land) het geboortejaar, de religie, het ambacht, het tractement, de tijd van dienst (meestal 6-12 jaar), de burgerlijke staat (99% is ongehuwd) en of ze al eerder gediend hebben. Ook werd aangetekend wanneer ze ontslagen, gedeserteerd, weggejaagd of overleden zijn. De soldaten ontvingen een soldij van fl. 1,8,- per periode die 42 dagen (6 volledige weken) telde. Het jaarsalaris bestond dus uit 53:6= circa 9 periodes à fl. 1,8,- = fl. 12,60 per jaar. Verder kregen ze kleding, voedsel, drank en onderdak. Dit was een redelijk bestaan. Ze hadden onderdak en eten en liepen in die jaren weinig risico in oorlogshandelingen te sneuvelen.
Lambert Joost van Hambroick jr.
Vermeld staat, dat hij geboortig is van het Huis te Bulick (in Duitsland gelegen ter hoogte van Venlo) en dat hij 22 jaar oud is als hij tot luitenant wordt benoemd (voordien was hij vaandrig). Aan het bestaan van deze Lambert Joost werd getwijfeld, omdat hij niet in het Adelsboek vermeld staat. (N.B. Het Adelsboek geeft tot het jaar 1815 slechts de stamlijn per geslacht zodat de overige kinderen ontbreken. Pas na dat jaar wordt in deze boekenserie meestal het gehele gezin beschreven; Redactie). “Het Nederlands Adelsboek 1994” geeft van de Van Hambroicks de volgende gegevens: Lambert Joost van Hambroick Sr. (◊ 25.4.1670 op het huis Bulick) zoon van Herman Goosen van Hambroick en Maria Judith van Welvelde (◊ 1642, * 1714), vanaf 1692 als officier in dienst van de cavallerie bij de Staten, als generaal overleden op 13.2 1748 in Aalten. Hij was in 1703 gehuwd met Mechteld Anna Bentink. Het boek vermeldt (dus) maar één zoon nl Robbert Hendrik van Hambroick geboren te Bulick in 1708, gereformeerd gedoopt te Aalten, edelman (page?) van prins Willem IV en vanaf 1726 kapitein van de infanterie in statendienst vanaf 1729, in 1739 gehuwd. Vanaf datzelfde jaar majoor, lid van de raad der Admiraliteit in Friesland en Amsterdam, gedeputeerde der Staten Generaal, rentmeester van het Kapittel en Klooster te Oldenzaal, hoogschout van Hasselt. Overleden op het huis Weleveld in 1789. G.J. ter Kuile (Lit. 5, p. 281) noemt meer kinderen van Lambert Joost en Mechteld Anna Bentinck. Naast Robbert Hendrik ook de beide jongste zoons, met name Lamb.m Joost en Zeger Eusebius, welke laatste twee in 1748 de havezate van hun overleden vader Lambert Joost, toebedeeld krijgen (In 1748 woonde Maria Jacoba Chalus op Weleveld). In 1755 hebben zij de havezate, inclusief een aantal erven, voor fl. 25.000 aan hun oudste broer Robbert Hendrik, overgedaan.
Dat Lambert Joost jr. in militaire dienst gaat is niet zo vreemd, hij heeft het voorbeeld van zijn vader en broer. Tevens brengt het naast aanzien ook nog eens behoorlijk wat aan geld op. Als knaap van 22 jaar verdient hij toch maar het voor die tijd forse bedrag van ongeveer fl. 250 per jaar. De bovenstaande Lambert Joost is dus de aanvankelijke vaandrig (1739) en wordt op 29.9.1740 tot luitenant gepromoveerd. Hij dient, in Republikeinse dienst, onder Kapitein Van den Clooster. Als adellijk persoon heeft hij niet als gewoon soldaat hoeven te starten. Als hij tot luitenant wordt benoemd, zo staat vermeld, is hij 22 jaar. Hij moet dus in 1718 zijn geboren.
Lambert Joost jr. als vaandrig en luitenant
Naast soldaten had de kapitein ondergeschikten in de persoon van vaandrigs en luitenants die de soldaten de knepen van het soldatenvak dienden te leren. Zo staan de namen en de daarbij behorende gegevens over gage en uitmonstering van W. van Dompselaar, J.E. van Glaserup (luitenant), J.W. van Ammerick (luitenant) en Van Hambroick genoteerd. Voor dit artikel worden alleen de notities over Van Hambroick besproken. In het boek staat over Lambert Joost, dat hij voor het eerst op 7.5.1740 zijn maandgagie (gage) als vaandrig, ingaande 6 mei en vervallen 17 juni en groot fl. 48, te Bourtange ontvangt. Omdat we in het boek, lopende vanaf 1727, zijn naam niet eerder tegenkomen, is aan te nemen dat hij in 1739, als 15/16 jarige als vaandrig in dienst treedt. Hij dient wel zijn eigen montering (kleren, laarzen en geweer) te bekostigen. Zijn gage is op dat moment fl. 42 per periode.
De letterlijke tekst van de rekening van de stoffen nodig voor zijn kleding: De Hr Vaendrig van Hambrock ontfange deeze onderstaande montering in ‘t jaar 1739.
8 elle fijn blaauw Zake à 5 gl 40, -, –
anderhalf vierende rood Zake à 7 ½ gl 2,16, 4
9 elle rood sipersaay à 26 stuivers 11,14, –
2 ½ ons silverdraat à 3 ½ gl 8,15, –
1 lood naayzijde à 9 stuivers – , 9, 3
lood gaarn à 12 penningen – , 2, 4
2 elle si/ver galon tot hoedenboord
wegen 1 ons 6 (?) à 3 ½ gl 4,16, 4
68,12,12 (onjuist, moet zijn 68.12.15)
1739 den 7 mey op ‘t bovenstaande laten staan de somma van jl. 6, den 17 juni bet.jl. 6. Den 1 april 1740 met de Hr Hambrock afgerekend waarmede de ses lange maanden gagie als vaendrig en een Corte maendt bedraagende de somma van jl. 321, 3, -, waarvan afgetrokken sijn de verschote penningen en het restant van de monteringe, resteerende de Somma van jl. 165,3, – waaronder begrepen is de maand ingaande den 26 meert en vervallen den 7 mei 1740. Lambert Joost betaalde zijn schuld dus af met een maandelijkse korting op zijn soldij. Mogelijk dat zijn militaire uitrusting als geweer en laarzen hierin niet verrekend zijn. Vanaf mei 1741 ontvangt hij de gage van luitenant, groot tl 53 per periode. Per 10 september 1741 wordt hij overgeplaatst naar Coevorden. Op de eerste betaling te Coevorden staat opgetekend dat hij laetende voor een paay (betaling) van de montering staen de somma van jl. 6,-,-, in welke plaats hij in elk geval op 30 juli 1744 zijn soldij nog ontvangt. Op 29.9.1746 heeft hij, volgens een notitie, nog zijn acte als luitenant getekend.
Lambert Joost woonde na zijn diensttijd op Weleveld. Wanneer hij uit dienst is getreden is niet vermeld en vooralsnog onbekend. Hoe hij verder aan de kost kwam weten we uit archiefstukken. In 1754 sloot hij een contract met Hendrik Jan Bos (richter en ontvanger van het gericht Oldenzaal) en Joh. Palthe over de ontvangst van de reeële en personeele middelen (= belastingen). Hij woonde toen waarschijnlijk al op Weleveld. Zijn vader overleed in 1748. Zeger Eusebius verkreeg toen samen met Lambert Joost de havezate in bezit. Zij droegen in 1755 Weleveld over aan hun oudere broer Robbert Hendrik, welke overdracht pas in 1765 werd geëffectueerd (Lit. 5). Beiden bleven toen als vrijgezellen(?) op Weleveld wonen, samen met het gezin van hun broer Robbert Hendrik (tot Robbert er in 1789 overleed) met diens twee kinderen: Maria Louisa en Willem Hendrik (Lit. 6). Willem Hendrik werd in 1814 in de ridderschap van Overijssel benoemd en overleed in 1822 in Den Haag.
Lambert Joost treedt in 1770 op als richter van het Landgericht Oldenzaal bij het optekenen van een volmacht (Lit. 7). In 1783 woont hij op Weleveld en in 1791 staat zijn handtekening nog onder een afrekening waaruit blijkt dat hij voor Bos in het Gericht Borne belastingen inde (Lit. 8). De geschiedenis m.b.t. Zeger en Maria Louise is vooralsnog onduidelijk. Wanneer de familie Van Hambroick nu precies van het Weleveld is vertrokken, heb ik nog niet kunnen achterhalen. Mogelijk dat Lambert Joost met zijn broer en oomzeggers voor april 1792 zijn vertrokken of dat er enige reeds waren overleden.
Op 13 april 1792 richtte de Graaf Anne W.C. van Heiden Hompesch tot Ootmarsum zich tot Ridderschap en Steden “houdende verzoek hem in consumtie op de Huize Weleveld in Twente geliefde te continueren” (Lit. 9). Anne, aanvankelijk wonend in Wijhe, kwam na de dood van zijn vader, de drost van Twente en overleden in 1790, niet op het Huis Ootmarsum wonen, omdat bij niet met zijn moeder overweg kon (Anne was door haar onterfd), maar hij kwam op Weleveld. Toen de Fransen ons land in 1795 binnen vielen, trok Anne naar Bentheim. Weleveld kwam leeg te staan en werd verkocht en later afgebroken.
G.A.B. Nijhuis.
Literatuur
l. Manuaal van Th. B. Koek van zijn particuliere administratie (vanaf 1.1.1760).
Stadsarchief Oldenzaal OK 442.
- Boeck van de compagnie van den heer Van den Clooster. Onderdeel van literatuur 1.
- RAO 375 / 295.
- G.J. terKuile.
Geschiedkundige Aanteekeningen op de Havezathen van Twenthe.
Almelo 1911, herdrnk 1974. - RAO Rechterlijk archief Borne l dd 4.12.17657.
- RAO 3.l / 2695.
- RAO 586 / 3c.
- G.A.B. Nijhuis: artikel is in voorbereiding.
- RAO 3.l / 253).
Auteur: Redactie
Opnieuw verscheen in de serie Verhalen uit vorige eeuwen rond de gemeente Borne een boekje van de hand van Mw. M.G.E. van Harten-Fransen. Het heeft als ondertitel Deel 3, Elhorsterhoek. De inhoud van het 40 pagina’s tellende boekje bevat, zoals we van deze auteur gewend zijn, weer een lawine aan gegevens. De gegevens hebben deze keer betrekking op de opstallen en de daarmee verbonden bewoners van Elhorsterhoek. Gelnkkig bevat het boekje een kaart met de namen der besproken opstallen in het betrokken gebied, zodat de oriëntatie aanzienlijk beter is dan die in de vorige boekjes in deze serie. Helaas ligt veel van het besproken gebied in de zone die, i.v.m. de herindeling per 1 januari 2001, moest worden afgestaan aan de gemeente Almelo. Mede daarom is het belangrijk dat de geschiedenis ervan op de valreep nog is vastgelegd.
Het boekje is verkrijgbaar in de Bornse boekhandel en bij de auteur voor de bescheiden prijs van tl 7,00.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2001-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)