Boorn & Boerschop 2000-02: TWENTISMEN

Op 4 november I 999 hield de Heer AL. Hottenhuis een prachtige voordracht voor onze vereniging en liet ons daarin een fraai voorbeeld horen van een brief met Twentismen. Op veler verzoek drukken wij deze brief, voorafgegaan door een korte inleiding van de spreker, integraal af. Het is echt een stukje om van te genieten…

Auteur: André Hottenhuis

Inleiding

As ie met oew proaten tusken Twents en Hollaands in blieft zitten, heb ie kaans dat nich alns deur ’n aander begreppen wördt!

Een Twentisme is een stukje Twents dat we zonder er bij na te denken of zonder besef gebruiken, terwijl we menen de standaardtaal te spreken.

Deze ‘eigen’aardigheden kunnen liggen op gebied van klank, woord, zinswending en vaste uitdrukkingen.

Klank: Daar kruipt een ruip (rups). Doe toch niet zo daar (door, gek).

Woord: Blijf nog een zetje. Waar is de sleef. Ik koop een nieuw kleed. Dat is nog oude kunnigheid van Marie. Dat zit wel naar slok. Mag het raam los.

Zin: Hij heeft de vrouw ziek. Hij doet het extra. Ik was slim te pas. Zet die bloemen maar op de vaas. Dat kult je nog, je smijt het zo daal.

Uitdrukkingen: Dat vriest hem nog op de emmer. Je zit geen boer in het venster. Lidy kreeg de les helderop te horen.

Wie oor heeft voor die Twentismen kan dagelijks oogsten! In de loop der jaren heb ik er vele honderden verzameld. In de volgende brief, gericht aan de burgervader van de nabuurstad ‘stikt’ het van Twentismen. Één persoon zal deze fouten nooit in één brief schrijven maar… veel personen znllen dat samen wel klaarspelen. Het is de moeite waard om de tekst eens op de Twentismen na te lezen en er misschien nog iets uit te leren.

André Hottenhuis.

Zeer Eerwaarde Heer Burgemeester,

Hiermee wil ik wat vertellen, waar ik anders geheels geen kans voor krijg. Om het toch maar meteen vlak voor de kop te zeggen: Wij, dat betekent mijn vrouw Dinie, onze kinderen en ik, zegt ’n gek, zijn het kats niet eens met u. Want wat wilt u? –
U wilt huizen zetten in de Hasseler stet, nét waar wij nou wonen. Dat lijkt toch nergens naar!

Afb. 01: Stadhuis Hengelo

Het vorig jaar was het nog de bedoeling richting Beckum te bouwen en nou smijt U het stuur om en hebt het verzien op de Hasseler stet, zo richting Borne. Ik ben al mangs op uw gemeentehuis geweest voor meer haar van de hond Van de ambtenaren daar wordt ik niet wijzer; zijn ze wel goed wijs?
Pepieren om te protesteren waren er niet, zeiden ze. En U, burgemeester, was niet in huis. Ik ben ook wel eens niet in huis maar dan weten ze me wel te vinden. Dat was met u niet het geval. Ze hebben mij er aardig bij gedaan, geloof ik Maar daar hebben ze mij niets mee, want ik heb wel zwil op de huid
De vorige week liepen der inees van die landmeetkerels met van die rode stokken. Ze waren van uw dienst en masten het land vast teken, was hun bescheid Wij waren kant op het rabat en mijn vrouw was nog dagen op de biester.
Wat zijn dat toch voor een pestigheden: zo maar je land ajineten en we hebben er helemaal geen bod van gehad Het lijkt ja nergens op. Gaat dat altijd zo in uw gemeente, nou dan kunnen we de wil temee wel op. Die landmeters op zich zelf was wel net volk, niks te na.
Wij hebben ze nog een smodde koffie aangereikt. Ze moesten nog een helen pleer grond meer meten, allemaal voor Hengelo. U lijkt Willem de Veroveraar wel. Is het vaaks de bedoeling dat er ook nog getimmerd gaat worden in die kleikoe/en? Dan lijkt me dat u der nog wel eerst ’n paar voer grond heen mag brengen.
Die landmeters konden ons wijders niet veel vertellen.

Afb. 02:

We hebben hier en daar wat bouwsels staan en weten niet wat er mee gebeurt. Een kalverloodsje staat aan de andere kant van de weg, twee meter uit de barm en ons oude bakhui ligt acht r tegen de garen. Wijders staat er een wagenschop naast het huis en schuin der op nog een kapberg.
Mijn schoonmoe, Janna van Leerkot, hebben we ook nog in huis. U begrijpt dat wij er gek mee zijn, met ons stiertje waar grootva ook al op geëzeld heeft!
Mijn broer Herman, die in Hengelo woont en dus een onderdaan van u – maar u zult hem wel niet kennen – zei verleden week nog dat wij het beste ons eind vast konden houden. Wij willen dit ook vast houden en dat doen wij ook

Nu is het hier allemaal nog als in Eden: vogels waar je maar kijkt en overal zie je hazens en konijnen. Het gaat mij wel door de harde bot dan te denken dat hier overal getimmerd worden moet. In Amerika zetten ze in de stad de huizen gewoon op mekaar, huis op huis tot een hoge stapel, wolkenkrabbers noemen ze die. Kan dat in Hengelo niet? Dan hoeft u hier niet naar toe. En de mensen kunnen directs uit die hoge huizen zien dat het hier mooi is.

Het is toch helemaal krang om, als je al die stadshuizen op de boer zet: er blijft geen natuur over. Temee zie je nergens nog een fatsoenlijke boer of keuter, dan zijn wij uitgeroeid Als er dan oorlog uitbreekt wil ik jullie in de stad nog wel zien kijken: dan kun je de wil mooi op en zitten jullie met de lege ruif. Melk, eier, spek en brood kunnen jullie dan allemaal wel door de buik steken.
Burgemeester, u begrijpt nou wel wat ik wil zeggen: Blijf met de handen van onzen Hasseler stet af laat ons hier hendig geworden, zoals we dat altijd konden.
Ik wil elke dag wel op het gemeentehuis komen om u nog meer te vertellen als u tenminste niet voor elke pisboskop al weer weg bent, want dan kam ik u geheelsniet aan de huid

Laat het u goed gaan en de Hasseler stet nog beter,
Jan van de Loobek en het gezin

Afb. 03:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2000-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)