Boorn & Boerschop 2000-02: DE KALENDER EN HISTORISCH ONDERZOEK

Auteur: P.J. van Capelleveen

Inleiding

De tijdrekening middels onze kalender is minder eenduidig dan men op het eerste gezicht zou verwachten. Bij historisch onderzoek kunnen daardoor aanzienlijke fouten ontstaan. Vooral in de middeleeuwen was meer dan één kalendersysteem gelijktijdig in gebruik. Daardoor blijkt vaak herberekening van jaartallen en data noodzakelijk.

Verschillen in de toegepaste kalenders zijn aanwijsbaar tussen de stedelijke administraties en b.v. de pauselijke, keizerlijke of vorstelijke kanselarijen. Ook waren er verschillen in wereldlijke en kerkelijke feestdagen. Gelukkig bestaan er goede handboeken die het herleiden van data mogelijk maken.

Jaaraanduiding

Een der belangrijkste praktische kalender-verschillen was de datum waarop men het nieuwe jaar liet beginnen. Bij de Romeinen was dit tot het jaar 46 voor Christus, 1 maart. De afleiding van de uit het Latijn stammende maandnamen, september tot en met december, getuigen hier nog van. In deze namen vinden we n.L de telwoorden septo(7), octa(8), novem(9) en decem(l0) terug.

Vanaf het jaar 46 v.Ch. begon men het jaar op 1 januari. Deze jaardagstijl heeft zich tot op heden weten te handhaven, d.w.z. bij het gemene volk. Een aantal varianten werd in de loop der tijd door verschillende gebruikers naast elkaar toegepast. Zo was er de z.g. “Kerststijl”, de “Boodschapstijl” (25 maart) en de “Paasstijl” (1 maart). De paasstijl werd vooral in Frankrijk gebruikt, maar ook aan de hoven van Brussel en Holland. Aan deze toestand werd in 1576 officieel een einde gemaakt, zodat vanaf dat moment voor iedereen het jaar op 1 januari begon. Het sloot ook goed aan bij de tot dan door de gewone man gebruikte kalender.

Afb. 01: Gerestaureerde oud Romeinse kalender die in 1915 bij Azino in Italië werd gevonden. Zo’n kalender werd op het pleisterwerk van een muur aangebracht

Voor teksten van voor 1576 moet dus steeds worden nagegaan welke stijl is toegepast. Dit geldt dus voor stukken uit secretariën, kanselarijen e.d. Men raadplege daartoe de bekende handboeken (zie de beknopte literatuurlijst achter dit opstel).

Verder dient men bedacht te zijn op de jaartallen na 1582. Deze kunnen in oude en nieuwe stijl voorkomen. In dat jaar werd n.l. i.v.m. de kalenderhervorming 10 dagen overgeslagen (nieuwe stijl). Daarbij werd door de “Spaanse steden” de nieuwe stijl direct gehanteerd en door de “Staatsen” de oude. In Holland ging men daarna ook vrij snel op de nieuwe stijl over. In Gelderland duurde dit echter nog tot 1700. Bij het interpreteren van de geschiedkundige beschrijvingen is het dus oppassen bij het met elkaar in verband brengen van de verschillende historische feiten.

Maandaanduidingen

Naast de thans gangbare maandaanduidingen treffen we de volgend benamingen aan: Januari = louwmaand; februari = sprokkelmaand; maart = lentemaand; april = grasmaand; mei = bloeimaand; juui = zomermaand; juli = hooimaand; augustus = oogstmaand; september = herfstmaand; oktober = wijnmaand; november = slachtmaand en december = wintermaand.
Deze benamingen waren vooral in de Franse tijd, doch ook later nog wel, in zwang. In een aantal gevallen werd, vooral in l6e – l8e eeuw, een deel van de naam der maand in Romeinse- of Arabische cijfers aangegeven. Dit is het geval met de maanden september – december. Ze werden soms geschreven als: “XII-bris” hetgeen december voorstelt, of”12.IX-bris” dat 12 september is.

Afb. 02: Tekening van Albrecht Dürer uit 1494 van een ontwerper van een kalender

Dagaanduiding

Naast de Nederlandse, werden ook Latijnse dagaanduidingen gebruikt t.w.: Zondag = dies solis (of dies dominica); maandag= dies lun(a)e; dinsdag = dies martis; woensdag = dies mercnrii; donderdag= dies iovis; vrijdag= dies vinerus en zaterdag= dies saturn (of dies sabbatum).

Voor de doordeweekse dagen werd soms het kerkelijke gebruik van dagnummering toegepast, voorafgegaan door feria, dat feest betekent b.v.: feria secunda; feria tertia; feria quarta; feria quinta en feria sexta. Hoogst zelden werd voor zondag feria prima en voor zaterdag feria septima gebruikt. Bij het tellen van de weekdagen dient men te rekenen met zondag= 1, maandag 2 enz. Dus als men schrijft feria quinta post dominica, wordt de donderdag en niet de vrijdag bedoeld.

Feestdag aanduidingen

Vaak werden de dagen voor en na, en ook de feestdagen zelf, met verschillende omschrijvingen aangegeven.
a) Voor een feest: Vigilia; pridie; profesto; avond; nacht. Zo valt b.v. St. Victor op 10 oktober, maar is St. Victoravond op 9 oktober.
b) De feestdag zelf: Festum; hochzeit; ipso die.
c) Na het feest: Des andere dages; in crastino; feria proxima. De dag die precies een week na de feestdag viel, werd wel aangeduid met octava, of met achterdag.

Kerkelijke feestdagen

Deze zijn vaak te vinden in een kerkelijk missaal. Ze zijn te onderscheiden in die welke op een vaste datum vallen, zoals heiligendagen, en die met een wisselende datum, b.v. Pasen en de daaraan gekoppelde hoogtijdagen. De veranderlijke feestdagen zijn: Septuagesima; as-woensdag; Pasen; Hemelvaartsdag; Pinksteren en de Ie zondag van de advent. Gekoppeld daaraan zijn Vastenavond en beloken Pasen (de 1e zondag na Pasen). Bij aanduidingen zoals vrijdag na een met name genoemde feestdag zal voor het vaststellen van de juiste datum eerst die van de feestdag opgezocht moeten worden. Zie de hiervoor gangbare literatuur.

Literatuur

  1. H. Grotefend.
    Zeitrechnung des Deutschen Mittelalters und der Neuzeit.
    Hannover 1891.
  2. H. Grotefend.
    Taschenbuch der Zeitrechnung. 9e druk, Hannover 1948.
  3. R. Fruin.
    Handboek der Chronologie. Alphen 1934.
  4. E.I. Strubbe, L. Voet.
    De Chronologie van de middeleeuwen en de moderne tijden in de Nederlanden. Antwerpen-Amsterdam 1960
Afb. 03

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2000-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)