Boorn & Boerschop 2000-01: UIT DE FAMILIEKRONIEK WOOLDERINK 3

Nadere algemene, voor Twente belangrijke, gegevens uit de familiekroniek van Woolderink worden in deze artikelenserie behandeld. Thans wordt het hofhorige recht besproken.

Auteur: H.A.M. Woolderink

Het Oude Woolderink is verdwenen in 1798

Als mensen op leeftijd komen, gaan ze het wat kalmer aan doen: je wordt wat ouder, je kunt niet alles meer en de meeste kinderen zijn de deur uit. Dat is vroeger niet anders geweest. In het Hofrecht van Twente zijn de rechten en plichten van de oude boer en boerin, als ze het erve “overdoen” aan de jonge generatie, nauwgezet omschreven. Ze hebben dan recht op de “lyftucht”, bestaande uit een klein boerderijtje en de opbrengst van één negende deel van het erve. Wel zijn ze verplicht om het “jonge stel” de gelegenheid te geven om een goede start te maken.

Van alle roerende goederen (karren, ploegen, kasten etc.) mogen ze het beste stuk meenemen naar de lyftucht, maar het op één na beste stuk moeten ze op de boerderij laten. Wat er niet is, hoeven ze niet te kopen, dat moest het jonge stel zelf maar doen. Tevens moet vóór de overdracht, het land bezaaid worden, maar als ze dat niet meer kunnen, moet binnen drie jaar het zaaizaad beschikbaar gesteld worden. Totdat aan deze verplichting voldaan is, zullen ze van de opbrengst van het erve niet meedelen.

De eerste keer dat het voor ons zeker is, dat er op het erve Woolderink een lyftuchthuis staat, weten we uit het vuurstedenregister van 1675. Er moet dan “vuurstedengeld” betaald worden, een belasting per plaats waar vuur gestookt wordt. In Rectum treffen we op het erve Gerrit Woolderink aan en daarnaast Roelof Woolderink op het Oude Woolderink, de lyftucht. Het Oude Woolderink is evenwel zeker van oudere datum.

Afb. 01: De ligging van erve Woolderink op een kaart van ± 1850 aangegeven met een cirkel

Ook na 1675 worden er nog regelmatig bewoners van het lyftuchthuis genoemd. Het komt ook voor dat de erfopvolger trouwt, maar dat de ouders nog niet meteen de boerderij overgeven. Het jonge stel begint dan op de lyftucht, die dan tijdelijk als “Jonge Woolderink” wordt aangeduid en na een aantal jaren wordt er dan gewisseld. De laatste keer dat de lyftucht van het Woolderink wordt genoemd is in de bouwaanvraag voor het nieuwe huis in 1798. Dat is de boerderij die er nu nog staat. De verwalter landrentmeester van Twente vermeldt dat het erve en woondershuis op het erve Woolderink in Rectum in zulk een gedelabreerde staat waren, dat ze niet langer zonder gevaar konden bewoond en gebruikt worden.

Er zijn bouwkundige aanwijzingen dat het nieuwe huis geschikt is gemaakt voor dubbele bewoning. De lyftucht is dan niet langer nodig en spoedig nadien afgebroken. Op de oudste kadastrale kaart (circa 1820) komt het in elk geval niet meer voor. Wel herinneren veldnamen als “negendeelseweide” en “negendeelskamp” (ook aangeduid als “oudehuiskamp”) aan de plek waar de lyftucht gelegen heeft. Het lyftuchtrecht wordt in het Hofrecht van Twente vermeld in artikel 19.

Afb. 02: Bovenstaande tekst is afkomstig uit de beschrijving van het Hofhorig Recht in Twente van 1662. De getranscribeerde tekst is, in het kader, toegevoegd

H.A.M. Woolderink.

Afb. 03:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2000-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)