Boorn & Boerschop 2000-01: DE NIEUWE SCHOOL IN HET DORP BORNE IN 1769

Auteur: G.A.B. Nijhuis

Hoelang er al in Borne een school heeft bestaan is (nog) niet bekend. In 1646 was er al een schoolmeester, dus ook een gebouw waar deze werkte (lit.1). Wanneer er in Borne voor het eerst sprake is geweest van een schoolgebouw weten we echter nog niet.

Inleiding

In de vroege middeleeuwen zorgden de kerken zelf, door het stichten van scholen, voor mogelijkheden om de geestelijkheid op te leiden. Dit vond plaats in de z.g. Latijnse scholen, die in de voornaamste steden bij de kerk werden gesticht. Zo hadden, hier in Twente, Oldenzaal en Ootmarsum reeds in de 16e eeuw een Latijnse school. In de dorpen waren ook scholen, voornamelijk om de jeugd kennis van Godsdienst bij te brengen. Hiertoe werd de jeugd lezen en zingen in de landstaal, het Nederduits, bijgebracht. Later kwamen, door toeneming van de handel, het schrijven en rekenen ook op het rooster te staan.

In 1528 droeg de bisschop, ziende dat hij de wereldlijke macht niet meer kon uitoefenen en zich meer toeleggend op zijn eigenlijke taak, deze wereldlijke macht over aan Karel V. De strijd tegen Karel van Gelre en de Hollandse edelen, hadden de bisschoppen de voet behoorlijk dwars gezet. De meeste edelen, tijdens de reformatie overgegaan op de Calvinistische godsdienst, voerden strijd tegen de katholieke Keizer Karel V, zetelend in Spanje en baas over een Rijk waartoe ook het huidige Nederland behoorde. De edelen sloten een verbond met de bestuurders van de steden in de diverse gewesten (te vergelijken met de huidige provincies) en leverden voornamelijk in het huidige west­ Nederland, strijd tegen de Spaanse Keizer. De 80-jarige oorlog was een feit.

Afb. 01: Karel V als jongeling

In 1581 stichtten ze de Verenigde Nederlanden en zwoeren Karel V af. De Spaanse troepen vielen de Verenigde Republiek voornamelijk vanuit het zuiden en oosten aan. Het grensgebied tussen het huidige Duitsland en Nederland kreeg het daarmee erg te verduren. Pas in 1626, toen het door Spaanse troepen bezette Oldenzaal, door de Staatse troepen werd veroverd, veranderde ook het een en ander in Twente. Rond 1633 werd de openlijke katholieke geloofsuitoefening verboden. Veel werd er niet op uitgedaan; de verboden werden in de daar op volgende jaren meermalen opnieuw gepubliceerd.

In 1648, bij de Vrede van Münster, werd door de vorst, voor de Verenigde Nederlanden de openlijke uitoefening van de katholieke godsdienst (dus niet het mogen geloven) verboden. In Duitsland was dat anders. Bij de Vrede van Osnabrück (ook in 1648) konden de verschillende godsdiensten naast elkaar blijven bestaan. Ze werden geaccepteerd. Wel werden in Twente rond 1650 alle voormalige kerkelijke goederen door de Staten, de Ridderschap (edelen ten plattelande) en de (bestuurders van de) Steden, in beslag genomen. Uit de opbrengsten werden van toen af de functionarissen van de nieuwe religie, het onderhoud van scholen en de armenzorg betaald.

Om nu het volk ook onderwijs te kunnen blijven geven, werden de kinderen vanaf toen onderwezen d or schoolmeesters die de nieuwe religie beleden. Veel in functie zijnde schoolmeesters gingen over op de nieuwe godsdienst. Zij die dat niet deden werden ontslagen en vervangen. Zeker in de 18e eeuw, werden veel schoolmeesters in Twente benoemd die uit steden als Zwolle, Deventer, Kampen, Zutphen en verder gelegen steden afkomstig waren. Dit omdat er uit eigen omgeving geen “geschikte” kandidaten voorhanden waren.

Vele inwoners van de dorpen zullen, hoewel dit niet toegestaan was, hun kinderen naar een van de markeschooltjes hebben gestuurd. In de marke lag de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij het markebestuur. Dit was een plaatselijk bestuur en vanzelfsprekend was daar een plaatselijk katholiek manspersoon onderwijzer. Uiteraard was dat een doom in het oog van de dorps- en stadsbesturen (lit. 2).

Reeds is gezegd dat Ridderschap en Steden (R & S) de benoeming van nieuwe kerkelijke functionarissen en het beheren van vroegere kerkelijke goederen tot hun bevoegdheid rekenden. Omdat ze zelf ook een goed “salaris” uit de opbrengsten van de kerkelijke goederen opeisten, bleef er voor het onderhoud van de gebouwen, kerken, predikanten- en kostershuis (tevens schoolmeestershuis) niet al te veel over. Het bewijs hiervoor is, dat de archieven van R & S erg veel verzoeken bevatten om ondersteuning voor het nodige onderhoud. Alleen het hoogst nodige onderhoud werd verricht.

De school in het dorp Borne

In 1724 was de school aan reparatie toe en werd ze voor een bedrag van fl. 75,- aan één zijde vergroot met een geband op een Bentheimer voet, met een afdak en een nieuw pannendak. Het houten interne geraamte werd met èèn gebond of vak, uitgebreid. Daartoe werd een gebint, bestaande uit twee staanders (posten of stijlen) verbonden met de achterbalk, aan het gebouw toegevoegd. Dit werd geplaatst op een :fundering van Bentheimer zandsteen. De school in het dorp Borne zal ongetwijfeld altijd, zolang ze bestond, in de onmiddellijke omgeving van de kerk hebben gestaan.

Afb. 02:

In de rest van dit artikel probeer ik een reconstructie te geven van de school in 1769.Mevr. Van Harten behandelt in haar boekwerkje (!it. 1) de aan­ besteding van een nieuwe school in het dorp, die ongetwijfeld in de onmiddellijke omgeving van de oude Stephanuskerk gestaan moet hebben. Zij haalt (helaas zonder de vindplaats te vermelden) de aanbesteding van 6 april 1769 aan: het binnenwerk moet 28 voet lang worden, breed 26 voet, steensmuren tot aan de balk 11 voet. De fondering met 4 pijlers van 1½ steens binnen de muur onder de balken 3 voet diep. De markenrichter zal het benodigde hout (10 bomen) aanwijzen. Volgens het bestek werd het timmerwerk op fl. 30,- begroot. Stenen en pannen mochten hooguit fl. 70,- kosten. Was er meer dan deze fl. 100,- nodig dan werden er om dat te kunnen betalen, nog enige stukken gemeenschappelijke markegrond verkocht. De nieuwbouw blijkt in totaal fl. 150,- te hebben gekost, hetgeen echter zonder kennis/toestemming van de goedsheren (= eigenaren van de gewaarde erven, die dus rechten konden doen gelden op de gemeenschappelijke woeste gronden) was gebeurd.

Hendrik Jan Bos landrentmeester van Twente, te Oldenzaal woonachtig, was plaatsvervangend markerichter van het Gericht Borne. Hendrik Jan was een zoon van Adam Bos, de uit Amsterdam afkomstige (en gereformeerde) schoolmeester. Onder zijn competentie, samen met het dorpsbestuur, viel dan ook de nieuwbouw van de school. De school in het dorp was een gereformeerde school. De schoolmeester werd door de Staten van Overijssel betaald uit de inkomsten die het rentambt van Twente uit de domeingoederen (de vroegere geestelijke – dus katholieke – goederen) genoot. Voor het onderhoud van de overheidsgebouwen: de kerk, de pastorie, het kostershuis en de school, moesten alle inwoners in het gericht zorgen. Dit was in geheel Twente het geval. Dat dit spanningen gaf met de plaatselijke overheid is bekend (lit. 2). De ouders die hun kinderen naar de plattelandsschool stuurden, betaalden dus dubbelop: de schoolmeester op het platteland werd of door de marke en/of hoofdelijk bijdrage (schoolgeld) betaald. Middels belastingen betaalden ze ook nog de schoolmeester in het dorp.

Wat “zeggen” andere archieven over de school in het dorp Borne?
Het Statenarchief (lit. 3) spreekt in 1768 over de overweging om een nieuwe school te bouwen en in 1769 om de oude school te verkopen.
Hendrik Jan Bos heeft, vanuit zijn functie als verwalt (= plaatsvervangend) landrentmeester van Twente, een uitgebreid archief nagelaten. In een der stukken (lit. 4) zitten de rekeningen van de uitgaven van het optimmeren van een Nieuwe Schoole te Borne. Dit is de verzamelstaat, terwijl in het Rijksarchief (lit. 5) de afzonderlijke rekeningen zitten. Deze rekeningen geven ons nu, ruim 200 jaar later, een prachtig overzicht van, onder anderen, de prijzen van de materialen, het arbeidsloon en de vrachtprijzen (uitgedrukt in resp. guldens, stuivers en penningen).

We volgen hieronder de uitgaven (lit. 4 en lit. 5 voor de tussen haakjes geplaatste aanvullingen):

  • 5 February aan de schipper Gerrit Nijland op de steenevragt 18000 steenen
  • betaalt fl. 21, -, –
  • Den 19 maart het restant met (vragt voor 22000 steenen en 2000 grote pannen) fl. 23, 8, –
  • en (voor 8 schinken) en 8 kanne bier fl. -, 16, –
  • Den l en 15 Augustus aan Gerrit Hermsen de vragt voor nog 8duisend stenen
  • en 3 kan bier (de stenen kostten fl. 1,85 per 1000 en het bier kostte 6 stuiver) –
  • Den 6 August aan Steffen Huntveld voor 12 tonne kalk betaalt (a 27 .Stuiver per –
  • ton; Steffen was kalkbrander bij ‘t Oorthuis in de buurt van Altstede in
  • Duitsland).
  • Den 26 Augustus aan Hermanus Mulder voor geleverde planken en arbeidsloon fl. 12,12, –
  • bet. (voor grenen planken, 2 ramen en l kosijen)
  • Den 26 augustus aan Albert Gerritsen betaalt voor de geleverde baksteenen en
  • vragtaan het water zamen met (30000 stenen fl 4,50 per 1000 en aan vrachtfl. fl 162, -, –
  • 27,-)
  • Den 25 september aan Hermanus Mulder voor eenportaal en glasdeure bet. fl. 5, 5, –
  • Den 18 October aan Berend Bosman metselaar, het aanbestede metselwerk met fl. 55, -, –
  • Den 30 October aan Bernardus Helmig voor eenig geleverde houtwerk fl. 13, 2, –
  • Dito aan dezelve betaalt het vordere geleverde Houtwerk met (planken, en fl. 82, -, –
  • duymen (= hengsels) en nagels fl 82, 1 7,8).
  • Den 1 November en tevoren aan Hermannus Mulder het aanbestede
  • Timmerloonen nog eenige geleverde planken en arbeid buiten het bestek betaalt
  • met een stoel in de schoole te zamen met Ozout en arbeidsloon fl. 140,-, buiten
  • ‘t bestek fl. 12,60 en ‘tportaal fl. 5,25) fl.197,1 7, –
  • Den 25 November aan Will. Oorthuis voor 26 tonnen kalk betaalt fl. 32,10, –
  • Den 20 November betaalt aan Johannes Meyer voor 12 nye Glasen en nog een
  • Glaasjen in ‘tportaal met (bedragen sig 164 voet a 8 stuiver) fl. 41, -, –
  • Den 27 November betaalt aan Jacobus Slot een Rekening van gemaakt
  • Userwerk met (nagels, glasroeden en hengsels) fl. 38,14, 8
  • Den 28 dito aan Willem Wensink (in Hasselo) voor 112 voeten ribben tot
  • sitbanken in de schoole (waarin de schrijfen zitbanken zijn vastgemaakt) fl. 8, 8, –
  • 1 770 den 17 jan. Aan Jan Wissink (uit Gammelke)voor 3000 dokken betaalt fl. 9, -, –
  • Den 31 dito aan Berend Bosman betaalt een Rekeninge van arbeidsloon van
  • pleisteren en vloerleggen boven het bestek met fl. 23, -, –
  • Den 7 maart aan de Hr Joan Stuurman te Gildehuis voor 120 1/4 voet fl. 28,14,12
  • muursteen
  • Geleverd aan de Poppe bit’ De Lutte ,6/4 hoog (=45 cm) incl vracht) en 12 dito
  • aan Bern. Helmig voor geleverde planken en reggels en Nagels tot de stoel bet. fl. 10,10,-
  • Den 11 July aan Hendrik Hulshof voor geleverd ijserwerk aan de schoole fl. 24,17, 6
  • betaalt
  • Den 20 dito aan Jan ter Horst voor 1810 pannen met de vragt aan ‘t water
  • betaalt (Derk ter Horst 1700 grote pannen a 36 st /100 fl. 30,12,- wagenvragt
  • aan het water fl. 2, -,- , 110 vorstpannen a 1 Stuiverper stuk fl. 5,10, -) fl. 38, 2, –
  • Den 14 septbr aan Jan Gerritsen ter Beke voor gangen en bestellen der wagens
  • tot afhalinge der schoolmaterialen (29 gangen ad 2 stuiver) fl. 2, 8, –
  • Den 12 December aan Jan Koekenberg betaalt voor ‘t bergen der steenen en
  • pannen in zijn Hoff schade aan ‘t glind geleden en rekeninge van de schoole
  • en voor copie van ‘t getaxeerde hout, zamen (opslag van 22000 stenen en 1000
  • pannen) fl. 5,17, –
  • 1771 den 27 Febr aan Jannes Meyer voor ‘t in de grondverven der Cousins fl. 3,15, –
  • betaalt
  • 1 772 den 14 april aan de wed van Jan Pol voor geleverde nagels tot de schoole fl. 1 7, 8, 2
  • en tot het kostershuis 4 fl. 15, 1 7, 8
  • Den 10 October aan Teunis Hulshof voor geleverde nagels aan de schoole fl. 6, 9, –
  • jl. 912, -, –
  • Hier komt bij mijn rekeninge van particulier verschot en salaris fl. 50, 7, 4
  • Dus beloopt deze uitgave fl. 962, 7, 4
  • Voor het opmaken dezer Rekeninge per dubbelt ad 6 blad jl. 1,16, –
  • ‘ fl. 964, 3, 4
  • Hieraf de uitgave op “t volgende blad te zien (dit blad niet aanwezig) fl. 837, 5, –

Is hier meerder betaalt dan ontvangen en zijn Bornerbroek, Hertmen en Borne den 2de termijn nog debet.

NB.

Van de hierboven vermelde post Bentheimersteen valt nog meer te zeggen: Hendrik Jan Bos had rond 1760 geld geleend aan de burgemeesters van Gildehaus: Joan Stuerman en Berend Cramer. Dit nogal forse bedrag liet hij terugbetalen met Bentheimer/Gildehauser zandsteen. Omdat hij verwalt (=plaatsvervangend) landrent­ meester van Twente was en daarmee de financiële zaken van het gewest Twente voor wat betreft de nationale goederen (voormalige kerkelijke eigendommen die in de 17e eeuw naar de Provincie in eigendom waren overgegaan) beheerde en omdat hij ook zelf een aantal erven in Twente bezat, had hij voor onderhoud van deze opstallen vaak Bentheimer zandsteen nodig (lit. 6). Naast funderingssteen voor boerenhuizen, importeerde Bos zo ook zandsteen voor: putten, vensterbanken, grensstenen, gootstenen en vloerstenen. Zo leverde hij ook aan de nieuwe school in Borne 120¼ voet funderingssteen. Deze stenen met een gemiddelde lengte van een kleine meter, werden in twee formaten geleverd n.l. 30 en 45 cm hoog en vanuit Duitsland bij de grensovergang bij De Lutte “de Poppe” afgeleverd. Vandaar werd de steen dan weer opgeladen en verder vervoerd. Zo werd de steen voor de Bornse school op donderdag 15 maart 1770 door 10 span van 4 paarden, dus met 10 wagens, vervoerd. De wagens recruteerde Bos uit De Lutte(6), Volthe (2) en Berghuizen(2). Over de wijze van vervoer zie het artikel in het Jaarboek Bentheim 1996 (lit. 6).

Deze bovenstaande uitgaven zijn genoteerd met de diverse, door de leveranciers en aan arbeiders in rekening gebrachte bedragen, dus de officiële rekeningen. Deze vond ik in het Rijksarchief (lit. 5). Ik heb aanvullende gegevens uit lit. 5, indien relevant, in bovenstaande rekening opgenomen, door ze tussen haakjes te zetten. Een rekening van Tennis Hulshof voor 2500 nagels fl. 6, 2,- is in de bovenstaande opsomming niet terug te vinden. De rekening van fl. 50, 7, – van Hendrik Jan Bos, de markenrichter van Borne, is uitvoerig genoteerd. Ze hier weer te geven is wel te doen, maar vraagt teveel ruimte. Ze beginnen in september 1768 en eindigen pas in 1776! Het zijn notities van en over de dagen die Hendrik Jan Bos in Borne moest zijn, de reizen (met paard en koets) en zijn verteringen. Ook van het laten schrijven van de stukken en deze te bezorgen bij diegenen die ze moeten hebben, ze laten aanplakken en publiceren. Daarbij de bestekken (laten) opmaken en beoordelen en de verkoop van het houtwerk van de oude school. Verder had Bos het geld voor tol en invoerrechten (Convooy en Licent) van de Bentheimer steen, uit Gildehaus aangevoerd, betaald en eveneens de vertering voor de boeren die deze steen hadden gehaald.

Om nu de bouw van de school te kunnen bekostigen ging het markebestuur er toe over markegrond te verkopen, zoals dat ook was gebeurd in 1760, toen de kerk, de pastorie en het kostershuis waren gerepareerd. Op verzoek van de boermannen (de bewoners van de gewaarde erven) zou het benodigde bedrag in gereden gelde worden betaald. De boermannen hebben toen een register opgemaakt, waarin alle namen van de inwoners stonden die via hoofdelijke omslag samen een bedrag van Fl. 1200,- (in twee termijnen) dienden op te brengen.
In november en december 1769 betalen Kornelis Wolbert en Jannes Broyl namens Bornerbroek fl. 150,18,- , Misdorp voor Hertme fl. 74, 2,- en boerrigter Beemink en Jan Ebbink fl. 255,-,- voor Zenderen. Pas op 11 juli 1770 betalen Hendrik Hulshof en Gerrit Engbers namens de ingezetenen van het dorp fl. 120,-,- de eerste termijn (fl. 600,-,-). De tweede termijn wordt alleen door Zenderen betaald.
De oude school, na 21 juni 1769 verkocht, bracht fl. 26, 6,- op. Uit de opgemaakte rekening valt op te maken dat de nieuwe school echter (maar ) fl. 964, 3, 4 had gekost. Het nog te vorderen restant, groot fl. 345,-,- zal als buffer (kasgeld) gediend moeten hebben voor nog uit te voeren reparaties aan kerk, pastorie en kostershuis. Het zal zeker niet zijn gebruikt om de school van leermiddelen (boeken) te voorzien; die waren in die tijd spaarzaam te verkrijgen. De kinderen zaten meestal op banken en schreven op een lei, die op de achterzijde van hun houten schooltas, kon worden gelegd.

Hoe heeft de school er nu uitgezien. Op de kadasterkaart van 1830 die in Rond Horst en Hof te Borghende (lit. 7) staat aangegeven, is op kaart 3 ook de openbare school te vinden onder No. 252, direct tegenover de kerk gelegen. Zoals in het begin van dit artikel al gezegd, schrijft Mevrouw Van Harten dat de school van bepaalde grootte diende te zijn en dat hij niet al te veel mocht kosten. Gezien de eindrekening heeft hij aanmerkelijk meer gekost dan wat begroot was. De aanbesteding heeft inderdaad op 6 april 1769 plaatsgevonden (lit. 8), hetgeen fl. 17, 9,- kostte. De oude school moet daarop al snel zijn verkocht, want op 21 juni werd er een vergadering gehouden om de opstal van de school te verkopen en een fonds te beramen om aan voldoende geld te komen. Deze vergadering werd in de boeken opgenomen voor fl. 9, 6, 8. Uit de opgemaakte rekening weten we dat alleen het houtwerk (gebinten etc.) werden verkocht: de buurman(?) Jan Koekenberg heeft de vrijkomende stenen en de pannen opgeslagen. Te veronderstellen is dat er niet ver met deze bouwmaterialen werd gesleept en dat deze naast de nieuw te bouwen school werden opgeslagen. In 1830 woont op No. 250 Frederik Pouwel en Veronica Wo(o)lthuis. Deze zijn beiden afkomstig van de Elhorst uit Zenderen en hoogstwaarschijnlijk familie van Koekenberg, eveneens van de Elhorst afkomstig.

Afb. 03:

De manier van bouwen was in die tijd, zelfs tot ver in de 19e eeuw, zoals men al eeuwen gewend was. Een geraamte van houten balken, het gebintwerk (het vierkante werk) aangevuld met houten stijlen in de buitenmuren (als het een driebeukig gebouw moest worden), met horizontale leggers met het overige houtwerk verbonden, werd met houten pennen en gesmede ijzeren nagels in elkaar gezet. Bij boerderijen en schuren werden dan de binnen- en buitenmuren gedicht met vlechtwerk, dat afgesmeerd werd met een mengsel van leem, mest en stro. Het schoolgebouw, 28 voet lang en 26 voet breed, overeenkomend met ongeveer 8,4 x 7,8 meter en een hoogte van 11 voet (=3,10 m) werd niet van leem, maar van stenen muren voorzien en werd met pannen gedekt. De fundering bestond ondergronds uit een rechthoek (4 pijlers) van 1½ steens metselwerk. Op deze fundering kwam de “voet” van Bentheimer steen die, in stukken, een lengte had van 120¼ voet. Uitgaande van het bovenstaande is het een eenbeukig gebouw geweest (dus zonder zijbeuken), dat bijna vierkant was en zal hebben bestaan uit vier gebinten.

G.A.B. Nijhuis.

LITERATUUR

  1. M.G.E. van Harten-Fransen.
    3 Eeuwen onderwijs in Borne en Zenderen, 1600-1900.
    Borne 1995, p. 32 en 45.
  2. G.A.B. Nijhuis.
    Perikelen over en met schoolmeesters in Ootmarsum en omgeving.
    In: Jaarboekje Ootmarsum 1997.
  3. Rijksarchief Overijssel Zwolle 3.1 /3879.
  4. Stadsarchief Oldenzaal OK 524.
  5. Rijksarchief Overijssel Zwolle 269.l /1939.9.
  6. G.A.B. Nijhuis.
    H.J. Bos als Kommissionär für den Absatz von Gildehauser Stein in der Twente.
    In: Bentheimer Jahrbuch 1996, p. 89-98.
  7. J.G. Groothengel, M.G.E. van Harten-Fransen. Rond Horst en Hof te Borghende.
    Vriendenkring van het Bussemakerhuis, Borne 1981.
  8. Stadsarchief Oldenzaal OK 70.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2000-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)