Boorn & Boerschop 1999-02: UIT DE FAMILIEKRONIEK WOOLDERINK 2

Auteur: H.A.M. Woolderink

Nadere algemene, voor Twente belangrijke, gegevens uit de familiekroniek van Woolderink worden in deze artikelenserie behandeld. Thans wordt het hofhorige bodegoed besproken.

Het Woolderink, hofhorig bodegoed onder de Hof Delden.

Een aantal van de hofhorige boerderijen in Twente, heeft een speciale functie in het plaatselijk bestuur. Dit zijn de bodegoederen die horen onder de zes Hoven in Twente. Namelijk:

Onder de Hof te Ootmarsum horen zes bodegoederen, t.w.:

Bode in Oud Ootmarsum, Bode in Noorddeurningen, Bode in Reutum, Maathuis en Brunninkhuis in Hezingen en Alferdink in Emlichheim.

Onder de Hof te Oldenzaal horen vijfbodegoederen t.w.:

Spelemerink en Mekkelholt in Lonneker, Stegeman in Lemselo, Siemerink in Berghuizen en Leusink in Losser.

Onder de Hof te Goor behoren vijfbodegoederen t.w.:

Reef in Kerspel Goor, Effink te Enter, Jacopink in Notter, Schulte in Herike en Lambertink in Holten.

Onder de Hof te Delden behoren vier bodegoederen t.w.:

Brinkkate en Kelin Pierik/Bode/ in de Deldeneres, Smedink in Groot Driene en Woolderink in Rectnm.

Onder de Hof te Wiene behoren drie bodegoederen t.w.:

Wemink in Wiene, Eskink/de Bode/ in Markelo en De Keurs! in Ypelo

Onder de Hof te Borne behoren drie bodegoederen t.w.:

De Weele en Morse! in Zenderen en Wildijk in Hertme.

De bodegoederen liggen verspreid over de buurtschappen en de bewoners moeten berichten overbrengen in opdracht van de bisschop, de hofmeijer of de landrentmeester. Dat kunnen b.v. brieven van de bisschop aan de hofmeijer zijn, maar ook mondelinge boodschappen over besmettelijke ziekten die in aantocht zijn of iets dergelijks. Ook moeten ze hofhorigen oproepen om voor het hofgericht te verschijnen als deze aangeklaagd zijn voor strafbare feiten of als ze b.v. een geschil hebben met buren over het gebruik van grond of het eigendom van vee. Kortom op het bodegoed lag een taakplicht die momenteel tot het werk van een gerechts­ deurwaarder wordt gerekend.

Er zijn ook aanwijzingen dat de bewoners van bodegoederen moesten helpen bij het innen van belastingen. Zo legt in 1475 bisschop David van Bourgondië een schatting (belasting) op van 2 schild aan de gewaarde volle erven en van 1 schild aan de ongewaarde katers (katersteden). Naast de ridders (dienstmannen) zijn ook de hofmeijers en bodegoederen vrijgesteld van deze schatting. Bij de buurtschap Recdam (Rectum) komt het erve Woolderink voor als bodeguet (bodegoed), wordt aangeslagen voor 2 schild, maar heeft het bedrag niet voldaan.

Afb. 01: Erve Woolderink te Rectum

Interessant is dat we in dit schattingsregister tevens de eerste persoon tegenkomen die de naam Woolderink (in een oudere schrijfwijze) draagt. Dat Kate in Ypelo, wordt aangeslagen voor 1 schild. Er wordt vermeld dat de bewoner pauper (armlastig) is. Tenslotte blijkt er toch betaald te worden aan Johan Wolderking. Deze is blijkbaar bij de inning behulpzaam geweest. Er zijn veel meer erven die niet kunnen of willen betalen. Bij veel boerderijen staat “penden”, hetgeen betekent dat er een pand genomen wordt en daarna publiek verkocht om de schatting te voldoen. De richter van Enschede vermeldt bij de bodegoederen Smedink (Groot Driene), Spelemerink (Lonneker) en Mekkelholt (Lonneker) “moet penden”, hetgeen betekent dat ze moesten helpen met het uitpanden van de wanbetalers. Bij deze laatsten staat vermeld “sa! men penden”.

Het hofrecht van 1546 vermeldt n,iets over bodegoederen. Wel de Ordre en redres van 1662. Er wordt aangegeven wat men in de administratie heeft gevonden over de aard en de plichten van de bodegoederen. Eerst wordt gezegd dat de. bodegoederen zich bevinden onder de verschillende hoven in Twente. Dan, dat ze, net als andere horigen, erfwinning, versterf etc. verschuldigd zijn. Maar ze doen geen andere diensten als wat ze kunnen drijven (bijvoorbeeld varkens en ganzen) of kunnen dragen. Dit in tegenstelling tot de andere hofhorigen die wagendiensten moesten verrichten en b.v. rogge naar de markt in Deventer of Zwolle brengen. Hieruit kan men opmaken dat er routes waren van de ene bode naar de volgende om mondelinge boodschappen, brieven of kleine dingen door te geven.

In tegenstelling tot wagendiensten die, afhankelijk van de grootte van de boerderij, eens per week, per twee weken of per maand verricht moesten worden, moesten de boden zo vaak als de Heer het zal believen hun taak volbrengen. Vervolgens worden deze verplichtingen in de Ordre en redres getaxeerd op een bepaalde waarde in geld en er wordt daarna bepaald, dat deze verpacht zullen worden als ze weigeren met de taxaties akkoord te gaan. Woolderink in Rectum heeft steeds de taxatie in wisselende bedragen geaccepteerd.

Tot zover het hofhorige bodegoed.

H.A.M. Woolderink.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1999-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)