Boorn & Boerschop 1999-02: HET REKENINGENBOEK VAN MÖSSELBOER 2
Lopende van 29 februari 1856 tot in het jaar 1909.

Auteur: R. van Goethem

We vervolgen in deze aflevering het verhaal van de 20 klanten die Jan Morse! in het rekeningboek optekende.

ANTONIE MORSELT EN OVERBEEK, schoppensmid, klant van 1860 tot 1904, 33 blz.

Antonie Morselt, de beste klant, bekend als schoppensmid, is gehuwd met Suzanne Overbeek, dochter van Gradus de schoenmaker. Gradus was de derde generatie schoenmakers, die tegenover Mösselboer woonden, op de plek waar nu Pol’s antiekhandel zit bij de Meijershof. De werkplaats was nu dus veranderd in een smidse. De rekeningen betreffen smid Morselt en Overbeek (zijn schoonvader).
Voor het eerst komen we tegen: karren koepatte (gier) en plaggen, die als mest worden gebruikt, soms genoemd: valtplaggen (denk aan mestvaalt). Hun grond wordt genoemd: de mate, de nieuwe grond, grond van Kasper, de mekkelhorst, het beslag, de weppenkamp, de poorte, achter martinus, het kempken, de voorste mate, de nieuwe mate, de weidemaat, de hoge mate, het Zant in herm (Hertme) en de neergaar.
Er werd geoogst: hooi, rogge, knollen, klaver, tuffelstroo, winterkool, rapen, wottelen, aartappelen, mangelen, gras, ploddegoed (rommel), gerste en witteweite (weite is tarwe), etgerde (groen gras), (brant)plaggen, en dekplaggen (om b.v. aardappelkuilen af te dekken). Mösselboer haalde turf van de Smitbrug en van de Doze(?). Hij reed met raapzaad naar de nortmole (in Azelo) en weer meegebragt (dat zal dus wel raapolie en veevoer zijn). Hij reed stenen van het tiggelwerk van M. Morselt en gruis van den stoom van Spanjaart tot de smidse. En hij schrijft peppelen met genomen tot de zagemolen (achter Carelshaven) en weer mede gebragt (planken?).

Afb. 01: Dit is de vroegere werkplaats van de schoppensmid Antonie Morselt bij de Meijershof Thans is hierin de antiekhandel Pol gevestigd

ARNOLDUS IMMERMAN, bakker, is klant vanaf 1861, 4 blz.

Vanaf 1874 staat de rekening op naam van de WEDUWE IMMERMAN. Mösselboer’s Jan vervoert vooral veel hont. Takkenbossen voor de oven uit de mate in het velt onder Twikkel, agter buren heen, van oosterbos, van de kemp en de bleke en van de Pastoor uit hertem. Verder haalt Jan een voer slete (lange dunne boompjes) agter hulshofs tiggelwerk, rieze (rijshout) uit de mate en dennen agter uit de grote weg naar delden. De bakker had grond in den es, in het bornzevelt en de mate bij de bekke. Daar laat hij Mösselboer rogge, aardappelen, knollen en spuiri (spurri) vandaan halen. Daar worden door Jan ook de gewone grondbewerkingen uitgevoerd o.a. met de grote egge geëgt. Soms benoemt Jan de eg als hege. Twee keer vermeldt hij in het boek: met de os geëgt.

WILLEM KNUIF, klant van 1862 tot 1870, 3 blz.

Deze naam klinkt weer zo bekend. Willem koopt een eik van Geernink uit Azelo, waar hij Mösselboer mee laat slepen. En Jan vaart rogge van Herinink uit Albergen, telgen en akkerstikken Gonge telgen;stekken) van Meulman uit Deurningen, dennen van Troost uit Oldenzaal, die Jan in het water op het hesselder brengt om het te verduurzamen. Hij vaart Gulhuis (Gildehaus?)stene en kalk van het station en de kalktonnen weer gehaalt en gebragt op het Station. De grond, die Jan voor Willem (Knuif) bewerkt ligt in de voerbrink (voorbrink), het bornzevelt, op het hesselder, in de zonbelt achter aalderinkskamp, de a-maat, de achterste mate van B. Mulder, het hasselderbroek en de hesselinkkamp en de brake. Daar wordt van alles verbouwd en naar huis vervoerd. Ook twee voer peppelen opgelaan bij de a­ maat, gebragt tot de zagemole 250 (cent) en verschot (voorschot) zageloon 53. Een voer planken gebragt bij grimgradus (Gradus GRIMBERG) 190 cent. Een dag werken kostte Willem 250 cent. Een halven dag mes varen met twee wagens (door Jan en een knecht) 225 cent.

JAN HOPSTE, kuiper, klant van 1865 tot 1876, 3 blz.

Voor hem haalt Jan een voer kuiphouwdt van het Statieon, 30. (het station komt in twee schrijfwijzen voor; Jan is verder consequent in schrijfwijzen èn in prijzen). Hofste heeft grond in de mekkelhorst, hasselderbroek, achter het tiggelwerk van bussemaker, in de mate, het beslag, de riet, de a-kamp, de es, het mennegoor en in het velt. Voor het eerst kom ik vlas tegen uit het hasselderbroek. Verder worden de gebruikelijke dingen geoogst. De heren zijn klant van elkaar, want Jan schrijft: 1867 Maart 24 afgerekent met de kuiper Jan Hofste zoo dat hij over verdient heeft zeventig centen. De rekening beliep toen 11 gulden, 10 cent.

DE WEDUWE TEN BUREN, klant vanaf 1867, 3 blz.

Deze heeft een rekening over 1867, die in 1870 wordt overgenomen door H. TEN BUREN en in 1888 voort wordt gezet door B. TEN BUREN.
Bijzonder is twee voer brantplaggen gedaan (verkocht) 240 (cent) en een spint boekweit gedaan 65, een halve vime (een vime is 104 bossen) schelhouwt (geschilde stammetjes) gedaan 600, een schepel (10 liter) paradijsappelen gedaan 125, brantplaggen haalt van de hengstekoper uit hasselo. Deze laatstgenoemde komt ook ooit voor als hengsteboer. Een spint (8 liter) zaaigerste gedaan 60. Jan verrichtte de normale werkzaamheden op het land bij aalderinkskamp, in de hettemer es, in het kempke, den dam, den gemene (gemeenschappelijke) grond, de groene grond en de duisterstege.

GERRAT OP DE WOERD klant van 1868 tot 1890, 2 blz.

Deze was mogelijk houthandelaar. Jan haalt n.l. veel hout voor hem: eikenhouwt van het Tesink uit boekel 360, dito van Zaasvelt uit de paardewei 180, lange slete uit reutum 300, van Hegeman en Zelvert uit driene, van kraaijenbos en een aantal keren hout van hoekman. Gerrat had grond in de hungerkamp, in de mate bij Bekkers, in de oude es en in de hesselkamp. Hoewel we hier nog maar midden in het boek zijn, verschijnt hier een van de laatste zinnen van Jan: 1888 5 November een voer knollen haalt van Stroon es 90. Hieronder gaat het verder in een vrouwelijk handschrift, hoogstwaarschijnlijk, van dochter Marie (geboren in 1864). Ook al gaan de rekeningen in Jan’s handschrift op andere bladzijden verder tot 11 Januari 1889. Ik denk, dat Jan na deze datum het werk moest overlaten aan zijn zoons Gradus (geboren in 1856) en Johannes (geboren in 1863). Beiden zijn ongehuwd gebleven en woonden na het huwelijk van Marie (op 27 juni 1901; met Franz Joseph Hassels Mönning) op het oude Morsselt.

Afb. 02: Een foto van Frans Morselt de aannemer die klant was van Jan Morselt in de periode van 1862 to 1905. Hij kwam reeds ter spraken in het eerste artikel van dit tweeluik. Helaas konden we niet eerder over deze foto beschikken, maar we wilden hem u toch niet onthouden

HEIN MEIJLINK, bakker, klant van 1869 tot 1881, 10 blz.

Hein heeft nogal wat takkenbossen nodig. Jan haalt ze per voer van het veld van Leideboer, van Groothuis uit Hertem (Hertme), van Stroonboer, van de Jenneboer en van nappert. Verder houwt en riezehouwt van de knikkebuurne, uit het velt, uit het bornzevelt en van het hesselder. Een keer laat Hein Meijlink een schopken (schuurtje) halen van Jenneboer. Hij heeft grond in de achterkamp, de mate van boswinkel, de mate bij Dikkers, in het bornzevelt, agten Weelman, de kamp in den es, in de bongert en twee stukjes aan het spoor. Hier weer de gebruikelijke bewerkingen en oogsten. Opmerkelijk is anderhalve dag aarde vaart van de Jodenscholepla(at)s (i.v.m.de bouw) tot de hongert. Frans Morsselt moest het zand kwijt en Hein kon het wel gebruiken.

ARNES (Ernest) PETERS, klant van 1872 tot 1881, 1 blz.

Ernest Peters is zwager van Frans Morselt die gehuwd is met Anna Peters. Albertus Peters, hun vader, was een Belg. Deze is soldaat geweest onder Napoleon. Uit Rusland teruggekeerd is hij in Borne blijven hangen. Zijn vak was jeneverstoker (vermeld als geneverstoker op zijn huwelijksakte) en als zodanig werd hij knecht bij Berend Stork, die kastelein was in De Gouden Schaaf. Dit was een stalhouderij en herberg die stond op de plaats waar nu Theo Morselt zijn werkplaats heeft, aan de Brinkstraat op de hoek van de Hambroickstraat. Theo’s vader werd nog wel eens Stork’s Antoon genoemd. Albertus Peters liet als 36-jarige, zijn oog vallen op de 16-jarige(!) dochter van zijn baas, Berendien Stork. Frans Morse]!, schoonzoon van Albertus, heeft van de stalhouderij-herberg een aannemersbedrijf gemaakt.
Ernest was koperslager. Hij had grond in de nieuwe wereld, de aalderinkskamp, de hettumer es, de Stroon es, de ouden es en de riet. De werkzaamheden zijn zoals gewoonlijk. Opvallend is, dat op elke bladzijde wordt aangegeven dat er meermalen plaggen gereden worden. Behalve mes, mot en plaggen, komen we geen andere grondverbeteraars tegen.

G. MULDER, rekening no. 42 is van de scheerbaas, 1 blz.

Na aantekeningen over werkzaamheden agter Wieliek, in busgaren, in de oude wereld en in het bornzevelt, staat: 1875 Maart 10 Mannes Olthof mij beginnen te baartscheren. De komende twaalf en half jaar rekent hij af op 10 maart, 10 juni, 10 september en 10 december met de kapper. Het scheren kost door de jaren heen 45 cent per drie maanden. Hoe vaak hij daarvoor wordt geschoren, wordt niet vermeld. De laatste notering is op 10 juni 1888. (Reden voor mij om in het gemeentearchief te duiken). Johan Antonius Mulder blijkt te zijn overleden op 21-1-1889. Zijn vrouw Janna op 19-12-1890. Dochter Marie heeft tot 1901 het bedrijf voortgezet met hulp van broers en knechten. Toen is ze getrouwd.

JOH. TEN VOORDE, klompenmaker, rekening 35.

Peppelen haalt Mösselboer voor hem van de vriezeboer (uit Azelo?), van leem/an, van Jan Leuverink, van Stoom Gradus, van maat.lans, van twekkelergrond bij het hondegat in wole (Woolde), van de hemmelhorst en vanJ.B. Schoemaker van den dijk Wilgen uit de Pellenhof, van maat.!ans, uit de hongert, bij den appelhof bij Groothuis uit hertem en verder van Stege hekkert, uit de riet, van breuker uit de achterhoek, van Frans Morselt zijn mate en uit de Schiphorst. Veel grond had ten Voorde niet: in de kamp, in bolkeskamp, in tuwrot en de hongert. Wottelen haalt hij uit de mate van Knuif, maar die kan hij zo op het land staand gekocht hebben.

B. en M. WISSINK, schoenmakers, 4 blz.

Dit is rekening 52, de tussenliggende bladzijden zijn met gegevens van vorige klanten opgevuld. B. en M.. Wissink zijn ooms van de auteur dezes. Hun grond lag in de aalderinkskamp, de stroones, in de a, in de booltenkamp, bij booltink, agten in het velt, agten de hoge brugge, in de hettemer a, de hettemer es en het hettemer broek en in de hongert.

BARTJE FIKKERT, bakker, 10 blz.

Deze heeft grond in de klippe, het bornzevelt, de hasseldersted, de nieuwe mate en de es bij de fabriek van Spanjaart. Voor de bakker rijdt Jan Mösselboer natuurlijk takkenbossen en ook meel vanaf het station. In 1876 rekent Mösselboer voor 1 hele dag werken 360 cent.

GRADUS VELNER, klant van 1873 tot1875, 1 blz.

Velner klinkt weer bekend nietwaar? Gradus laat mest, plaggen en tnffelstroo vervoeren tot den dam, bij Wensink tiggelwerk, bij leem/an, op de kempe, agten B. Kalverink en agten het spoor.

LINTHORST, schilder, rekening 43, klant van 1874 tot 1884, 1 blz.

Linthorst en Jan Mösselboer hebben elkaar nodig. Linthorst’s grond ligt agten in de dam, op zuit es en bij het Jodenkerkhof (toen nog bij de Lemerij).
Jammer dat we de tegenrekening niet hebben van de schilder, anders wisten we wat het volgende kostte: twee glazen ingezet de een aan de nienduur de ander agter de haart, de beste wage gevaarft, twee glasruiten ingezet agter de haart, (Zitten die er nog in Jan jr.?) een ruit in de lugte (lantaarn) gemaakt, een grote ruit in een raamken gemaakt, een glas in de dure, een agterwagen(het gedeelte rond en achter de achteras) gevarft, den schimmel op dé beste wagen gevarft (doe maar deftig), twee ruiten van ons glas in het loot gemaakt. Nog iets uit het tijdsbeeld van toen: Wat van de afbrake haalt van de brugge in Weelman (voor de schilder zeker nog bruikbaar). En: Een schepel (10 liter) roodkien aartappelen gedaan 110.

E(GBERTUS) HÖFTE schoenmaker, klant van 1876 tot 1881.

Drie generaties Höfte, Derk, Egbertus en Theodoor, waren schoenmaker. Derlç was de enige erfgenaam van Willem Maazeland, ook schoenmaker en eigenaar van huis en erf aan de Koppelsbrink, op de plek waar nu dokter Lokin woont.
Höfte bezat grond in kanaän, den ouden es en tuwlant (in de buurt van het huidige Cuba). Dennen laat hij halen van de hemmelhorst, plaggen van hessevoort Bertus en uit de mekkel(horst). Eikenhouwt uit Zaasvelt en slete van withag. Opmerkelijk is hier slaatbonenstikken (bonenstokken) gedaan 43 en twee schepel rogge gedaan 375 cent. Ook is Mösselboer klant bij deze schoenmaker, want hij schrijft afgerekendt, zoo dat hem toekomt Negen Gulden e!! zeventi centen.

Afb. 03: De Bongert, die als boerderijnaam in nieuwe opstallen nog steeds voortleeft. In deze omgeving hadden vele Bornenaren een stukje land waar ze voor het vervoer van allerhande zaken, vaak een beroep deden op Jan Morselt

BENADES BRUGGINK, grote klant, van 1876 tot 1890, 18 blz.

Deze Bruggink had grond agter in het velt, tot leemJan, in de zuit es, in tuwlant en in de aanslag. Daar wordt de nodige mest, mot en plaggen naar toe versleept en de oogst binnengehaald. Leuk is: 23 julij 1877 een voer turf met gebragt uit Almelo 20 cent tol(!), 15 cent vertering, de turf kost 6 gulden 70 cent. Hierop ontvangen 10 gulden (voor vracht kreeg hij dus 2,95 gulden). Let op: 6 dec. 1877. Een voer turf haalt van Almelo 18 hon(derd), per 100, 37 en een halve cent. Tezamen 675 (cent) vragt 200 (cent) tol 40 cent(!).

Ten slotte

Een kleinere klant met dezelfde achternaam: J. BRUGGINK, klant in 1889, 6 blz.

Een late klant dus. Zijn grond heet, of ligt in, het kemken, de oostermaat, het velt, het kalver(!), Jeurmanskamp, de riet, den es en leemJan. De laatste regel is: November drie voer knollen haalt uit de riet 135 (cent).

De laatste vier bladzijden gaan over het schillen van eikenhout van en door Jan zelf. De bast van eikenhout bevat looizuur, hetgeen nodig is bij het looien van leer. De schoenmakers in Borne looiden hun eigen leer. De eikenschors (eek) bracht daardoor goed geld op.

Jan schrijft: beginnen te schellen woensdag 27 Mei 1874, anderhalve vime (1 vime = 104 bossen) kluppelen verkocht aan haverkamp 10,50, aan de naaister Ziene halve vime dun (eikenhout) 250 c, 16 hondert pont Eek, 12 mud 46 pont, per Mudde 5 guldens, van de wal in de grote mate aan de zuitkante.

Afb. 04:

1876 18 Mei beginnen te schellen de wal aan de weidemaat 12 hondert 20 pont is 9 mud – (min) 4 pont (dus 136 pont is 1 mud en brengt 6 gulden 50 cent op) te zamen 58,30. Een goed jaar dus, kijk maar naar de prijs van twee vime kluppelen verkogt dun en dik in elkaar 12 g(ulden). In 1878 ging hij schellen de grote mate aan de noordkante. Het hout bracht 35,75 gulden op. De eek (per mud 4 gulden) bracht 57,46 op.
In 1879 dalen de prijzen dramatisch, eek per mud 3,5 gulden. Hij schilt de wal aan het drie schepelstukken op de es.
In 1881 den wal in de weidemaat en op den hasseldersted ook nog aan de noortkante van den langen akker1988 ponden eek, 51 gulden.
In 1882 schellen in de grote mate, opgebracht 104 gulden.
In 1884 schilt hij de wal aan de zuitkante in de grote mate. Per mud 4 gulden.
In 1885 daalt de prijs tot 3,25 gulden en hij houdt nog precies bij waar hij schilt.
In 1886 stijgt de prijs weer naar 3.50 gulden en hij schilt 1596 ponden.
In 1888 Mei 28 (zijn handschrift wordt bibberig) beginnen te Schellen in de grote mate aan de noortkante 2048 Ponden 15 Mudde 8 pont(;) per mudde 3,25 gulden(;) 48,93 gulden bij den langen akker dat is er ook bij. En nu komt het slot: in 1888 wordt verder geschreven in een vrouwelijk handschrift en dit gaat door tot 1909.
Hier eindigt de beschrijving van de rekeningen in het rekeningenboek voor zover het Jan betreft. Jan overleed 21-1-1889.

R. van Goethem.

Afb. 05:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1999-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)