Boorn & Boerschop 1998-01: EEN GEDENKWAARDIGE PLAATS IN HARTJE BORNE

Auteur: M.G.E. van Harten-Fransen

Het was de gewoonte van de bewoners van ons dorp om hun doden in of rond de kerk te begraven. Dit, totdat in het begin van de 19″ eeuw van hoger hand een bevel werd uitgevaardigd dat zulks verbood. Voor de toenmalige pastoor van de R.K. kerk, Joh. Bramer, was dit reden om uit te zien naar een geschikt stuk grond dat als kerkhof dienst kon doen.

Ten zuiden van de Waterstaatskerk, gebouwd op erfgrond “De Noordkamp” van de familie Eenhuis, lag een gelijknamig stuk grond (achter de Koppelsbrink nabij de Klopjeswoningen) van de familie G. Wensink-Weusthof. De pastoor kon hiervan 6 spint grond (ongeveer 6 x 220 = 13·20 m2) kopen voor de som van fl. 165,00. Dit stuk grond werd geschikt gemaakt om als kerkhof te gebruiken. Voor de katholieken leverde dat vele bezwaren op, dit vanwege de door de Overheid opgelegde regels. Vier punten waar men zich aan moest houden waren:

  1. Het kerkhof mocht niet opvallen. (Dat werd mogelijk gemaakt door het terrein rondom te bepoten met 1500 beuken).
    2 . Openlijke godsdienstplechtigheden mochten daar niet plaatsvinden.
  2. Bij godsdienstige ereplaatsen (zichtbare kerkelijke materiële tekens) mochten niet meer dan 20 personen aanwezig zijn.
  3. Volgens de landswetten was het verboden een crucifix te plaatsen. (Er was een bevel om hierop streng te letten).

Tot begin 20ste eeuw heeft men hier zijn doden begraven. Daarna, in 1907, werd een nieuw kerkhof in gebruik genomen op de Oude Esch, nabij de Loobraak. Terwijl rond 1912 Euphemia Tusveld nog op het oude kerkhof is begraven. Op den duur lag het oude kerkhof er verlaten bij en begon het onkruid welig te tieren. Dat resulteerde tot 1950 in één grote puinhoop. De Bornse jeugd hielp daarbij een handje, aangezet door het tot vandalisme en vernielzucht uitnodigende karakter van de oude dodenakker.

De toestand van deze plaats werd onhoudbaar. De Twentsche Courant van 26 april 1954 berichtte hierover: Het is vooral de jeugd geweest, die de laatste rustplaats van haar voorvaderen met roekeloze voortvarendheid tot een puinhoop heeft gemaakt. Zij gingen spelenderwijs en toch zeer letterlijk over lijken. De “kerkhofspelen” hadden hun eigen regels. Bij “opvangertje” mocht je bijvoorbeeld niet afgetikt worden als je je aan een kruis met de benen van de grond hees. Soms hingen de kinderen als trossen aan de wankele kruisen. Het waren niet alleen de kinderen, ook ouderen hielpen een handje. Wat de voddenman niet wilde meenemen kwam op het kerkhof terecht. Naast de ergernis over deze toestand was het door storm omgewaaide kruisbeeld aanleiding voor de katholieke buurtbewoners om overleg te plegen. Eendrachtig besloten de katholieken dat aan deze onhoudbare toestand iets gedaan moest worden. (Wijlen Herman Liedenbaum ontdeed met veel geduld het kruisbeeld van de verflagen en het opgeknapte kruisbeeld heeft een plaats gekregen in de St. Stephanuskerk). Ook werd overeengekomen op het kerkhof een Mariakapel op te richten, deze plaats waardig. De commissie ging voortvarend aan de slag. Vele vrijwilligers zetten zich belangeloos in. Onkruid en bosschages werden verwijderd. Grafmonumenten die vervallen waren werden opgeruimd (stenen daarvan hebben volgens overlevering dienst gedaan als fundering onder woningen). Dagenlang hebben karren af en aan gereden om het vuilnis af te voeren. Zo kwam voorgoed een einde aan de ergernis over wat hier was ontstaan.

Afb. 01: zo moet de kapel worden

De kapelcommissie bestond uit de heren G.J. Dijk­ huis, H. Liedenbaum, F.J.L. Rientjes, J.H. Schabbink en G.J. ten Voorde. Na overleg en plannen maken hadden zij middels een circulaire aan de Bornse katholieken een mooi bedrag bijeengebracht. Dit bedrag was fl. 3770,00 aangevuld met de mooie som van fl. 400,00 door een oud Bornenaar uit Amsterdam. De geestelijk adviseur was kapelaan F. Hamersveld. Men wilde graag een Mariakapel van behoorlijke omvang, waar tevens liturgische plechtigheden konden plaatsvinden.

Voor de kapel moest een ontwerp worden gemaakt. Wie zou dat beter kunnen dan onze plaatsgenoot Herman Liedenbaum? Wie kende deze man niet! De amateur kunsthistoricus. Aan hem werd deze opdracht toevertrouwd. Hij was schilder van beroep. In zijn jonge jaren had hij in Duitsland les gehad in de schone kunst. Met hart en ziel kon hij zich wijden aan houtsnijwerk en beeldhouwen. Hij had zelfs verstand van klokken repareren! Zoals dat meestal in die tijd gebeurde, vond zijn vader dat hij de kost maar moest verdienen met de schilderskwast.

Volgens Herman zou de kapel gebouwd moeten worden in Romaanse stijl en wel 8,5 meter hoog, 5,6 meter breed en 4 meter diep en overhuifd door een luisterrijke koepel, gesierd door een torentje. Samen met Harry van Harten werd eerst een maquette gemaakt “een kranig stukje architectuur”. Nu moest de tekening ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Schoonheidscommissie.

Ondertussen was men druk bezig met de voorbereidingen. De bouwkosten waren beraamd op fl. 20.000,00. Het bedrag dat binnengekomen was naar aanleiding van de circulaire was bij lange na niet groot genoeg om dit bedrag te halen. Van alle kanten uit de katholieke samenleving van Borne boden vrijwilligers gratis hulp aan. Daaronder waren ambachtslieden (o.a. 5 grondwerkers, 5 timmerlieden, 6 metselaars, een schilder en een elektricien), tuinlieden en smeden bleven niet achter. In hun enthousiasme dachten ze meteen te kunnen beginnen. Maar het wachten was op het oordeel van de Schoonheidscommissie.

Helaas… De commissie vond het bouwwerk niet passend in deze tijd! Verschillende instanties werd om advies gevraagd. Zelfs legde men het plan voor aan de directeur van het Aartsbisschoppelijk Museum, dr Bouvy. Hij kon zich wel met het plan verenigen. Op het laatst ging ook het gemeentebestuur zich er mee bemoeien. Zij schakelde prof. ir Grampré Moliëre in, een stedenbouwkundige. Hij kwam persoonlijk naar Borne om de zaak te bespreken. Vervolgens deed de kapelcommissie een beroep op de Haagse architect, Nicolaas Molenaar. Dat bleek een grote teleurstelling, want van het oorspronkelijk plan bleef niets over. Men stak de koppen maar weer eens bij elkaar.

Eenstemmig besloot men om in overleg te treden met de beide wethouders van Borne. De wethouders kwamen met het voorstel om zich in verbinding te stellen met de bekende architect Joh. Sluymer. Zijn familie was bekend door verschillende ontwerpen van bouwwerken waaronder, in 1932-1933, de kerk St. Jacobus de Meerdere te Enschede. Vol spanning werd uitgekeken naar het resultaat en besluit van architect Sluymer. Dat betekende het einde van een lange strijd.

Ondertussen echter, was de geestdrift van de vrijwilligers danig afgezwakt. Men had immers gedacht zó te kunnen beginnen met het grondwerk voor de bouw van de kapel. Uiteindelijk kreeg men toestemming van de Schoonheidscommissie voor het bouwen van de kapel, maar dan zonder torentje…

Enorm veel materiaal was nodig voor de bouw. Dat was voor Herman Liedenbaum geen probleem. Met veel speurwerk verkreeg hij vele materialen waaronder: ongeveer 40.000 Rijssense steentjes, 5.000 oude stenen voor de binnenbouw (afkomstig uit Vreden, Duitsland) en 1500 stenen uit het gewelf van een villa uit Enschede. Voor de buitenmuren 10.000 warmkleurige kloos­termoppen (afkomstig uit de fundamenten van het klooster van Sibculo). Verder nog stenen van de voormalige havezate Saterslo. En niet te vergeten een partij stenen van Rientjes, Scholten, Vos en anderen. Daarnaast nog 7 m’ Bentheimer steen die gedeeltelijk in Gildehaus bewerkt was. Zo droeg ieder zijn of haar steentje bij! Het houtwerk is afkomstig uit een Saksische boerderij daterend uit ongeveer 1600. De zuilen komen van een Westfaals kerkje. Geen inspanning was teveel, uiteindelijk maakte de R.K. Aannemersbond een en ander compleet door het gratis leveren van cement, kalk en zand. Ook een aannemer die niet bij de bond was aangesloten zorgde voor een aantal zakken cement. Nu men de benodigde materialen had vergaard, kon men met de bouw beginnen. Na het voorbereidend grondwerk begonnen metselaars en opperlieden in hun vrije tijd met de fundering, alles Pro Deo.

Een Mariabeeld ontbrak nog. Daarvoor was wel een bedrag gere­serveerd. Tijdens een van zijn speurtochten had Herman Lieden­baum, samen met Gerard ten Voorde die ook historicus was, bij een kerk in Vreden brokken van· een voormalig Mariabeeld ont­ dekt. Hoofd en voeten ontbraken. Dit was geen bezwaar voor het beeld dat Herman zich had voorgesteld, n.l. naar een voorbeeld van de Madonna van Murillo (zonder sluier). De Madonna uit Palazzo Pitti behoort tot de meest geliefde afbeeldingen van Bartolomé Estaban Murillo. Over hem is bekend dat zijn werken effect uitstralen, een intensieve blik van de Madonna met kind. Beschouwend, eerlijk en een onafgewende blik. Een vertaling uit de “Encyclopedie Lexikon der Kunst” handelend over Murillo, luidt als volgt:
Bartolomé Estaban van Murillo is gedoopt 1 jan. 1618 in Sevilla en 3 april 1682 aldaar overleden. Hij behoort, naast Velázquez en Francesco de Goya, tot de beroemdste schilders van Spanje. Van zijn religieuze motieven zijn vooral de vele Madonna-afbeeldingen bekend. Zijn grootste opdracht was in de periode 1645-1646, een cyclus van elf legendenbeelden voor de Kruisgang van het vroegere klooster St. Francisco te Sevilla. Bij het schilderij “Maria en kind” wordt het schijnbaar vertrouwde, door de geraffineerde manier van afbeelden, tot iets bijzonders verheven. Murillo legt met zijn Madonna-afbeeldingen (met de afbeelding van de Onbevlekte Ontvangenis) een stempel op de deugdelijke godvruchtige beeldtypes van zijn tijdgenoten, met hun mystiek, volksvroomheid en Mariaverering.

Het kapotte Mariabeeld was 100 jaar oud, voorheen een geschenk van de burgers van Vreden aan hun toenmalige Deken, die zijn zilveren priesterjubileum vierde. Het beeld was tijdens de oorlog door een bombardement zwaar beschadigd en daarna in brokken naast de kerk gedeponeerd. Van de tegenwoordige deken kregen Herman en Gerard toestemming om de brokken (in zijn ogen waardeloos materiaal) weg te halen. Herman Liedenbaum heeft met veel geduld de brokken weer aan elkaar gezet o.a. met behulp van koperen pennen. Bewonderenswaardig heeft hij de delen weer fraai aan elkaar bevestigd door gebruik tE! maken van Gotlandsteen. Hij maakte een nieuw hoofd en wist dit onzichtbaar aan de krullen aan te sluiten. De Twentsche Courant schreef hierover: “een zeer devoot doch geen zoetelijk kopje voor de Madonna weten te creëren”.

Afb. 02: Het door Herman Liedenbaum gerestaureerde Mariabeeld

Ondertussen kreeg de bouw ziJn vorm, geheel volgens het ontwerp van Herman Liedenbaum. Bekwame metselaars toonden hier hun echte vakmanschap. Verschillende namen van vaklieden worden genoemd, allereerst Bernard Oude Egberink met Bernard Spoolder, verder de heren H. Venhuis, G.J. Leuveld en G. Kale jr. en vele andere vrijwilligers. Weer andere vrijwilligers maakten zich verdienstelijk door het terrein begaanbaar te maken. Paden werden aangelegd en er werd voor beplanting gezorgd voor zover de financiën dat toelieten. De kapelcommissie wist met het financieringsprobleem wel raad. Zij lieten een oproep plaatsen in het kerkblad “De Kerkklok” voor een bijdrage voor een boompje of struikje. Het resultaat was verbluffend. Veel plantmateriaal werd gratis verstrekt door de heren R. Eekman, C. Balk en H. Gortemaker. Het is ontroerend te weten hoe door vele kleintjes iets groots tot stand werd gebracht voor de beplanting rond de Mariakapel:

fl. 0,80 een berkeboompje; fl. 0,70 voor graszaad; fl. 2,00 Maria ter ere, 2 x fl. 1,00; fl. 4,00 een rododendron ter herinnering aan mijn vader en moeder die er begraven zijn; fl. 1,00 van een moeder; fl. 0,50 voor een heestertje; fl. 0,50 een bloempje; fl. 0,50 heestertje; fl. 2,00 uit dankbaarheid; fl. 10,00 uit dankbaarheid voor de genezing van een ziek kind en ter ere van Maria; fl. 1,00 N.N.; fl. 9,00 mevrouw B.; fl. 10,00 eerste bijdrage; fl. 5,00 de tweede bijdrage; fl. 2,00 op de dodenakker waar mijn moeder is begraven; fl. 1,50 voor een rozenperkje; fl. 0,65 uit mijn spaarpot; fl. 1,50 een berkenboompje; fl. 5,00 een rododendron; fl. 0,90 een paar geraniums; fl. 0,75 Maria ter ere.

De kapel stond nog in de steigers. Men had 8 september, Onze Lieve Vrouwe Geboorte, gekozen als datum waarop de kapel klaar zou moeten zijn. Onverwachts kwamen van milde gevers nog bedragen binnen van 2 x fl. 25,00 en van fl. 10,00. Het plan was om met dit geld een voorlopige dakbedekking te kopen die later door een leien bedekking vervangen zou worden.

De bouw van de kapel naderde ziJn einde. Verschillende verenigingen werden uitgenodigd om aan de inwijdingsplechtigheden deel te nemen. Op passende wijze zou de inzegening van de Mariakapel plaatsvinden op zondag 8 sept. 1957. Op het laatst waagde men het toch om een torentje op de kapel te plaatsen met daarop het haantje van de oude kerk van Hertme. De kapel was klaar!

Afb. 03: De kapel is gereed.··

Op 8 september 1997 was het 40 jaar geleden dat de Mariakapel plechtig werd ingezegend door pastoor J.H.A. Frank. Tot op de dag van heden wordt door de buurtbewoners het park en de kapel op orde gehouden en verzorgd en het Mariabeeld wordt versierd met bloemen. Naar behoefte kan er een kaars worden opgestoken. Alle lof voor hun nooit aflatende ijver, deze plaats waardig. De kapel met haar park is een plaats van rust en bezinning. De Twentsche Courant schreef hierover: “Moge de kapel tot in lengte van jaren zeer vele Maria vereerders trekken”.

Wat niet vergeten mag worden is, dat de kapel uiteindelijk werd gebouwd tot meerdere eer en glorie van God en tot bevordering van de devotie tot de Heilige Maagd Maria.

M.G.E. van Harten-Fransen.

Bronnen

Het dagboek van wijlen Herman Liedenbaum.
M.G.E. van Harten-Fransen.
Grepen uit de Historie van Borne, deel II, Borne 1987. Overijsselse Historische Bijdragen, 108ste stuk, 1993,pag. 76-77.
Encyclopedie Lexikon der Kunst.
Malerei-Architektur, Bildhauerkunst, Herder Freiburg, Basel, Wien.

Afb. 04

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1998-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)