Boorn & Boerschop 1997-02: DR. J.B. SCHOEMAKER, HEELMEESTER TE BORNE 1

Auteur: Dr. A. Fuldauer

Inleiding

Johannes Bernardus Schoemaker was de tweede arts met een huisartspraktijk van dit bekende artsengeslacht in Borne (zijn kleinzoon was de wereldberoemde chirurg Schoemaker uit Den Haag). Johannes werd geboren op 3 juni 1799 in Borne en overleed aldaar op 2 maart 1879 (Lit. 1 en 2). Reeds in 1870 legde hij zijn praktijk in Borne neer. J.B. Schoemaker voegde zich in 1820, na een studie in Amsterdam en afgelegd examen in Zwolle, als 21-jarige bij zijn vader, A.H. Schoemaker in Borne.

Afb. 01: De vermaarde dokter Johannes B. Schoemaker, die vanaf 1820 gedurende ruim 50 jaar arts was te Borne

Johannes promoveerde later op het onderwerp “Obstetrie en chirurgie” (Lit. 4). Obstetrie is verloskunde. Woonde hij in het begin bij zijn ouders, na zijn huwelijk met Maria Aleida Mulder uit Almelo ging hij wonen en praktijk houden in de Kerkhoek, later bekend als “Het Oale doktershoes” op de hoek van de Marktstraat en de Oude Kerkstraat. Het huis werd in 1940 afgebroken en hier kwam het café van Baartman te staan.

In januari 1837 overleed A.H. Schoemaker (maar men moet aannemen dat deze reeds in 1830 met de praktijk gestopt was) en hij werd door zijn zoon J.B. opgevolgd. In een missive (Lit. 6) van de burgemeester aan de gouverneur van Overijssel in 1821, wordt J.B. Schoemaker voor het eerst genoemd naast zijn vader, de breukmeester en twee vroedvrouwen. Deze meldingen gaan door tot het jaar 1830.

Als bijzonderheid mag genoemd worden dat in 1822 breukmeester Beursink uit Zenderen overleed. Nadien is er geen sprake meer van een breukmeester. Dat wil dus zeggen dat Schoemaker de voorkomende beenbreuken behandelde, hetgeen zijn vader deels of grotendeels aan de breukmeester overliet. Op 2 augustus wordt Johannes officieel tot gemeente-geneesheer benoemd, blijkens de notulen van de gemeenteraad.

De Hemmelhorst was een bekende bezitting van de dokter. Hij verbleef er vaak in zijn vrije tijd en tuinierde er. In een vijver kweekte hij daar ook bloedzuigers. Hij paste die toe bij de uitoefening van zijn praktijk bij bepaalde aandoeningen.

Het echtpaar heeft zes kinderen gehad, waarvan er één arts werd. Johannes heeft onder meer een dagboek (Lit. 3) een rekeningboeken een geneeskundig handboek nagelaten, geschreven door Prof. Woyt (Lit. 5). Uit het te bespreken rekeningboek verder aan te duiden met het boek), komen enkele privé gegevens naar voren. Zoals de al genoemde hobby de Hemmelhorst, het bezit van een huis in Almelo, het feit dat hij waarschijnlijk een pijproker was en de wijze waarop hij in een deel van de gezinsbehoefte voorzag.

Afb. 02: Dit is de plaats in het dorp Borne waar het huis van dokter Schoemaker heeft gestaan. Thans staat hier café De Ster, op de hoek van de Marktstraat en de Oude Kerkstraat

In het boek, dat in opdracht van de gemeente Borne gerestaureerd en opnieuw ingebonden is, komt zijn praktijkvoering aan de orde. Hij geeft een beperkt inzicht in het aantal verrichtingen dat hij doet in zijn “buitenpraktijk”, de aard van de verrichtingen en daardoor een beeld van voorkomende ziekten en de geneesmiddelen-medicatie. Voorts de rekeningen die hij aan de patiënten gaf of stuurde en de afrekening daarvan. Terloops werd door de auteur ook het Bornse archief (Lit. 6) geraadpleegd op enkele andere gegevens betreffende de praktijk van Schoemaker om die uit het boek aan te vullen.

Het boek

Het boek bevat 544 bladzijden, waarvan ondanks de restauratie, een 18-tal voorin en een 9-tal achterin niet of slecht leesbaar zijn of blanco. Hierdoor is een compleet beeld over de jaren 1823-1855 waarover het boek gaat, niet mogelijk. Van die jaren moeten bovendien nog meerdere rekeningen aanwezig zijn. Herhaaldelijk wordt n.l. een transport aangehaald uit, of verwezen naar, boek B, C en E en het Bornse boek.

Behalve in Borne, had J.B. patiënten in de volgende plaatsen: Zenderen (Zenden), Hertme (Hertem), Bornerbroek, Saasveld, Deurningen, Weerselo, Boekelo, Bekkum, Hengelo, Almelo, Tubbergen, Albergen, Fleringen, Geesteren, Lonneker en Enschede en daarnaast ook nog in enkele buurtschappen. Maat ook verder gelegen plaatsen zoals Oldenzaal, Enter, Goor en Deventer. Het betreft zowel visites aan huis als consulten in zijn praktijk. Over de praktijk in Borne geeft hij geen gegevens. Zo is bij “Nijkamp niew in Borne” geschreven “verplaatst in ’t Bornse Boek”. Een visite “door onze zoon gedaan” duidt erop dat ook Jan ervaring opdeed in de praktijk van zijn vader, zoals J.B. dat ook bij zijn vader gedaan had. De visites buiten zijn woonplaats legde hij waarschijnlijk te paard af. Daarvoor pleiten verschillende aantekeningen zoals het geleende paard bij een boer met wie hij het gebruik verrekende met zijn eigen betoonde diensten. Het bijzondere van het boek is, dat het niet alleen de rekeningen betreft, maar ook zoals gezegd een beperkt inzicht in de ziektes van zijn patiënten geeft en veel medicaties vermeldt.

Afb. 03: Het huis (rechts) op de hoek van de Marktstraat waar dokter Schoemaker woonde en zijn praktijk had

De praktijk

Dokter Schoemaker had een apotheekhoudende praktijk. Hij was bovendien gemeente-arts, toen gemeente-heelmeester genoemd, het geen inhield dat hij voor f. 6O,OO per jaar in de gemeente Borne medische handelingen moest verrichten. In de gemeenteraadsvergadering van 19 september 1848 (Lit. 6) laat Schoemaker echter in een brief weten dat deze f. 60,00 niet voldoende is voor geneeskundige behandelingen aan de armen. Hij krijgt dan f. 50,00 extra voor vaccinatie, schouwing der schutterij en heelkundige hulp aan de armen van Borne. Voor die tijd een behoorlijk bedrag, hetgeen er ook op duidt dat hij nogal wat werk aan genoemde bezigheden had.

De behandelingen

Het boek geeft betrekkelijk weinig informatie over de aandoeningen zelve. Veelal wordt alleen een summiere diagnose vastgesteld en de medicatie ervoor genoemd. Bijvoorbeeld: “beklemming op de borst, mixt pect”. Of alleen de behandeling die nodig was voor een eventueel herstel of in de vorm van een verstrekt medicijn, waaruit soms de aard van de aandoening kan worden afgeleid. Toch geeft het een aardig inzicht in de aandoeningen die voorkwamen en waarvoor zijn hulp werd ingeroepen. Opvallend is daarbij het grote aantal beenbreuken dat hij zet en waarvan hij de behandeling geruime tijd voortzet. Hij verstrekt ook krukken. Hij moet bekend en gevraagd zijn geweest voor het zetten van breuken. Eenmaal schrijft hij “fact is verknoeid”, dus kennelijk riep men ook zijn hulp in voor foutieve handelingen van andere heelmeesters.

Ook doet hij kleine chirurgische ingrepen, die hij aanduidt als “operatie”. Hierbij moet aangenomen worden dat het veelal gaat om openen van abcessen (meestal het gevolg van een steenpuist of furunkel) . Een enkele maal is sprake van amputatie van de vinger na een ontsteking. Deze ingrepen geschiedden nog al eens bij de patiënt thuis, veel in Rijssen, Wierden en Almelo. Herhaaldelijk wordt aangetekend dat er wonden zijn verbonden, vermoedelijk het gevolg van vechtpartijen. “Poliep uit neus geopereerd” komt een enkele keer voor. Aanduidingen van grote ingrepen zijn in het boek niet te vinden.

Er was nog geen anesthesie (verdoving) bekend en de mogelijkheid grove inwendige afwijkingen vast te stellen was erg beperkt. Men moest overgaan tot het verlichten van ongemak ten gevolge van een veelal onbekend lijden. Bijvoorbeeld het aftappen van vocht uit de buik bij een z.g. ascites (vochtophoping). Dit zal vaak het gevolg van een tumor in de buik zijn geweest. Het terugbrengen in de buikholte van een uitgezakte baarmoeder en het tamponneren daarvan duidt er waarschijnlijk op dat hij door vroedvrouwen bij moeilijkheden in consult werd geroepen.

Vochtophoping in de benen (oedeem), hetgeen veelal het gevolg kan zijn geweest van een hart- of nieraandoening, werd wel behandeld met een diuretische (vocht afdrijvende) drank. Het was een aftreksel van verschillende plantensoorten die de nieren tot grotere werkzaamheid aanzette. Woyt (Lit. 5) ziet diuretica als wei-drijvend, bloed zou van onzuiverheden gezuiverd worden. Men zag het dus niet als te veel vocht in de bloedbaan.

Afb. 04: De Oude Kerkstraat gezien vanaf de toren van de oude N.H. Kerk. Het dwars geplaatste huis, achteraan links, is het huis van dokter Schoemaker

Tot een ander soort breuken behoort de liesbreuk, die geregeld genoemd wordt en waarvoor, vaak na terugbrenging van de uitgestulpte darmen, een breukband wordt aangelegd. Een enkele keer is er zelfs sprake van een ingeklemde breuk, hetgeen een “bijzonder pijnlijke aangelegenheid” was, schrijft hij. Hiermee werd een patiënt in Enter in de nacht naar hem toegebracht. Hij bracht de darmen weer in de buikholte en mat een nieuwe breukband aan waarna de patiënt weer naar Enter vertrok.

Een longontsteking wordt vaak genoemd. In een aantal gevallen zal sprake zijn geweest van longtuberculose, want ook bloedspuwingen waren geen zeldzaamheid. Uiteraard was de tuberkelbacil nog niet bekend. Dat was pas in de tweede helft van de 19de eeuw. De behandeling bestond dan ook altijd uit het verstrekken van een hoestdrank en een enkele keer uit het verbinden van een wond op de borst als een borstvliesontsteking was doorgebroken.

Oogaandoeningen komen veel voor en er worden dan ook veel oogdruppels voorgeschreven. Ook zette hij bloedzuigers, dat was volgens het boek bij een beroerte en wat vermoedelijk een geval van longtuberculose was. Een enkele keer verrichtte hij een aderlating, waarbij dus bloed werd verwijderd. Men deed dat om kwade stoffen uit te drijven. De bloedzuigers zouden volgens Woyt het dikke zure bloed opzuigen en dit zo uit het menselijk lichaam verwijderen, b.v. bij jicht, heupe pijn (vermoedelijk reuma; artrose van het heupgewricht en dergelijke aandoeningen). De bloedzuigers (een orde der klasse van de ringwormen) moesten aan bepaalde voorwaarden voldoen: ze moesten lang en smal zijn, een kleine kop en een rode buik hebben (Lit. 5).

Dokter Schoemaker beoefende in zekere zin ook fysiotherapie, wat blijkt als hij de zoon van Ensink uit Hengelo “de stijve armen alle dagen linieert, verbindt, baadt en beweegt”. Hoewel er 2 vroedvrouwen aanwezig zijn, deed hij toch ook bevallingen, waarschijnlijk veelal op verzoek van de vroedvrouw als er problemen optraden. De vrouw van Hendrik Odink te Weerselo “verarmd en lag in een hüt in baren”.
Ook stervensbegeleiding was hem niet vreemd. Hij behandelde de tante van Marten Baan uit Rijssen wegens borstkanker in 1833. In 1834 bezoekt hij haar zeer geregeld elke maand, geeft twee soorten verdovende middelen, kennelijk voor pijnbestrijding.

Ook “bedrijfsgeneeskunde” beoefende hij in zekere zin. Zo werd hij op de fabriek van Ter Horst in Rijssen geroepen om een timmerman die een bedrijfsongeval had gehad te behandelen. De man werd wel blind ten gevolge van het ongeval!
Een vorm van “controlepraktijk” moet hij ook gehad hebben want herhaalde malen doet hij een “visitatie”. De volgende aantekening is duidelijk: “op U order een arm meisjen bezogt en gevisiteerd en daarvan verslag gedaan”. Hij doet dit op verzoek van J. de Wolf te Almelo, kennelijk een fabrikant, want na een behandeling van de man zelf verrekende hij de behandeling met een stuk stof. Een vorm van plastische chirurgie moet men zien in het “lossnijden onder de neus van een hazenmond en lippen” bij een kind.

In een vervolgartikel zullen we zien dat dokter Schoemaker ook aan een soort van klinische hulp deed. Verder zullen we nog behandelen, de medicijnverstrekking, de betaling voor heelkundige hulp waaronder het betalen in natura, de inkomsten van de dokter en nog enkele andere bijzonderheden. Tevens kunt U aan het eind van het tweede artikel een literatuurlijst aantreffen.

Dr. A. Fuldauer

Afb. 05

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1997-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)