Boorn & Boerschop 1997-02: BORNER MARKEN en BIJ DE VOORPAGINA

Auteur: G. Groenhuis

In het gericht Borne werden in het midden van de vorige eeuw de gemene gronden van de twee marken verdeeld: die van Zende­ren en Bornerbroek en die van Hertme. Het einde van de traditionele boermarken in Borne, respectievelijk in 1848 en 1849, is daarmee bekend. Over de oorsprong daarentegen, weten we veel minder. In deze bijdrage willen we in kort bestek ingaan op het ontstaan en de geschiedenis van de Bornermarke

De term mark of marke betekende oorspronkelijk merk, merkteken en grens of grensteken. Die betekenis is vervolgens overgegaan op het gebied dat werd begrensd. Nog weer later, waarschijnlijk in de tweede helft van de dertiende eeuw, ging men onder marke ook de organisatie verstaan, die het gebruik ervan regelde: het markegenootschap. De marken Zenderen-Bornerbroek en Hertme (vroeger schreef men overigens Herthme) hebben deze ontwikkeling zonder twijfel ook doorgemaakt.

Afb. 01: Detail van de “Markekaart van Twente” van W.H. Dingeldein uit 1953. Het richterambt Borne, centraal gelegen in Twente, wordt gevormd door de marken Hertme en Zenderen-Bornerbroek

Hoewel het sinds Slicher van Bath gebruikelijk is het ontstaan van markegenootschappen na 1250 te dateren, lijkt het waar­schijnlijk dat de Borner marken ouder zijn. In 1218 was “Buor­ne”, zoals de lezers van BOORN en BOERSCHOP weten, al een dorp van enige omvang met een kerk en een pastoor. Zenderen komt als “Sindron” al in de tiende eeuw voor onder de goederen van het Duitse klooster Werden. Gezien de nauwe samenhang tussen bewoning en exploitatie van de omgeving, moet men wel aannemen dat er al boermarken waren voordat deze schriftelijke sporen hebben nagelaten. De term marke is, in samenhang met bewoning, in ieder geval aantoonbaar ouder.
Zo meldt de Codex Laureshamensis, een schenkingsakte van het Duitse klooster Lorsch, onder de jaren 792-793 onder meer een “villa vel marca Appoldorn”, wat we kunnen vertalen als buurt­ schap of marke Apeldoorn. De “villa vel marca Uttiloch” in dezelfde akte is de buurtschap en marke Uddel op de Veluwe.

Rond de kleine “villa”, die uit één of enkele boerenhoeven bestond, lagen de akkers en enkele weiden daar, buiten de wildernis. Het gehele territorium vormde de “marca”. Nog in 1832 was de marke Hertme niet minder dan 252 hectare heideveld rijk, waaruit de boeren onder meer plaggen haalden voor bemesting van hun bouwland. Vroeger zal de omvang van de woeste grond nog groter zijn geweest. Als de bevolking groeide, werden nieuwe akkers en weiden aangelegd. Maar het gedeelte van de marke dat in cultuur was gebracht, bleef altijd kleiner dan de wildernis. De boeren wisten dat er voldoende woeste grond moest overblijven. Zonder plaggenbemesting van de akkers, die daardoor letterlijk en figuurlijk op een hoger niveau kwamen, was een lonende bedrijfsvoering onmogelijk. Wat de beste verhouding tussen cultuurgrond en woeste grond was, hing af van de natuurlijke vruchtbaarheid. Ze varieerde van één op twee tot één op zeven

Zolang de nederzettingen klein waren, vonden de boeren het niet nodig de exploitatie van hun marke aan geschreven regels te onderwerpen. De traditie volstond; men hield zich aan van vader op zoon overgeleverde gewoonten. Ieder nam wat hij nodig had. Maar toen de dorpen groter werden, kwam daarin verandering.

Tussen 1100 en 1300 groeide de bevolking van Europa explosief, waarschijnlijk omdat het klimaat milder werd. Ontginningen in vrijwel verlaten streken zoals de veengebieden boden enig soelaas, maar in de al bewoonde regio was die mogelijkheid, zoals gezegd, maar op beperkte schaal aanwezig. Wel vestigden zich in deze eeuwen, meer dan voorheen, bezitlozen als kleine boeren in de wildernis. Ze timmerden in korte tijd een simpel kot en brachten een stukje grond in cultuur. Zo ontstonden de keuterboerderijen of katersteden. De kleine boeren werden keuters of koters genoemd. De boeren op de vaak al eeuwen bewoonde hoeven voelden zich door deze gang van zaken be­dreigd. Ze gingen ertoe over hun traditionele rechten op hun marke op schrift te stellen. zo ontstonden, volgens Slicher van Bath, de markegenootschappen.

In de boerwilkeur, een buurtschapswet, werd het gebruik van de marke geregeld. De buren kregen elk een aandeel in de exploi­tatie van het grondgebied. Dit heette een waardeel, waarschap of kortweg ware. De bezitters ervan werden gewaarden, gewaardeelden, gemene erven of markegenoten genoemd. Het waardeel gaf recht op het weiden van een bepaald aantal varkens en schapen, het hakken van een hoeveelheid hak- en timmerhout, het steken van een gelimiteerde hoeveelheid turf en plaggen e.d.

Werd een hoeve gesplitst, dan ging ook het waardeel in tweeën. Voortgaande erfdeling kon tot halve, een kwart en zelfs tot een achtste waardeel leiden. Eigenaars van een ware die niet of niet meer in de marke woonden, stonden bekend als buitenbu­ren. Soms overtrof hun aantal zelfs dat van de buren. Dat was in Hertme, omstreeks 1830, ook het geval. Misdorp was de enige gewaardeelde boer in de marke, de overige eigenaars van de boerderijen met markerechten woonden in Borne en omgeving.
Hoe jonger de wilkeuren zijn, hoe gedetailleerder de bepalingen. De belangrijkste ervan hadden betrekking op: het plaggensteken; de turfwinning; het recht van stoppelweide (de beweiding van het bouwland na de oogst); het akeren (eikels zoeken door varkens in de bossen); de veedrift (het uitdrijven van vee in de gemenegronden); de zorg voor de omheining van het bouwland; de zorg voor wegen en vaarten en het tijdelijk opvangen van weggelopen vee (het Schutten).

De aanwezigheid van een gewaardeelde boer Misdorp in de marke Hertme, pleit nog eens voor de ouderdom van deze Borner marke. De naam Misdorp komt al duizend jaar voor in de regio. De hoeve Misdorp, die onder de Hof van Delden viel, gaat mogelijk zelfs terug op een prehistorische nederzetting.

Afb. 02: Erve Misdorp, waarvan de naam al meer dan duizend jaar in de regio voorkomt. Op dit erve woonde in de 18″ eeuw de enige gewaarde boer in. Hertme, alle overige erven waren van eigenaren die buiten de marke verbleven

Hoewel de vorming van markegenootschappen gericht was tegen de komst van keuters in de marke, werd de vestiging van katerste­den onder bepaalde voorwaarden van tijd tot tijd gedoogd uit welbegrepen eigenbelang. De keuters leverden, naast het werk op hun eigen boerenbedrijfje, landarbeid op de gewaarde boerderijen in de drukste tijd van het seizoen. Met de komst van de textielnijverheid zouden deze kleine boeren met spinnen en andere huisarbeid hun karige inkomen aanvullen. Zoals bekend ligt daarin de oorsprong van de Twentse textielindustrie.

Onder invloed van de economische vernieuwingsdrift in de patriottentijd en de Bataafse Republiek rond 1800 gingen er steeds meer stemmen op om de traditionele marken op te heffen. Zij stonden, zo vond men, de vooruitgang in de weg. In de landbouwenquête van 1800 staat, dat in Borne al een begin was gemaakt met de ontginning van de woeste grond. Colmschate, de rapporteur, deelt bijna lyrisch mee dat de Borner boeren woeste grond hebben omgetoverd in heerlijke weiden en vruchtbare akkers. Met noeste vlijt hadden zij de wilde natuur “lagchende klaver”, vruchtbare tuinen en lommerrijke lanen ontwrongen.

De definitieve opdeling van de Borner marken kwam, zoals gezegd, in 1848 en 1849 tot stand. Het plan van de markeverde­ling van Hertme van 1847 is reeds gepubliceerd in BOORN en BOERSCHOP, No. 1 van 1997. Behalve de gewaardeelden, deelden ook anderen mee. Opmerkelijk is, dat de katersteden één tot drie aandelen kregen. De weidegronden werden verdeeld naar rato van het vee-bezit in 1833-44. Aan de eeuwenlange exploitatie van de gemene gronden door de gewaarden van de buurtschap was een einde gekomen.

G. Groenhuis

Literatuur

  1. B.H. Slicher van Bath.
    De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850).
    Utrecht/Antwerpen, 1960.
  2. J. Heringa.
    De buurtschap en haar marke.
    Drentse Historische Studiën V, Assen 1982.
  3. H.B. Demoed.
    Mandegoed schandegoed. De markeverdeling in Oost-Nederland in de 19de eeuw. Zutphen, 1987.
  4. R.M. Kemperink.
    De mannen van Weede en Emmeklaar. In: J.A. Brongers e.a., Amersfoortse opstellen, Amersfoort, 1989.
  5. Amber Walraven.
    Jeugdproject geschiedenis. In: BOORN en BOERSCHOP, No. 1, 1993.
  6. G. Groenhuis.
    Een vroege vermelding van Borne. In: BOORN en BOERSCHOP, No. 1, 1994.
  7. Jan van Nuenen.
    Borne Archeologisch. Borne, 1995.
  8. H.A. M. Woolderink.
    Plan markeverdeling Hertme. In: BOORN en BOERSCHOP, No. 1, 1997.

BIJ DE VOORPAGINA

Auteur: Redactie

Op de kaft van deze jaargang van BOORN en BOERSCHOP, is een prent afgebeeld van het Erve Velthuis. Verzuimd is om in de beschrijving ervan te vermelden waar dat erve is gelegen. We herstellen deze omissie hierbij, met de vermelding dat het nieuwe erve Velthuis, dat de opvolger is van de boerderij op de prent, is gelegen aan de Weteringdwarsweg in Hertme.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1997-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)