Boorn & Boerschop 1996-02: HET ERF “KONINK OP BUREN” EN DE PROTESTANTISERING

Auteur: G. Groenhuis

In zijn interessante artikel over een in Borne gevonden pacht­ boekje van het erf “Konink op Buren” in Woolde (BOORN en BOERSCHOP, okt. 1995) schrijft G.A.B. Nijhuis onder meer: In de loop van de zestiende eeuw werd de katholieke godsdienst verboden: de gereformeerde godsdienst werd opgelegd (pag. 38). deze gang van zaken staat in de Nederlandse geschiedschrijving bekend als de protestantisering. Waar de calvinisten de baas werden, moesten pastoors plaats maken voor predikanten en werden de scholen gereformeerd. De schoolmeesters, tevens kosters, moesten net als de predikanten de gereformeerde belijdenisgeschriften ondertekenen.

Afb. 01: Calvijn, wiens leer in Twente nauwelijks ingang vond

Het erf “Konink op Buren” dat zeker sinds 1726, maar volgens Nijhuis al veel eerder in het bezit van de gereformeerde kerk van Hengelo was, zal oorspronkelijk tot de goederen van de katholieke kerk van Hengelo hebben behoord. Wanneer heeft de overgang van katholiek naar gereformeerd plaatsgevonden?

Het lijkt uitgesloten dat deze protestantisering, zoals Nijhuis zegt, in de zestiende eeuw tot stand is gekomen. Voorwaarde voor een machtsovername door de gereformeerde kerk was militair succes. Pas als Staatse troepen de Spaanse soldaten hadden verdreven en het bestuur stevig in handen hadden, kon de protestantisering op gang komen. Daarvan was gedurende vrijwel de gehele zestiende eeuw geen sprake. Oost-Nederland was strijdtoneel en had voortdurend te lijden onder Spaanse invallen. Toen het staatse leger onder Ernst Casimir in 1597 Oldenzaal en Enschede veroverde, leek daar verandering in te komen. Maar de herovering van het verloren terrein door Spinola in 1605 zorgde ervoor dat de oude situatie terugkeerde.

Van Staats gezag was nog jarenlang geen sprake: de situatie op het Twentse platteland bleef onzeker. Onder deze omstandigheden had een verbod van de katholieke godsdienst door de Staten geen enkele zin. In 1610 sloten de Staten-Generaal een overeenkomst met de aartshertogen Albertus en Isabella, die duidelijkheid tijdens het bestand moest scheppen. Het omstreden platteland zou onder de Staten-Generaal komen, maar met betrekking tot de godsdienst zou alles bij het oude blijven.
Konkreet betekende dit voortzetting van de katholieke dominantie. De deken van Oldenzaal liet in alle Twentse kerken afkondigen dat andere dan katholieke kerkdiensten verboden werden.

Afb. 02: De boerderij “Cönnink op Buren”

Er waren op dat moment nog maar weinig gereformeerden in Twente. Na de verovering door Ernst Casimir in 1597 gingen enkele pastoors over tot de reformatie. Onder hen was Johan Niehoff, pastoor van Borne. Maar het overgrote deel van de katholieke geestelijken bleef de moederkerk trouw. Gereformeerden in het “bevrijde” deel van Overijssel was dit Twentse papisme een doorn in het oog. Met name de classis Deventer klaagde steen en been. Maar ook nadat in 1628 Frederik Hendrik Oldenzaal heroverde en de druk op de katholieken groter werd, kregen de gereformeerde predikanten nauwelijks vat op de Twentse bevolking. De protestantisering werd niet of onvoldoende gesteund door de overheid. In Oldenzaal kregen de katholieken in 1628 de Sint Plechelmuskerk terug. De Staten van Overijssel beloofden het katholicisme in heel Twente de positie die het tijdens het Twaalfjarige bestand had gehad te laten behouden.

In hoeverre er protestantisering plaats vond, kan worden afgeleid uit de vestiging van predikantsplaatsen in Twente.
Die vond maar heel langzaam plaats. Voor het erf “Konink op Buren” was de situatie in Hengelo natuurlijk van belang. Welnu, we weten dat de kerk daar pas in 1643 zijn eerste predikant kreeg. Op plaatsen waar wel predikanten waren, hadden zij het niet gemakkelijk. In kerkelijke acta lezen we voortdurend over hun karige traktementen. Bij herhaling wordt er bij de “guetheeren” op aangedrongen de kerkelijke en geestelijke goederen te gebruiken voor het onderhoud van predikanten en schoolmeesters.

Ook in Borne leed de dominee armoede.. In een overzicht van 10 Overijsselse predikanten die van een veel te laag salaris moesten rondkomen, wordt vermeld dat hij 270 gulden verdiende. Daarvan moest hij eenderde deel afstaan aan de laatste katholieke pastoor. Het mag een wonder heten, dat dominee Herman Wellemeyer van Steinfort zich desondanks bereid verklaarde naar Borne te komen en zich “met d’opcomste” tevreden te stellen.

Toen het Staatse gezag na de vredesluiting in Munster in 1648 voorgoed werd gevestigd, kon de protestantisering ter hand worden genomen. Maar voor een succesvolle machtsovername door de calvinisten was het nu te laat. De omstandigheden waren veranderd. Gereformeerde expansie werd nog wel met de mond beleden, maar niet in praktijk gebracht. Waar de calvinistische kerk probeerde het katholicisme terug te dringen, stuitte het op een sterk en vernieuwd geloof. De contra-reformatie had in Twente de tijd gehad voor nieuwe bezieling te zorgen.

In die late protestantisering ligt de verklaring voor het groot aantal katholieken in Twente. In Borne was in 1839 nog 72,65% van de bevolking rooms-katholiek. Wel is dat percentage sindsdien afgenomen, maar nog altijd maken zij een aanzienlijk deel van de populatie uit. En wat de “reformatie” van het erf “Konink op Buren” betreft, die zal op z’n vroegst in de tweede helft van de zeventiende eeuw hebben plaatsgevonden.

G. Groenhuis.

Literatuur

  1. J. Reitsma en S.D. van Veen.
    Acta van de provinciale en particuliere synoden Overijssel, Groningen, 1899.
  2. Nederland in de zestiende- en zeventiende eeuw, 3e druk, Amsterdam, 1964.
  3. P.H.A.M. Abels.
    De broederen van Twenthe; Een studie van de eerste Twentse dominees (1597-1678), Hengelo, 1984.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1996-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)