Auteur: F.J. van Capelleveen
De Twentse havezaten blijken in hun oervorm steeds rechthoekige gebouwen te zijn geweest van niet al te grote afmetingen. Bij opmetingen zien we steeds dat hun lengte/breedte verhouding berust op eenvoudige gehele getallen zoals b.v. 2 : 1, 3 : 2 of 3 : 1 of iets van dien aard. Ook de verdeling van de binnenruimten voldoet meestal aan deze verhoudingsgetallen (Lit. 1). Opvallend daarbij is dat de afmetingen die gekozen werden, b.v. 14 x 7m of 21 x 14 m, steeds deelbaar zijn door 3,5. Er moet dus sprake zijn van een veel gebruikte maat van 3,5 m lengte.
Om na te gaan waarop deze maat teruggevoerd zou kunnen worden is gekeken naar oude in Twente gebruikte maten (Lit. 2). Daaruit komt naar voren dat de oude roedemaat in Twente een lengte had van 471 cm. Deze roede was verdeeld in 16 voeten. Een enkele voet mat derhalve 29,4 cm. Hier ligt mogelijk de oplossing van het probleem, want als we 12 van deze voeten nemen komen we op 12 x 29,4 = 352,8 cm uit. Blijkbaar was de Twentse roede wel is waar verdeeld in 16 voeten, maar werd in de praktijk toch met 12 voeten gewerkt!
F.J. van Capelleveen.
Literatuur.
- B. Olde Meierink Twickel…. wat de spade er ons over vertelde II en III.
’t Inschrien jrg. 11, No 4, okt. 1979 en jrg. 12, No. 1, jan. 1980. - J.M. Verhoef
De Nederlandse maten en gewichten.
Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut, deel 3, Amsterdam 1982.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 1996-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)