Boorn & Boerschop 1996-01: HET HUIS WELEVELD OP EEN KRUISPUNT VAN WEGEN

Rede uitgesproken door J.J. Grootenboer op 15 september 1995, bij de opening van de tentoonstelling in het Bussemakerhuis in Borne over het Huis Weleveld bij Zenderen

Auteur: J.J. Grootenboer

Wat moet ik, in zeg vijftien minuten vertellen? Alleen al het manuscript van Jonker Sweder II van Scheele van Weleveld bedraagt achttienhonderd bladzijden tekst. De tekst, zo zorg­vuldig overgezet in leesbaar Nederduits, door de Heer en Mevrouw De Bakker.

Afb. 01: Weleveld

Ik moet de relatie tussen Weleveld en Ruinen, in het begin van de Welevelder tijden, overslaan. Er moet een huwelijk zijn geweest tussen een zoon van Van Ruinen (vermoedelijk Mewekin) en een dochter van Godfried van Welvelde. Dat kan best zo zijn. Want reeds in het jaar 1206 was er sprake van ene Godefricus de Welvelde die in dienst was van de Heer van Steinfurt. Zoals bijna alle begin, is ook het begin van deze geschiedenis in nevelen gehuld.
Sweder II noemt het jaar 1300 als zijn voorgeslacht van moeders zijde zich vestigt op wat hij noemt het Wolfsveld, een naam die later werd verbogen naar Weleveld. Die naam Wolfsveld kennen we nu en, o toeval(?), er is een wolfskaak gevonden bij het uitdiepen van de slotgracht!

De keus om juist op deze plek te bouwen werd waarschijnlijk ingegeven door de plaats van de Hof van de Meijer van Ruinen in Zenderen. En Sweder II noteert: “Er was toen ook voldoende graanland, er waren voldoende weidegronden”. De jacht- en visgronden waren uitstekend· en de plaats op de splitsing van wegen en beken gaf niet alleen een bron van inkomsten door tolheffing, het was ook voor verdediging goed in positie. Beken waren er ook, al hadden die nog geen eigen naam. Het water ten noorden van Het Weleveld heette Biheld waarvan mogelijk onze Bieffel is afgeleid. Die beek liep over de Dourenfort op Almelo aan!
Het eerste huis moet uit hout en leem opgetrokken zijn geweest en dat had volgens Sweder II in oorlogstijd zo zijn voordelen: “Dan gaat er niet zo veel verloren!”.

Er is natuurlijk over het begin meer te vertellen. Wat te zeggen over het “huis-op-palen” in de gracht. Het huis moet midden in het water hebben gestaan en was slechts per boot bereikbaar. Daar woonde toen ook een Van Welvelde in; als kluizenaar, als een vroom man dus…
En in de tuin, op een bergje, was in oude tijden óók nog een woning waarin een jongere broer verbleef.

Vaste grond krijgen we door een document uit 1353, waarbij Johan Ivan Welvelde de goederen van Borne in leen krijgt van de Heren van Ruinen. Dat document geldt dus als het moment van een zekere verzelfstandiging van Het Weleveld, al blijft het tot de Franse Tijd een leen van de Heerlijkheid Ruinen. Daaronder hoorden toen de erven het Luttike Hulscher, het Storkeslo, het Huis ter Bekke, het Huis ter Haar en verder Bartoldinck en Veldhuis in Hertme.

Van Weleveld wordt Scheele

In 1521 trouwt Johan III van Weleveld met Wilhelmina van de Rutenborch. Als ZJ.J sterven blijft alleen Anna van Welvelde over. Anna was klein van stuk zodat de mensen zich soms afvroegen wie die stakker wel was! Ze vindt haar partner in Sweder I von Scheele van de Schelenburg in de buurt van Osnabrück. De man was bijziend en voor hem moest een apart bed gemaakt worden wegens een onbekend gebrek, maar aan het produceren van kinderen blijkt niets te mankeren. Zo komen de Scheele’s op de havezate Welvelde. Sweder I blijft echter op de Schelenburg wonen en Gert ter Haar, van de gelijknamige hof, treedt als bewaarder op.
Anna van Welvelde organiseert wel de nodige verbouwingen. Er komt een eigen keuken bij en de water­ en windmolen krijgen de nodige reparatiebeurt. Zoon Christoffer, die in 1558 met Judith Ripperda van het Weldam trouwt, vestigt zich wel op Welvelde. Het zal hem pijn en moeite kosten…..

Afb. 02: Schele

Hij begint na zijn komst de oude rechten weer te herstellen. Dat levert hem wel een vechtpartij op met zijn pachters, zij het, dat het aan het einde van een trouwpartij was. De heren nemen daarna geen uitnodiging aan als “brulfteneugers” aan de poort komen.

Het Huis in het begin van de Tachtigjarige Oorlog

De Tachtigjarige Oorlog breekt uit. Christoffer, die een geheel nieuw huis laat bouwen in 1576, ziet zijn optrek reeds vier jaar later in vlammen opgaan. Tot overmaat van ramp breekt er onder de Zenderse boeren een opstand uit, onder leiding van Paaschen, die woont aan de Kokendiek. Het einde van de opstand blijft onbekend. Spaanse troepen belegeren Het Weleveld. De Scheele’s vluchten naar Westphalen en Johan Schulte bewaakt, samen met Johan Bartelink, het huis. Maar Overste Lubbert Sturman, in Spaanse dienst en getrouwd met een bastaarddochter van Christoffer Scheele n.l. Christine, breekt in het huis in met een list en rooft alle voeding weg. (Over bastaarden: Oom Jasper had er meerdere! Hij was seksueel actief op doktersrecept. Wie was die arts?!) Johan Schulte verbergt het archief nog in de oude kerk van Borne, maar het wordt daar gestolen (“spoliert”).

Afb. 03: De kaart van Hottinger uit 1783 waarop Het Weleveld met tuinen en gebouwen is aangegeven

De bezetting wordt regelmatig verwisseld. “De Welchen en de Tauschen” zijn het ergst. Ze vernielen het huis tot op de fundamenten. Dan breekt de pest uit onder de troepen. De doden worden begraven in de kruidentuin en later in de koolhof, waar toch al een devotiekapel staat. Uiteindelijk gooien de mannen de lijken in de gracht. Er is overigens bij de laatste reconstructie geen Spaans botje gevonden. Wij kunnen dit dus niet bevestigen!

Volgens de boeren van toen, die ook wel raad wisten met de resten van het huisraad van de havezate, werden al die lijken spoken en die geesten manifesteren zich als Christoffer Scheele van Welvelde. Christoffer als boeman!

De jonge zoon van Ter Haar weet nog een koperen brouwketel te redden. Huis en boerenerven zijn echter allen verwoest maar met verbazingwekkende energie begint men direct met de herstelwerkzaamheden! “DIS HAUSZ GESATST IN GOTTES HAND, MUSZ DAS BEWAREN VOR KRIG UND BRAND” tikt de steenhouwer in het zandsteen. En die steenhouwer was: Lubbert Sturman, de man van Christine Scheele, de bastaarddochter….

Het herstel

Er wordt gerestaureerd, nieuw gebouwd, bijgewerkt. Maar in 1595 stort de zaak weer in. De ankers zijn doorgeroest en het hout verrot. Maar wie slaat nu ook mest op, op zolder?! Je wordt er toch moedeloos van! Dan begint Sweder II, de zoon, maar weer opnieuw en geeft daarbij een precieze datum aan: 11 augustus 1596. In 1606 wordt er weer het nodige bijgebouwd. De LIJFTUCHT van Christoffer moet er voor worden afgebroken. Er wordt zelfs een nieuwe beek gegraven langs de Harenkamp. Sweder II noemt de nieuwe beek: De Bornse gracht.

De oorlog woedt echter voort. Sweder II neemt troepenbewegingen waar rondom zijn Huis. Er is een legermacht(je) onderweg naar Hasselt en men kampeert bij hem voor de deur, bij Hom­brinck en in de Tengelenkamp. Hij redt zijn bomen door met de commandant te overleggen. Biedt hem ook een etentje aan maar de commandant weigert. Hij is tevreden met een “Toet’n bier” en mompelt bij het weggaan “Onze Heere God schijnt dit keer Geus te zijn!” en hij blijft die nacht bij zijn mannen onder de bomen liggen. In de regen.
In 1609 wordt er een nieuwe watermolen gebouwd en het grachtenstelsel wordt fors uitgebreid. Het Grote Werk moet nog volgen en daarvoor zal Sweder II een architect uit Osnabrück inschakelen, t.w. Meester Johan Nieman. Die bouwt er de Grote Zaal en zorgt voor een pronkgevel van Bentheimer zandsteen. Er komen overal teksten, in het Nederduits, maar ook in het Latijn. Het merendeel van de teksten bevestigen de vrome, vooral Lutherse instelling van de man. Maar toch?
In de Grote Zaal, waar ook kerkdiensten kunnen worden gehouden, is een tekst te lezen uit 1 Timotius 2 die luidt:

Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat er gedaan worden smekingen, gebeden, voorbeden, dankzeggingen voor alle mensen, voor koningen en allen, die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven mogen leiden.
1 Timotius 2: 1 + 2, S.V. (= sub vo’ce = onder dat woord)

Afb. 04: Bovenaanzicht van de waarschijnlijk positie van de gebouwen van havezate Weleveld t.o.v. elkaar.

De keuze van die tekst sluit aan op de standsopvattingen van Sweder II, waarbij adel die in hoogheid gezeten is, als taak heeft degenen die onder hem gesteld zijn te beschermen en te behoeden, opdat ze een stil en gerust leven mogen leiden.

Zo bouwt Sweder zijn huis, zijn toren, zijn nieuwe toegangspoort. In het aangeleverde zandsteen ontdekt Sweder afdrukken van schelpdieren en ziet daarin het bewijs dat de Grote Zondvloed ook in Twente en Westphalen heeft huisgehouden.

Opnieuw oorlogsdreiging

In 1623 treffen bij Stadtlohn de tegenstanders in de Duitse Dertigjarige Oorlog elkaar. Een wrede slag kost aan duizenden mannen het leven. De rest trekt plunderend, moordend, brandschattend en verkrachtend door de streek. Sweder II loopt zijn verdedigingswerken na. Hij laat bij Albergen de Blockfort opgraven, herstelt Peggefort, de Harinckfort en de Biheld alsook Engelbertink Stege en de Kokendiek. Ook laat hij slagbomen aanbrengen op de wegen naar Borne: Een wanhoopsdaad, want een slagboom houdt zo weinig tegen. De inwoners van Borne vluchten massaal naar Oldenzaal. Johan Rammelman bewaakt het huis verder, samen met de Calvinistische( ! ) predikant Harde­nack en de Oud Vlaminger Mennist Gerrit Tönnissen.

De orkaan trekt voorbij en bij terugkeer vieren de bewoners van de havezate op Zondag Cantate het Heilig Avondmaal, geleid door dominee Walter Molanus.

De plannen voor de bouw van een kapel

Tijdens de viering van het Heilig Avondmaal, en weer op Zondag Cantate maar nu in 1629, droomt Sweder II weg. Hij denkt niet alleen na over de zuivere leer overeenkomstig de Augsburger Confessie,. maar ook over de bouw van een huiskapel. “Zoals zijn voorvaderen ‘t hadden gewild”. Sweder II leeft in onmin met de Ridderschap en de Steden. Hij wil gewoon niet meewerken aan de invoering van de Calvinistische vorm van geloven. Hij wil er wel rekening mee houden. Sweder II komt uit zijn dag­ boek naar voren als een tolerante man. Hij wil best een sobere kapel, met de preekstoel in het midden, een eenvoudige avond­maalstafel ervoor en een bakje als doopvont, al noteert hij later in de kantlijn dat hij toch nog een zandstenen vont zou prefereren. Na het Twaalfjarig Bestand zetten de Ridderschap en de Steden en de Calvinistische predikanten door en komen er definitief Calvinistische predikanten op de Bornse preekstoel.

Dan droomt Sweder heel anders, het zal een kapel worden met een hoofdaltaar en een zijaltaar. Een muurbank in de kapel en de familiebanken bezijden het hoofdaltaar, als te doen gebruikelijk. Protestantse heiligen zullen worden afgebeeld en de muren worden met tekstborden behangen. Wanden en zolderingen zullen van Bijbelse en kerkhistorische voorstellingen worden voorzien.
Een eigen huiskapel… het is er nooit van gekomen. In 1639 sterft Sweder II, oud en der dagen zat…

Het einde van de periode Scheele

Zijn nazaten doen het minder goed. Op de beroemde Rabo Herman na. Die had echter Welbergen als zijn belangrijkste domicilie. Ernestus Christoforus Bernardus Carolus is de laatste van het geslacht. Eén zuster raakt aan lager wal en loopt bedelend door Borne. Vraagt onderstand aan bij de Ridderschap en de Steden en krijgt fl. 200,00 toegewezen, mondjesmaat uit te betalen. Ook toen al hield men de uitkeringsgerechtigden in de gaten! Men verkoopt uiteindelijk het huis en het goed aan Lambert Joost van Hambroick.

De periode Hambroick

Van Hambroick koopt het landgoed voor fl. 51.066,00. Hij herstelt, bouwt, breekt af en voegt toe. zorgt voor infrastructuur. Huis en Hof, alles krijgt een flinke beurt. Er komt een nieuwe vleugel met een eetzaal, keuken en gemakjes. Ramen worden vervangen en kelders krijgen een nieuw gewelf. De grote poort gaat in 1738 van de benen en er wordt een nieuw molenhuis gebouwd. In 1742 valt het oude huis ten offer aan vernieuwing en we kennen dat nieuwe huis. In 1750 valt de toren. Er komt een nieuwe voordeur en Albert Geuke krijgt er de opdracht voor. Zijn zonen Hambroick bouwen er nog wat bij en breken weer het nodige af.

Afb. 05: Hambroick

Dan komen uiteindelijk de Fransen en als die eenmaal aan het bewind zijn worden de heerlijke rechten afgeschaft en daarmee drogen belangrijke bronnen van inkomsten op. Zoals zoveel collega’s verkoopt, nadat in 1804 het huis reeds werd afgebroken, Van Hambroick zijn bezittingen. Het hele landgoed gaat in 1819 over in handen van de Almelose/Bornse Notabel G.J.O.D. Dikkers….

Een uitleiding

Dan is het definitief voorbij met het eens zo gekoesterde huis, waar de Van Welvelde’s hun Zenderse bestaan begonnen. Waar de Scheele’s hebben verbleven. Ze waren, vooral in de begintijd van hun bestaan, in Twente mannen met een goede opleiding en haalden zelfs de Haagse Staten-Generaal als vertegenwoordigers van dit gewest. Sweder II is ook nog een tijdje voorzitter geweest van dit illustere College.
Hoewel ze het aanvankelijk best vonden onder de bisschop, “Onder de kromstaf is het goed zitten”, dachten ze daar later anders over…

                HET HUIS VAN WELEVOORT 
                LIGT IN EEN DUISTER OORD...

Het Weleveld waar statige lanen nog te zien zijn en wat resten of op de tentoonstelling, of in de door Kwint als folly op het terrein neergezet, bedoeld als een grap, als een verrassing, een leuke manier van “voor-de-gek-houden”. De grachten zijn gereconstrueerd en tot archeologisch monument verheven. Een verdwenen Huis en zijn bewoners, waarvan Sweder II vermeldt dat de helft van Borne in zijn bezit was, waarvan hij in de kantlijn later nog twee-derde maakt…

Dit is het einde van mijn verhaal. Ieder kan er het zijne mee doen. Een verhaal van oorlogen en geruchten van oorlogen en nog is dit het einde niet. Watersnood en droogte. “Is dat het verhaal?” vroeg iemand mij. Helaas! Het is niet anders. Mensen blijken in de loop der geschiedenis periodiek de behoefte te hebben zo met elkaar om te gaan! Ik voor mij heb de aandacht vastgehouden voor de persoon van Sweder II. Hij komt mij zo aandachtig voor, zo tolerant en soms “zo Twents-nuchter”. In zijn denken is veel ruimte. Hij heeft het niet zo begrepen op de Calvinisten en oordeelt dan wat zwaar. Ik begrijp dat. Maar, als prominent lid van een minderheidsgroep, begrijpt hij ook de positie van andere minderheidsgroepen. Ik voor mij vermoed, dat daarom de doopsgezinden, in casu Hendrik Berends Hendriks (Hulshoff) zich in de schaduw van het Huis Weleveld konden vestigen. Voor mij zijn dit gaten van goedheid in de soms zo hermetisch gesloten geschiedenis.
Wat U allen aangaat: neem deel aan de opening van de illustratie van mijn verhaal, maar kom later wel terug om alles eens rustig te bekijken…

Afb. 06: Het 17e-eeuwse windvaantje dat bij het uitdiepen van de grachten in 1995 werd gevonden. Het koperen vaantje meet 40 bij 16,7 cm en bevat het wapen van Weleveld en van een nog onbekend geslacht
Afb. 07

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1996-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)