Dit artikel werd in een iets andere vorm reeds gepubliceerd in “Oald Hengel” van juni 1994.
Auteur: G.A.B. Nijhuis
Vele huidige bewoners, maar zeker ook vele generaties “oald Boornsen” hebben in hun vrije tijd waarschijnlijk meermalen een wandeling gemaakt naar het Deldense bos. Een van de toegangswegen loopt vanaf de spoorlijn via de Woolderweg, langs het vroegere jodenkerkhof bij het erf “De Lemery”. Op Deldens grondgebied vervolgt de weg via een “tunnel” onder de Al. Voordat de volgende tunnel onder de A35 moet worden genomen ligt aan de linkerkant het erf “Konink ten/op Buren”, nu bewoond door de familie Weernink.
Dit erf was, met zekerheid vanaf 1726, maar waarschijnlijk al veel eerder, tot in elk geval 1827, bezit van de Gereformeerde Kerkte Hengelo. De kort na het jaar 1500 door Frederik van Twickel gebouwde hofkapel/kerk bij het Huis Hengelo, had diverse erven in bezit. De pachtopbrengst van deze erven was bestemd voor het onderhoud van de geestelijken en het gebouw. Mogelijk dat toen al het erf “Konink ten Buren” in het bezit van de kerk was.
In de loop van de 16• eeuw werd de katholieke godsdienst verboden; de Gereformeerde godsdienst werd opgelegd. Veelal gingen eerst de edelen en de rijken over tot de nieuwe godsdienst, niet alleen om het “goede” voorbeeld te geven, maar ook omdat zij het voor het zeggen hadden. Ze vormden namelijk, samen met de 3 Overijsselse steden de regering van Overijssel. Het financiële beheer van de goederen van de kerk in Hengelo zal ongetwijfeld bij de Rentmeester van het Huis Hengelo hebben berust.
Op een boerderij in de gemeente Borne is een aantal jaren geleden bij renovatie, naast oude voorwerpen, ook een aantal oude folianten te voorschijn gekomen. Voor het grootste deel betreffen deze papieren oude notarisaktes van koop- en verkoop, hypotheken, en soms ook huwelijksvoorwaarden en testamenten. Dat de bewoners niet snel te porren zijn om deze papieren door vreemden te laten inzien, laat staan afgeven, ligt voor de hand.
Zelden treft men naast boven aangehaalde papieren op boerderijen ook andere papieren aan. Als het andere dan “huispapieren” zijn, heeft meestal de toenmalige bewoner een of meer openbare of bestuurlijke functies uitgeoefend waarbij hij tevens bewaarder der papieren was.
Toen ik onlangs Oald Hengel van 1990 in de hand kreeg en het artikel getiteld “Het pachtboek van de karke Hengelo” van Dr. Reynders las, schoot mij te binnen dat ik – in elk geval- aantekeningen moest hebben over pachtafdrachten van een boerderij van de kerk Hengelo, uit dit “huisarchief” afkomstig.
Het betreft een boekje van ong. 11 x 17 cm met het nummer 270. Op 7 april 1693 hadden Ridderschap en Steden van Overijssel besloten “Dat de Rentmeesters, aen ieder Debiteur, en principalyck de boeren , in ’t Rentampt horende, sullen versorgen dat ieder een boekien heeft, om daer in te konnen quiteren”, en. dit tegen een. boete van 100 goldguldens (voetnoot RAO Zwolle Toegang 214 nummer 287). Huis Hengelo heeft dit – geen staatsbezit zijnde – ook gedaan en deze boekjes genummerd. Dit (hoge) nummer 270, zal waarschijnlijk niet het aantal objecten die geld opbrachten zijn. Het was mogelijk het volgnummer van stichting of opvolging als het betreffende object aan een andere persoon werd verhuurd. In het bovenomschreven boekje werd jaarlijks de pachtafdracht genoteerd. Of de pachter jaarlijks de gang naar de penningmeester/kerkenraad/rentmeester (van het Huis Hengelo) maakte of dat de ontvanger zich op het erf vervoegde is niet te achterhalen„ Voor’ de hand, ligt dat het laatste het geval zal zijn geweest, omdat hij dan tevens zicht had. op de materiële toestand. waarin het erf zich. bevond. Opmerkelijk is nog dat de pacht volledig in geld moest worden
betaald en niet meer zoals gebruikelijk (gedeeltelijk) in rogge, haver, varkens, kippen.
Het pachtboekje, 1726
Het boekje begint met de pachtbetaling door Rolf de Konynck op Buren over 1726, t.w. fl. 9,18,- (= fl. 9,00 en 18 stuivers) aan Evert Lubberynck. Deze Rolf (Roelof) volgt als pachter Hendrik Raatgerink nu Konink ten Bueren op, die op 16-4-1720 voor het Landgericht te Delden zijn testament had gemaakt. De zich noemende Roelof ten Buren, gehuwd met Zwenne Derkink, maakt op zijn beurt zijn testament op 31-7-1728. Het is best mogelijk dat hij zijn testament onder druk van de verpachter vastlegde, omdat deze een jarenlange verpachting prefereerde. De sterfte was toentertijd hoog en in zo’n testament werden vaak de “rechtsregels” voor erfopvolging vastgelegd.
Zoals reeds gezegd begint het boekje in 1726. De eerste jaren schommelt de pacht rond de fl. 9, – tot fl. 10, -. De eerste jaren tekenen Jan Verbeek en Jan ter Wele voor ontvangst. De handschriften verschillen bijna van jaar tot jaar. In 1741 wordt genoteerd dat Roelof een pachtachterstand heeft van fl. 66,10,8. Sinds dat jaar betaalt hij jaarlijks fl. 21,-. Deze schuld heeft hij dus in 15 jaar “opgebouwd”. Zit in deze fl. 21,- dan ook een gedeelte aflossing? Veel heeft het echter niet geholpen, want Jan Lammers noteert in 1750 een achterstallige pacht van fl. 88, 8, -. Bij het jaar 1760 staat genoteerd: “tot hier to is de pagt in het oude Boek geschreven en wat niew-betaalt wort is verder in Dit Boeken geschreven omdat ik een niew pagtboek gemaek hebbe. twe Bladen verder” . De tweede opvolgende pagina is in een ander handschrift genoteerd, met vermelding van fl. 138,13,8 als pachtschuld. De volgende pagina geeft weer het vertrouwde handschrift met de opmerking: “de beyde posten (pacht fl. 21,- an de karke van Hengelo en schuld fl. 138, 13, 8) in het niewe boek gebragt sijn”.
Tot 1766 tekent Jan Lammers de pachtontvangst af, daarna tot 1769 Hendrik Bussing en vervolgens Andr. Wilmink tot 1777, het jaar waarin C.G. Betger het overneemt. De pachtachterstand loopt echter niet terug, in tegendeel, deze wordt groter en bedraagt bijv. in 1783 fl. 181,7,8, in 1787 fl. 212,3,8. Daarna lopen de schulden weer terug, mede omdat de inmiddels oud geworden Roelof of zijn opvolger (dit is uit de stukken niet op te maken) in 1794 fl. 130,- betaalt (een hypotheekopname?) en hem het restant van fl. 57,4,1 wordt kwijtgescholden. G.J.Kalle, Jan Dijk en later Lahrmann ontvangen de pacht tot en met 1827 (= het “einde” van Huis Hengelo).
Einde Huis Hengelo
Met het eind van Huis Hengelo komt het erf Konink op Buren waarschijnlijk in andere handen. Het boekje blijft bewaard en in 1840 wordt het weer gebruikt. Dan staat genoteerd: “1840 Den 9 Mey bernadus koningen in Woolde De van elf hondert 1840 Voldaan J H Olink”. Is Olink eigenaar geworden? Dan volgt een aantal zeer slecht bijgehouden pagina’s met data en bedragen, welke laatste nogal variëren. Bij de laatste jaren (notities t/m 1892) wordt alleen vermeld “voldaan”.
De boerderij heeft een bovenkamer gehad. Een notitie hierover geeft het pachtboekje. In 1781 staat vermeld: “den 23 may met eene quitansie van Jan Pott van grondsteene voor sijne camer hem toegestaen van De Heer van Boekel op de pagt te betalen fl. 13,?,?. den 10 nov betaald fl. 7,- , – ” w. g. Chr. Goth. Betger. Konink ten Buren kreeg dus de aankoop van Bentheimer zandsteen als fundering voor de aan te bouwen bovenkamer vergoed. Deze bovenkamers werden vanaf ± 1750-1760 in Twente aan de diverse boerderijen gebouwd ter vervanging van het lijftuchthuis (= een kleiner huis op het erf waar de ouders gingen wonen als ze de bedrijfsvoering aan een van hun kinderen hadden overgedaan).
Eveneens in de tweede helft van de 18 eeuw kregen veel Twentse erven een (gedeeltelijke) fundering van Bentheimersteen waardoor tevens vaak de “wanden” plaatsmaakten voor metselwerk van baksteen. Deze “grontstenen” waren dus bestemd voor de aangebouwde bovenkamer. De prijs (zonder vracht) was ong. 3 stuivers per strekkende voet (= ong. 30 cm), zodat de fl. 13,- goed waren voor zo’n 26 m. Was de vrachtprijs hierbij inbegrepen dan zal het aantal meters lengte minder zijn geweest.
Het erf Konink ten Buren in Woelde bestaat nog en wordt nu bewoond door de familie Weernink (Burenweg 85). Het woonhuis inclusief de bovenkamer staat er nog, hoewel ze zijn verbouwd tot bedrijfsgebouw c.q. veestallen. De bovenstaande tekst reeds verwerkt hebbend, kwam ik nog een interessante pagina tegen in de correspondentie van advocaat Racer met Huis Hengelo (in het stadsarchief van Oldenzaal, voetnoot OK 520/142). Het betreft een ongedateerde pagina met vermeldingen van pachten, wasgeld (voor kaarsen), opbrengst van zitplaatsen (alleen van die van vrouwen) en uitgangen van het Huis Hengelo. Ook “koning ten Buren” staat hierop vermeld, met een pacht van fl. 21,-, hetgeen gelijk een vermoedelijke datering mogelijk maakt. Uit het pachtboekje blijkt dat dit bedrag na 1741 betaald diende te worden; ditzelfde bedrag wordt ook nog in 1816 betaald, zodat moeilijk de precieze datering is aan te geven. Het handschrift komt overeen met dat van Kalle in het pachtboek van Koning ten Buren, waarin sinds 1792 Kalle de opbrengst noteert. Het geeft in elk geval een opsomming van “bezittingen” van Huis Hengelo in enig jaar tussen beide jaartallen.
Pachtinkomsten van Huis Hengelo:
Pagt van Bernd Camphorst fl. 34,10, –
Koning ten Buren fl. 21,- –
Gert Dekker fl. 28,- –
•Gert in het Nieuwe fl. 15,- –
Groot Buuren fl. 4,10,-
Wasgeld van Arend Brok fl. -,12,-
Holtmate fl. -,12,-
Nijhuis in Driene fl. 1,16,-
Erve Berfflo Zitplaatsen in de kerke
van 29 vrouwen plaatsen à 15 st. fl. 21,15,
Sa dus fl. 128,7, –
Inkomsten van de kerk:
Den uitgang uit het Huis Huis Hengelo fl. 32, – ,
Pagt van Lucas Bergerink fl. 50, –
Jan Nieland fl. 50, – ,
Bernd Bergerink fl. 6,10,
Gert in ’t nieuwe fl. 14,
Herm Borgerink fl. 4,-
Bernd Pallast fl. 4, –
Hendr. Pallast fl. 15, 5,
Gert Groothuis fl. 6,10,
Jan Nieland fl. 7,15,
Egbert Nijhof fl. 7, –
de mennonieten Gemeente alhier fl. 2,10,
Intersest van fl. 300, –
door wed. Grades Wilmink fl. 9,
à 3 % van fL. 300 , – door
(nog invullen van copie) fl. 9,
G.A.B. Nijhuis
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 1995-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)